In dit artikel beschrijven wij hoe in 2017 tot sluiting van de camping werd gekomen. Opschaling naar GRIP-4 was daarbij niet voorzien, maar bleek wel een uitkomst om het verschil te maken. Voordat we op de waarde van GRIP-4 in deze casus ingaan, schetsen we de situatie op de camping en de aanleiding tot opschaling.
In Rijsbergen, net ten zuiden van Breda, ligt camping Fort Oranje. De camping was een verzamelplaats van criminele praktijken en belastingontduiking en daarom velen al jaren een doorn in het oog. Een groot deel van de bewoners verkeerde in bijzonder slechte leefomstandigheden en leefde in schrijnende armoede. De eigenaar annex beheerder was bij politie en bestuurders geen onbekende. De voormalig ‘huisjesmelker’ de heer Engel werd in 2007 door gemeente Rotterdam voor ruim 13 miljoen euro afgekocht, op voorwaarde dat hij uit de gemeente zou vertrekken. Een deel van dat geld investeerde hij vervolgens in de aankoop van Fort Oranje.
Leefomstandigheden op Fort Oranje
In 2014 heeft de GGD West-Brabant de leefsituatie van een deel van de permanente bewoners van de camping in beeld gebracht. De resultaten van het onderzoek zijn schokkend: 85 procent leeft volgens de GGD onder de armoedegrens; veel bewoners hebben permanent schulden. Sommigen zijn zwakbegaafd of kampen met psychische aandoeningen. Voor de bewoners is de camping een laatste vluchtplaats, bijvoorbeeld omdat ze hun huis zijn uitgezet. Wietteelt en prostitutie vormen niet zelden een alternatieve bron van inkomsten. Daarbij kennen veel gezinnen op de camping een opeenstapeling van problemen: vervuiling, medische en financiële problemen. Kinderen groeien op onder wat de GGD ‘erbarmelijke omstandigheden’ noemt. Ook het campingterrein zelf is zwaar verloederd en vervuild. De GGD schat in 2014 dat een derde van de 600 caravans in zo’n slecht staat is, dat ze onbewoonbaar zijn.
Naar aanleiding van deze uitkomsten worden verschillende vervolgacties opgezet, onder andere om de meest kwetsbare bewoners op te vangen en om mensen naar zorg en huisvesting toe te leiden. Ook wordt er een werkgroep opgezet om de leefomgeving te verbeteren.
Begin 2017 doet de GGD op verzoek van de gemeente Zundert aanvullend onderzoek waarbij de leefomstandigheden per caravan en de leefomgeving op Fort Oranje in kaart worden gebracht. Bovendien geeft gemeente Zundert opdracht om direct in te grijpen bij alle levensbedreigende situaties, in het bijzonder waar het kinderen betreft. De conclusie in een notendop: er is weinig verbeterd ten opzichte van 2014, ook al is een aantal individuele bewoners geholpen en de eindconclusie van het GGD-rapport laat geen twijfel bestaan: ‘GGD West-Brabant vindt het schokkend en onaanvaardbaar dat mensen in Nederland in deze erbarmelijke omstandigheden leven.’
Een problematische camping
Gemeente Zundert, waar Fort Oranje onder valt, probeerde al jaren, in samenwerking met onder andere de politie en GGD, iets aan de situatie op de camping te doen. Het was echter steeds tevergeefs. Integrale handhavingsacties hadden geen structureel effect op de problemen en misstanden; pogingen om de camping tot sluiting te dwingen, strandden keer op keer. Zowel brandonveilige situaties als de aanwezigheid van asbest en andere schadelijke stoffen bleken onvoldoende om de eigenaar te dwingen de camping te sluiten. In de zomer van 2017 heeft gemeente Zundert opnieuw, na maanden voorbereiding, een omvangrijk dossier opgebouwd om sluiting van de camping te rechtvaardigen. Op een persconferentie op 9 juni kondigt burgemeester Poppe-de Looff aan dat Fort Oranje zal worden gesloten. Ook een politiechef en de directeur van de GGD lichten de situatie toe. Het plan is om begin september (wanneer recreanten en veel arbeidsmigranten het terrein hebben verlaten) met het herhuisvesten van de vaste bewoners te beginnen.
De periode tussen 9 juni en begin september is nodig om bewoners en de beheerder van de camping de gelegenheid te geven eventueel tegen het voornemen tot sluiting bezwaar te maken. De beheerder, de heer Engel, besluit echter niet af te wachten en kondigt op 22 juni onverwacht aan de camping zelf te zullen sluiten en alle bewoners per 3 juli op straat te zetten. Vanwege deze dreigende ‘sociale calamiteit’ besluit de voorzitter van Veiligheidsregio Midden- en West- Brabant nog dezelfde dag om op te schalen naar GRIP-4. Het beheer van de camping wordt de volgende dag overgenomen door gemeente Zundert, daarbij ondersteund door de veiligheidsregio. De afspraak is ook dat de burgemeester van Zundert het bestuurlijke boegbeeld blijft.
Uiteindelijk duurt de GRIP-4-situatie drie weken. Op 13 juli wordt binnen de regio afgeschaald naar GRIP-3 waarbij Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant een coordinerende en faciliterende rol blijft vervullen. Het duurt nog maanden voordat alle bewoners van de camping elders onderdak hebben gevonden. Pas begin 2018 is helemaal afgeschaald. Alvorens de vraag te beantwoorden of GRIP-4 hier nu passend was, gaan we eerst uitgebreider in op de hectiek van 22 en 23 juni 2017.
De hectiek van 22 en 23 juni 2017
Nadat Engel zijn besluit wereldkundig heeft gemaakt, begint hij direct met het gedeeltelijk afsluiten van nutsvoorzieningen. Het zet zijn bericht dat het hem menens is kracht bij. Op de camping hangt hij briefjes op waarin hij laat weten dat bewoners een week de tijd hebben om hun spullen te pakken. Hij raadt ze aan contact te leggen met de gemeentelijke projectleider herhuisvesting.
Het nieuws dat Engel al op korte termijn Fort Oranje wil sluiten, bereikt ook anderen. Op het gemeentehuis van Zundert vindt er om 9.30 uur een eerste crisisberaad plaats hoe om te gaan met deze onverwachte situatie. De politie is aanwezig bij het gemeentehuis vanwege de verwachte toeloop van campingbewoners. Ook vertegenwoordigers van zorginstellingen, de projectleider herhuisvesting en de wijkagent van Fort Oranje komen naar het gemeentehuis. Ze besluiten met een kleine groep naar de camping te gaan om daar te de-escaleren. De politie en zorgpartners lukt het niet om te verhinderen dat campingbewoners naar het gemeentehuis vertrekken. Daar hebben zich ook journalisten verzameld. Tegelijkertijd melden verschillende media zich bij de camping om verslag te doen.
Veiligheidsregio
Terwijl in Zundert de gemoederen hoog oplopen, vindt er diezelfde ochtend in Tilburg een al eerder geplande bijeenkomst plaats van het Dagelijks Bestuur van Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Aansluitend staat een bijeenkomst van de klankbordgroep ‘Fort Oranje’ gepland, waar onder meer zal worden gesproken over een plan voor herhuisvesting van campingbewoners. Vanwege de ontstane crisis in haar gemeente meldt de burgemeester van Zundert zich af voor dit overleg. Daarmee wordt ook voor de aanwezige bestuurders de bijzondere situatie in Zundert duidelijk.
Tijdens het overleg van de klankbordgroep stelt de voorzitter van de veiligheidsregio, burgemeester Noordanus van Tilburg, voor om op te schalen naar GRIP-4. Om omstreeks 11.00 uur vindt er een conference call plaats met de burgemeester van Zundert, waarin burgemeester Noor danus zijn overwegingen aan burgemeester Poppe-De Looff voorlegt: opschaling naar GRIP-4, een overname van het beheer van de camping door gemeente Zundert. Vervolgens wordt er die middag in korte tijd een aantal besluiten genomen die zichtbaar maken dat de veiligheidsregio een grote rol gaat spelen. Een eerste vraagstuk is wat er gedaan moet worden met de onrust op de camping. Besloten wordt dat de burgemeester van Zundert persoonlijk naar de camping gaat, ondanks de emoties die daar leven. Communicatieadviseurs stellen in samenspraak met de burgemeester een statement op, waarna de burgemeester met politiebegeleiding naar de camping vertrekt.
ROT
In Tilburg worden ondertussen de voorbereidingen getroffen voor de eerste bijeenkomst van het regionaal operationeel team (ROT). Veel betrokkenen beseffen dat het een bijzondere opschaling betreft. Er is geen sprake van een klassieke ramp in fysieke zin; geen overstroming, grote brand of stroomstoring, maar wel van wat ‘een dreigende sociale calamiteit’ genoemd kan worden.
Om de media geen kans te geven lucht te krijgen van het besluit, vindt de opschaling ‘stil’ plaats. Dit betekent dat medewerkers van de hulpdiensten niet via hun pagers gealarmeerd worden, maar via de telefoon te horen krijgen over de opschaling naar GRIP-4. De calamiteitencoordinator van de meldkamer belt vanaf 13.00 uur een groot aantal mensen, onder wie functionarissen van de politie, brandweer, GHOR en een liaison van Defensie. Daarnaast wordt een aantal ‘ongebruikelijke’ deelnemers uitgenodigd voor het eerste ROT-overleg dat om 14.00 uur plaatsvindt. Het ROT heeft dan de opdracht om een aantal scenario’s uit te werken: een scenario voor noodopvang als de camping toch acuut gesloten moet worden, het scenario dat de gemeente het beheer overneemt en een scenario waarin de veiligheidsregio tijdelijk het beheer overneemt en uiteindelijk overdraagt aan de gemeente.
In de loop van die middag vinden meerdere bijeenkomsten van het ROT plaats. Feitelijk richt alle aandacht zich dan al op het scenario dat het beheer van de camping zal worden overgenomen. Zorgvertegenwoordigers werken hun plannen uit voor het in kaart brengen van de bewoners. In Zundert wordt intussen een taakorganisatie Crisiscommunicatie ingericht bestaande uit communicatieadviseurs van de gemeente en de veiligheidsregio en een omgevingsanalist. Al snel blijkt dat bewoners van de camping graag willen weten waar ze aan toe zijn. Ook de toegestroomde pers heeft verschillende vragen over de gebeurtenissen. Om 16.30 uur vindt in Tilburg de eerste bijeenkomst van het regionaal beleidsteam (RBT) plaats. Tijdens die bijeenkomst wordt het besluit bekrachtigd dat het beheer over de camping de volgende dag (23 juli) zal worden overgenomen.
De volgende dag zijn de leden van het ROT vanaf 10.00 uur weer bijeen. De politie heeft dan inmiddels een Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden (SGBO) bijeen geroepen. Om 12.00 uur vindt er een tweede bijeenkomst van het RBT plaats. Op basis van de plannen van aanpak zoals die door het ROT zijn opgesteld, zal gemeente Zundert die middag om 15.00 uur het beheer van de camping overnemen. De heer Engel en een aantal van zijn vertrouwelingen wordt een gebiedsverbod opgelegd, omdat zij een opruiende rol hebben. Zij krijgen een kwartier de tijd om hun spullen te pakken en te vertrekken.
GRIP-4: een logische stap?
Natuurlijk kan formeel-juridisch worden betwijfeld of opschaling naar GRIP-4 hier in de rede lag. Kon datgene wat zich in Zundert voordeed wel als een ramp of crisis bestempeld worden? Van een ramp (een situatie van acute fysieke onveiligheid) was hier geen sprake, dus zou het begrip crisis van toepassing moeten zijn. Crises behelzen – strikt genomen – situaties waarin een vitaal belang van de samenleving wordt (of dreigt te worden) aangetast. Maar was daar nu in deze casus sprake van? Er werden belangen geschaad, zeker die van de bewoners op de camping. Maar was de situatie nu opeens zo nijpend?
In de evaluatie GRIP-4 bij Fort Oranje stelden wij de vraag in hoeverre het logisch en verstandig was dat er langs de lijnen van het ramp- en crisismanagement werd opgeschaald naar GRIP-4. Wat waren de redenen om van deze ‘noodstructuur’ gebruik te maken?
Wat is GRIP-4?
In de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) wordt een bijzondere rol aan de voorzitter van de veiligheidsregio toegedicht. Zo wordt in artikel 39 gesteld dat in het geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de voorzitter van de veiligheidsregio bij uitsluiting bevoegd is toepassing te geven aan ‘het opperbevel’ ten behoeve van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de betrokken gemeente(n). De voorzitter van de veiligheidsregio roept in dat geval een regionaal beleidsteam bijeen dat bestaat uit ‘de burgemeesters van de gemeenten die betrokken zijn of dreigen te worden betrokken bij de ramp of crisis’, alsmede uit de hoofdofficier van justitie. In de praktijk noemen wij dit ‘opschaling naar GRIP-4’. Het is goed zich te realiseren dat in de Wvr niet wordt gesproken over GRIP-4 maar over het bijeenroepen van een regionaal beleidsteam. Op dat moment gaan van rechtswege de bestuurlijke bevoegdheden – voor wat betreft de rampenbestrijding en crisisbeheersing – over naar de voorzitter van de veiligheidsregio. Het is de aanvang van een gewijzigde situatie waarmee de onderlinge bestuurlijke bevoegdheden veranderen. Het begrip ‘van meer dan plaatselijke betekenis’ is daarbij van belang, hetgeen niet hetzelfde is als ‘gemeentegrensoverschrijdend’. De gebeurtenis kan beperkt blijven tot één gemeente, maar de impact van de gebeurtenis en de eventuele maatregelen die genomen (moeten) worden, overstijgen als zodanig de grenzen van die betreffende gemeente. Het is uiteindelijk een bestuurlijk oordeel, en niet de feitelijke omvang of schaal van de gebeurtenis als zodanig, die bepalend is voor bestuurlijke opschaling.
Kern van een dergelijke situatie is dus dat de bevoegdheden die betrekking hebben op de rampenbestrijding en crisisbeheersing overgaan naar de voorzitter van de veiligheidsregio. De uitoefening van ‘normale’ bevoegdheden van een burgemeester in relatie tot lokale verstoringen en ongevallen bijvoorbeeld, blijft in stand (maar wordt wel afgestemd met de voorzitter van de veiligheidsregio). Belangrijk is ten slotte nog te vermelden dat een RBT geen besluitvormend orgaan is (er wordt niet bij meerderheid gestemd), maar een raadplegend gremium ten behoeve van de (eenhoofdige) leiding van de voorzitter. In de Bestuurlijke Netwerkkaarten wordt een en ander duidelijk uitgelegd.
Argumenten voor opschaling naar GRIP-4
Op basis van verslagen en de gesprekken die wij hebben gevoerd, menen wij dat in de casus Fort Oranje een ongebruikelijke, maar niet onlogische weg is ingeslagen. De opschaling naar GRIP-4 droeg ertoe bij dat het proces dat de gemeente met anderen in gang had gezet – de camping ontruimen en de bewoners elders onderbrengen – redelijk succesvol kon verlopen.
1. De acute situatie
Zonder meer was de acute situatie van die betreffende dag een dominante reden om op te schalen. Er was door de beslissing van de beheerder van de camping plotseling een nieuwe en feitelijk acuut bedreigende situatie ontstaan. De bewoners van de camping zouden opeens op straat komen te staan en het was ondenkbaar dat zij allemaal op stel en sprong voor zichzelf een alternatief onderkomen zouden vinden. Voor de gemeente, de GGD en anderen was duidelijk dat niet al binnen enkele dagen aan al die honderden mensen een slaapplaats en een adequate (tijdelijke) oplossing zou kunnen worden geboden. Dat betekende dat de camping niet zo plotseling kon worden gesloten. Daarom werd besloten per direct het beheer van de camping over te nemen en moest ervoor worden gezorgd dat de beheerder op afstand van de camping zou komen te staan.
2. De bovenlokale problematiek
Met de overname van het beheer kwam sluiting van Fort Oranje opeens eerder in zicht dan de planning was. Daarmee dienden zich terstond problemen aan die feitelijk te groot waren voor gemeente Zundert om alleen op te lossen. Bovendien waren die problemen deels ook bovenlokaal ontstaan. Dat de voorheen viersterrencamping een zogenoemd ‘afvoerputje’ was geworden, viel immers de gemeente niet direct te verwijten. Het wanbeheer van Fort Oranje was daar primair debet aan. Tegelijkertijd verleende de beheerder wel onderdak aan diegenen die elders waren afgewezen. Het was de regio, en zelfs meer dan alleen de eigen regio, die medeverantwoordelijk was voor het feit dat op Fort Oranje zich een gemeenschap van kansarmen en criminelen had genesteld. Hoewel er waarschijnlijk weinig ideele (maar vooral financiele) motieven aan het handelen van Engel ten grondslag lagen, bood de camping een laatste ‘resort’ voor mensen voor wie in veel gemeenten geen plaats meer was. De oorsprong van het probleem was bovenlokaal van aard; ook bij de oplossing van het probleem paste een dergelijk schaalniveau. Alleen al de opvang van vele honderden mensen vergde de hulp en ondersteuning van andere gemeenten en organisaties.
3. Bestuurlijke slagkracht
Om tot sluiting van Fort Oranje te komen, kwam al een aantal maanden met enige regelmaat een bestuurlijke klankbordgroep ‘Fort Oranje’ bijeen (met onder andere de burgemeesters van Zundert, Breda en Tilburg, de eenheidschef van politie-eenheid Zeeland-West-Brabant en de directeur van de GGD). Sluiting vergde een stevige juridische onderbouwing en een herhuisvestingsplan. In zekere zin was deze klankbordgroep al een eerste opmaat naar GRIP-4 of in ieder geval naar een bovenlokale aanpak.
Door nu te spreken van een RBT werd de betrokkenheid van die anderen geformaliseerd en daarmee een duidelijk signaal afgegeven dat Zundert er niet alleen voor stond. De omvang en aard van de problematiek – zo waren de betrokkenen het wel eens – oversteeg de polsstok van de gemeente en daarmee ook die van de burgemeester van Zundert. Acute beslissingen waarmee ook substantiele bedragen waren gemoeid, overschreden duidelijk de financiele reikwijdte van de gemeente. In de eerst komende dagen en weken zou het nodige geld gegenereerd moeten worden om op een enigszins zorgvuldige wijze de uitplaatsing van al die bewoners te begeleiden en te regelen.
Een van de belangrijkste daden van de bestuurlijke klankbordgroep was dan ook dat in Den Haag een bijdrage van het Rijk (5 miljoen euro) werd opgehaald. Daarnaast bood de bestuurlijke opschaling de mogelijkheid om inzet van anderen te generen. Gemeente Zundert zou bijvoorbeeld zelf veel minder snel extra politie-inzet hebben kunnen realiseren dan dat nu via de ‘regioburgemeester’ geschiedde.
4. Operationele slagkracht
Naast bestuurlijke slagkracht betekende de opschaling ook vooral operationele slagkracht. GRIP-situaties – en zeker GRIP-3 en hoger – zijn vrij bijzondere situaties, die alleen al daarom bij hulpdiensten een hoog commitment oproepen. Als het GRIP is, laat je als hulpdienst al het andere waarmee je op dat moment bezig bent vallen en weet je dat die situatie de hoogste prioriteit vraagt. Hoewel in het kader van de beoogde ontruiming al menskracht vanuit Tilburg en Breda beschikbaar was gesteld, kwam met de opschaling opeens nog meer capaciteit vrij.
Na de Moerdijk-brand (2011) is Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant stevig gegroeid en daar plukte men nu de vruchten van. Er was opeens – ondanks de vakantieperiode – veel meer mogelijk. Crisisteams werden bemenst; de ondersteuning, verslaglegging en het informatiemanagement werden geregeld. Voor de externe communicatie stond een team paraat dat regelmatig omgevingsanalyses maakte en de pers voorzag van informatie. Ook het beheer van de camping werd de eerste weken geregeld vanuit de veiligheidsregio; een brandweercommandant vervulde tijdelijk de wezensvreemde functie van campingbeheerder.
5. Een coördinatiemechanisme
GRIP is indertijd (eind jaren negentig van de vorige eeuw) bedacht als instrument om bij een calamiteit de uitwisseling van informatie en de samenwerking tussen hulpdiensten beter te organiseren. Zowel voor de plaats van het incident als voor de omgeving zou langs vaste lijnen, door middel van teams met vertegenwoordigers van de belangrijkste betrokken spelers, de afstemming beter verlopen. Afspraken vooraf, om bij elkaar te komen in een bepaalde samenstelling, leveren in een acute situatie immers tijdwinst op. Een druk op de knop en bepaalde crisisteams worden opgeroepen. Vooral het organiseren van operationele afstemming is sindsdien een belangrijke reden om op te schalen en in crisisteams (een CoPI of ROT) bij elkaar te komen.
Hoewel toepassing van hogere opschalingsniveaus (GRIP-3 t/m GRIP-5) in de praktijk minder vaak voorkomt, biedt ook bestuurlijke opschaling bepaalde voordelen. Na bijvoorbeeld de hagelstorm in Zuidoost-Brabant werd – zij het niet formeel – opgeschaald naar GRIP-4 om samenhang aan te brengen tussen de activiteiten van de getroffen gemeenten (zie Van Duin, Sikkens & Wijkhuijs, 2017). Na de aanvaring van de stuw bij Grave (december 2016) vond geen bestuurlijke opschaling plaats en was er misschien juist daardoor wel enige ‘spraakverwarring’ bij burgemeesters uit de drie veiligheidsregio’s die bij dit incident betrokken waren. Voor bestuurders die bij de casus Fort Oranje betrokken waren, was de les uit deze recente ervaringen ‘beter mee dan om verlegen’, en in de overweging om op 22 juni naar GRIP-4 op te schalen, heeft dit zeker meegespeeld. Met de opschaling lag er tenminste een structuur die helder is en waarmee een aantal zaken is geregeld (regelmaat in overleg, verslaglegging, strategische en tactische denkkracht e.v.).
6. Risicobereidheid
Bij de opschaling naar GRIP-4 speelde ook daadkracht een rol en de bereidheid om risico’s te nemen. De gemeente Zundert was als kleine gemeente logischerwijs in menskracht minder slagvaardig en kon zich naar ver houding financieel weinig permitteren. De burgemeesters van de grote gemeenten (Tilburg en Breda) durfden de risico’s wel aan. Met de opschaling naar GRIP-4 kwamen twee bestuurders in beeld die hun invloed en netwerk konden aanwenden om extra risico’s te nemen, om van rijkswege financiele ondersteuning te regelen en om extra druk te zetten op het voorspoedig sluiten en ontruimen van de camping. Bovendien kon de veiligheidsregio gemakkelijker bepaalde (ook financiele) risico’s dragen dan alleen gemeente Zundert. De veiligheidsregio bood capaciteit om op terug te vallen.
7. De symbolische functie
Opschaling naar GRIP-4 had ten slotte ook een externe oftewel symbolische functie. Niet in de zin van leeg of nutteloos, maar van zichtbaar en beeldend. Met het instellen van GRIP-4 werd aan de beheerder, de bewoners en de media (en daarmee aan het publiek) duidelijk gemaakt dat de zaak nu echt serieus werd aangepakt. De overheid trok het initiatief naar zich toe, na dit eerder te zijn kwijt geraakt. Er werd duidelijk gemaakt dat de overheid op alle fronten – ook juridisch – de strijd met de beheerder, die de camping zo had laten verslonzen, zou aangaan. Beelden van de sloop van bouwvallige stacaravans maakten duidelijk dat de overheid echt doorpakte en er geen weg meer terug was.
Ook richting het Rijk werd met de opschaling een duidelijk signaal afgegeven. De leefomstandigheden op Fort Oranje waren onwenselijk en niet passend in onze welvarende samenleving. Daar moest (met financiele steun vanuit het Rijk) zo snel als mogelijk een einde aan worden gemaakt.
Afronding
Was zonder GRIP-4 dit nu allemaal nooit gelukt? Zo is het nu ook weer niet. Juist de flexibele wijze waarop men met GRIP-4 omging (feitelijk bleven veel zaken gewoon bij de gemeente Zundert maar faciliteerden anderen vooral) maakte het mogelijk optimaal gebruik te maken van alle mogelijkheden die de GRIP-structuur biedt. Neuzen stonden een kant op; iedereen deed net een stapje meer. Ook zonder GRIP-4 was er veel mogelijk geweest, maar of in dat geval ook zaken echt van de grond waren gekomen, valt te betwijfelen. Als de camping in Tilburg of Breda had gelegen was GRIP-4 zeker niet nodig geweest en zeer waarschijnlijk ook niet afgekondigd. Nu bood de structuur de gemeente Zundert de eerste weken net dat comfort in een hectische en onzekere situatie.
Geef een reactie