Voor hoeveel inspirerende leiders heb ik gewerkt? Die vraag kwam bij me op bij het lezen over leiderschap in een complexe omgeving. Ik loop inmiddels 32 jaar rond in de wereld van wetenschap, veiligheid en rechtshandhaving. In die tijd werkte ik voor meer dan twintig managers, maar slechts een handvol leiders. Geen vrouwen helaas; die waren er nog amper op strategisch niveau.
De eerste was mijn veeleisende promotor – ooit vertrokken bij de politie – die het beste uit me haalde en me leerde te focussen. De tweede begon een onderzoeksbureau toen hij bij de politie zijn ei niet kwijt kon, en gaf me teamverantwoordelijkheid. De derde kreeg als korpschef een kleine regio toebedeeld omdat hij eigenwijs en onconventioneel was. Hij leerde me schuin oversteken. Ook die vertrok om in de buitenwereld wonderen te verrichten. Later werkte ik voor een knorrige procureur-generaal, die me liet zien hoe je in Den Haag integer blijft en respect afdwingt. Vier eigenzinnige inspirators hebben mij gevormd. Hoe zeldzaam zulk inspirerend strategisch leiderschap is, blijkt uit twee recente biografieën. Hoogleraar en oud-inlichtingenman Paul Abels portretteert in Spionkoppen elf naoorlogse hoofden van Nederlands civiele geheime dienst. De Binnenlandse Veiligheidsdienst werd vanaf de oprichting in 1949 geleid door autoritaire communistenjagers. Oprichter Louis Einthoven, oud-hoofdcommissaris van Rotterdam, stelde in de oorlog de Duitse bezetter tevreden door joden te weren uit de Nederlandse Unie. Hij wist in september 1944 naar bevrijd Brabant te vluchten, wees koningin Wilhelmina en Prins Bernard op de zwakte van het parlementaire systeem en stelde een nieuwe bewindsvorm voor die de majesteit absolute bevoegdheden zou geven.
Zo ver kwam het niet, maar Einthoven leidde wel als ‘de Nederlandse J. Edgar Hoover’ de BVD tot 1961 met strakke hand. Terwijl Nederland in de drie decennia daarna sterk veranderde, bleef de Dienst onder kleurloze spionnenbazen een introverte en verkalkte organisatie. Pas met het aantreden van Arthur Docters van Leeuwen in 1989 stak er een nieuwe wind op en begon de Dienst zich op ‘belangendragers’ te oriënteren.
Docters introduceerde projectmatig werken, publieke jaarverslagen en het gebruik van open bronnen. Na zijn vertrek staken oude reflexen echter weer de kop op. Pas onder het leiderschap van oud-korpschef Sybrand van Hulst moderniseerde de tot AIVD omgedoopte geheime dienst, waarna de anti-intellectualistische Gerard Bouman de focus weer naar uitvoerend ‘straatwerk’ verlegde. Hopelijk weet Erik Akerboom er een toekomstbestendige organisatie van te maken. Docters van Leeuwen overleed op 14 augustus 2020, kort voor het verschijnen van zijn openhartige memoires Een spoor van vernieuwing. Als PG bepleitte hij binnenskamers een liberaal softdrugsbeleid. In zijn functioneren op Binnenlandse Zaken, bij het OM en de AIVD toonde hij zich een strategisch leider met intellectueel overwicht, die vooruitstrevende medewerkers ruimte bood en promotiekansen gaf. Een groot verschil met de huidige politieorganisatie, waar de starre LFNP-matrix creatief en flexibel personeelsbeleid belemmert.
Voor ambitieuze politiemedewerkers is doorontwikkeling naar een ander werkveld lastig; van BOA nog executief worden is haast onmogelijk. Veel hoger opgeleiden komen op een OS-A plek, maar doorgroeien naar een hogere OS-functie is maar voor weinigen weggelegd. Recherchekundigen moeten voor een beter salaris doorgaans het management in. Als de politie echt wil doorontwikkelen naar een HBO/ WO organisatie moet er voor basisfuncties betere betaling en doorgroeiruimte komen. De beste en meest vooruitstrevende politiecollega’s worden gefnuikt in hun ambities en vertrekken, want echte veranderaars hebben geen zitvlees. Pas wanneer de strategische top zich inhoudelijk verbindt met de hoogopgeleide generatie ontstaat er kans op wezenlijke vernieuwing en inspirerend leiderschap.
Reageren? p.p.h.m.klerks@om.nl
Geef een reactie