Voor zijn boek over drugscriminaliteit in Antwerpen sprak Teun Voeten met meer dan honderd spelers in de drugswereld. Daarbij viel op dat sociaaleconomische uitsluiting, vaak genoemd door beleidsmakers, door de daders zelf zelden als motivatie wordt genoemd. Wat beweegt hen wel?
De vraag waarom sommige mensen juist wel, en anderen niet in de drugscriminaliteit gaan, is een complexe kwestie waar sociologen en beleidsmakers zich het hoofd over blijven breken. Aan de andere kant is het voor de participanten, de dealers dus, vaak de meest vanzelfsprekende zaak van de wereld. In het vierde hoofdstuk van mijn boek, getiteld ‘Stemmen uit het veld’ laat ik de participanten zelf aan het woord.
In mijn studie over het drugsgeweld in Mexico keek ik naar de motivaties van mensen om zich aan te sluiten bij een gewapende en/of criminele groep. Ik maakte een interculturele vergelijking tussen WestAfrikaanse kindsoldaten, Amerikaanse bendeleden, Jihadisten en Mexicaanse huurmoordenaars. Op het eerste gezicht lijkt de overeenkomst met Antwerpse dealers ver weg, toch zijn er dezelfde wetmatigheden te ontdekken. Grofweg zijn er de volgende clusters van motivaties en beweegredenen te onderscheiden: de aanwezigheid van oorlog; armoede en sociaaleconomische uitsluiting; opleiding en werk; familie en vrienden; politiek en religie; adolescentie; cultuur en traditie; psychologie en groepsdruk. Dit is een vrij summiere lijst, maar deze redenen zien we ook terugkomen bij de Antwerpse actoren.
Netwerken
Het is ten eerste belangrijk om een onderscheid te maken tussen de verschillende echelons. In tegenstelling tot kleine gangs, zijn drugsorganisaties en criminele groepen geen homogene, monolithische groepen van mensen met een gelijkaardige herkomst, maar netwerken van mensen met verschillende achtergronden en capaciteiten die naar gelang daarvan ook verschillende functies bekleden en taken uitvoeren.
In de wietkweek, de synthetische drugsindustrie maar ook in de cokehandel kan men een onderscheid maken tussen het leiderschap, het middenkader en als laatste de voetsoldaten en onderknuppels. Die laatsten zijn bijvoorbeeld de kleine straatdealers en koeriers. Een schrijnend voorbeeld zijn de drie jongens uit Eindhoven die in februari 2019 in een drugslab in Eksel werkten als ‘hulpkok’ en omkwamen door giftige dampen. In de cocaïneimporterende sector zijn er opzetters, uithalers, kleine dealers, financiers, dispatchers, planners, overheidsfunctionarissen en dokwerkers betrokken. Natuurlijk is er ook een hele faciliterende branche om de drugscriminaliteit heen ontstaan, zoals boekhouders, bankiers, notarissen en ook bepaalde louche advocaten. Al deze verschillende medewerkers hebben verschillende achtergronden, startposities en motivaties maar ook verschillende manieren waarop ze met criminele opportuniteiten in aanraking komen. Die diversiteit wordt vaak onderschat.
Meerdere motivaties
Ten tweede is het belangrijk te realiseren dat actoren meerdere motivaties tegelijkertijd kunnen hebben, die ook veranderen in de loop der tijd. Er valt een onderscheid te maken tussen initiële, primaire en secundaire motivaties, die elkaar uiteindelijk beïnvloeden en niet meer duidelijk analytisch te onderscheiden zijn. De initiële motivatie is de reden waarom iemand in de eerste plaats in de business stapt. Dit kan heel banaal zijn, bijvoorbeeld gewoon even een broer of vriend meehelpen. De participant merkt dat zijn werk en inkomsten status en respect opleveren. Dit kan vervolgens de hoofdmotivatie worden om door te blijven gaan. Een secundaire motivatie is dan dat on top of that het werk ook nog leuk, afwisselend en spannend is. Daarbovenop wil de participant zijn broer of vriend ook niet teleurstellen en ontwikkelt een stuk loyaliteit. Uiteindelijk heeft hij verschillende motivaties tegelijkertijd.
Keuzevrijheid
Ten derde moeten we een onderscheid maken tussen structurele, sociaaleconomische omgevingsfactoren en individuele, psychologische factoren. Daarbovenop komen ook nog eens culturele factoren. De nadruk van de onderzoeker wordt hier erg bepaald door zijn politieke oriëntatie. Het is in feite een variatie op het debat over genotype versus fenotype, vrije wil versus gedetermineerdheid, nature versus nurture. Om kort door de bocht te gaan wordt in progressieve kringen vaak de nadruk gelegd op sociaaleconomische uitsluiting, achterstelling, gebrek aan kansen, discriminatie en armoede. In dit discours wordt de passieve slachtofferrol benadrukt. In conservatieve kringen wordt keuzevrijheid en verantwoordelijkheid benadrukt en wordt de delinquent als actieve dader gezien. Veel wetenschappers spinnen boven de hoofden van hun onderzoeksobjecten theorieën uit, zonder hen rechtstreeks te bevragen. Voor mijn onderzoek sprak ik met 25 gedetineerden in de gevangenis van Antwerpen en Beveren en het was opvallend dat niet één de factor armoede noemde. Integendeel, velen verwezen zelfs naar de vele kansen die ze hadden gekregen in de legale bovenwereld, maar die ze nooit hadden gepakt.
De gedetineerden die ik sprak zijn natuurlijk niet representatief voor de hele criminele onderklasse. Het feit alleen al dat ze een onderzoeker te woord willen staan, betekent dat ze bereid zijn een dialoog aan te gaan en openstaan voor buitenstaanders en over hun eigen rol willen nadenken. Toch geven deze mensen wel een significante illustratie. Ook van de zeven Mexicaanse huurmoordenaars die ik samen met filmmaker Maaike Engels interviewde in 2017 verwees niemand naar armoede als reden om in het vak te gaan. In dit verband is een net uitgekomen studie van de Mexicaanse onderzoekster Karina GarcíaReyes relevant. Zij vroeg 33 narcos uitgebreid naar hun beweegredenen. De meesten verwezen niet naar armoede, werkloosheid of gebrek aan kansen om in de drugswereld te gaan.
In de sociale wetenschappen bestaat inmiddels een ruime gedeelde consensus, onder andere bij onderzoekers als Frank Bovenkerk, Francisco Thoumi, Jorge Balderas, Wim Savenije en Elija Anderson, dat armoede weliswaar een belangrijke cofactor is in het ontstaan van criminaliteit, maar niet de allesbepalende determinerende factor. Omgevingsfactoren spelen zeker een rol, maar binnen dezelfde sociaal economische context hebben mensen keuzevrijheid en zijn ze niet als wilsonbekwame wezens gedetermineerd tot een leven van misdaad.
Vier paden
Om het probleem van de drugscriminaliteit aan te pakken is het essentieel om deze handelingskracht, ook wel agency genoemd, te onderkennen. Agency is de sociologische term die uitdrukt dat mensen geen willoze speelballen zijn op de golven van het lot en de omstandigheden, maar ook behept zijn met een vrije wil en een mate van autonomie en keuzevrijheid. Er zijn jongeren die de verleidingen van de misdaad weerstaan. Onder anderen onderzoekster Sheila Adjiembaks noemt hen resisters.
Ook Elijah Anderson en Wim Savenije, die criminaliteit in de Amerikaanse binnensteden en de gangs (maras) in El Salvador onderzochten, komen tot de conclusie dat mensen in gelijkaardige situaties – sociaaleconomische achterstandswijken – kunnen kiezen voor een street strategy of decent strategy. Savenije spreekt over vier paden: de fatsoenlijke, de politieke, de opstandige en de vijandige oriëntatie.
Met andere woorden, er is meer dan misdaad. Jongeren kunnen ook kiezen om een studie te volgen, een vak leren en te werken, een carrière in sport of cultuur te ambiëren of om politiek activist te worden. Ze kunnen de maatschappij en haar waarden ook verwerpen en zich afsluiten, isoleren en terugtrekken, hetzij als individu, hetzij als groep in een subcultuur. Een andere mogelijkheid is weliswaar niet de waarden (status en rijkdom) verwerpen, maar wel de manier waarop deze waarden normaal bereikt worden door een ‘buitenmaatschappelijke short cut’ te nemen, wat neerkomt op misdaad.
De mensen met een conservatieve politieke oriëntatie leggen de nadruk op de vrije wil van de participanten en zullen beweren dat “waar een wil is, altijd een weg is”, ook al zijn de omstandigheden pittig. Conservatieven argumenteren dat de nadruk van het progressieve discours op sociale omstandigheden in feite een verkapt paternalisme is dat een slachtofferrol oplegt aan verschoppelingen. Zij gaan dan op hun beurt deze slachtofferrol internaliseren, cultiveren en uiteindelijk exploiteren. De Amerikaanse filosoof John McWhorter, een zwarte academicus die erg kritisch is over de AfroAmerikaanse gemeenschap, noemt dit the cult of victimology en introduceert de term ‘zelfsabotage’. Onderzoeksjournalist Paul Anderson Toussaint citeert een jongerenwerker die zegt dat 90 procent van zijn problematische ‘cliënten’ graag in de slachtofferrol kruipt.
Ambivalente tussenpositie
Vrijwel iedereen die ik sprak en die beroepshalve met drugsdelinquenten te maken had, van politie tot hulpverlener en van academicus tot magistraat, nam een gematigde middenpositie in deze discussie in. De discussie zou eigenlijk een gepasseerd station moeten zijn, maar laait telkens weer op wanneer jongeren uit de sociaaleconomische onderklasse, vaak met een migratie achtergrond, betrokken zijn bij gewelddadige rellen die soms uitlopen op plunderingen. Veel politici en opiniemakers legden de oorzaak voor de opstootjes bij sociaaleconomische uitsluiting. Op sociale media werd het gedrag zelfs goedgepraat als een begrijpelijke uitlaatklep van een buitengesloten klasse. Sociologe Marion van San zegt het vrij duidelijk: “Verklaringsmodellen die op basis van vele onderzoeken als achterhaald kunnen worden beschouwd, hebben in België nog steeds de overhand.” In Nederland is het vaak niet veel anders.
Zelf ben ik ervan overtuigd, vooral na alle gesprekken met zij die wél en zij die juist níet voor het ‘boevenpad’ kozen, dat de enige realistische en productieve houding een ambivalente tussenpositie is. Met ambivalent bedoel ik dat een onderzoeker alle perspectieven moet openhouden en niet vanuit een ideologische vernauwing slechts óf naar environment óf naar agency kijkt als exclusief verklarende factor voor misdaad. Hoe meer elementen en gezichtspunten meegaan in een analyse, hoe dieper en genuanceerder deze is.
Tweerichtingverkeer
Een omgeving waarin mensen een sociaaleconomische achterstand en achterstelling hebben, is inderdaad een voedingsbodem voor criminaliteit. Deze stelt de parameters vast waarbinnen een grotere waarschijnlijkheid ontstaat voor bepaald gedrag. Maar dit is nooit de alles determinerende factor. Mensen kunnen ook keuzes maken. ‘Achterstand’ en ‘achterstelling’ zijn trouwens tricky begrippen: achterstand is een vaststelling dat men in een bepaalde positie verkeert, achterstelling suggereert dat deze positie ook actief veroorzaakt is door externe structuren of mensen. In dit verband is de term zelfuitsluiting ook interessant: Door bepaald onaangepast gedrag te vertonen, sluit men al bepaalde deuren. Uitsluiting en achterstelling is tweerichtingsverkeer, een wisselwerking die van twee kanten komt. Frank Bovenkerk stelt heel duidelijk: uitsluiting veroorzaakt criminaliteit, maar evengoed veroorzaakt criminaliteit uitsluiting.
Culturele factoren spelen zeer zeker ook een rol. Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen de grotere, overkoepelende cultuur waarvan men deel uitmaakt en ook een product van is, en de kleinere subcultuur die men actief opzoekt maar ook schept. De macroculturele aspecten liggen meer in het domein van het collectieve, de groep en de maatschappij. De microcultuur uit zich meer op het individuele vlak, maar natuurlijk zijn de grenzen niet duidelijk af te bakenen en is er een grote interactie. In veel studies worden individuele en collectieve psychologische factoren onderbelicht, die mijns inziens een rol spelen. Den aan zaken als zelfrespect, karaktersterkte en ruggengraat, sense of belonging, nestgeur, groepsdruk, peer pressure, en zichzelf bewijzen. In zijn studie over de burgeroorlog in Sierra Leone benadrukt onderzoeker Kieran Mitton hoe emoties als oorzaken van agressief en crimineel gedrag vaak onderbelicht worden: Een reden hiervoor is dat emoties vaak efemere begrippen zijn die moeilijk te kwantificeren zijn. Ook hedonistische motivaties worden vaak niet onderkend. De lokroep van het snelle geld, de spanning en kicks, het vrije ondernemerschap ze vormen, zoals veel delinquenten me vertelden, belangrijke drijfveren om in de wereld van het dealen te gaan.
Teun Voeten (2020), Drugs. Antwerpen in de greep van de Nederlandse syndicaten, uitgeverij Van Halewijck, Antwerpen.
Geef een reactie