Na incidenten wordt automatisch de vraag gesteld of het ‘verward gedrag’ was óf terroristisch geweld. Het probleem is dat de twee populaire etiketten bij nader onderzoek ambigue blijken te zijn en ironisch genoeg leiden tot meer verwarring en angst.
De verwarde medemens en de zelfstandig optredende terrorist genieten tegenwoordig een grote maatschappelijke belangstelling. Steeds meer wordt bij incidenten de indruk gewekt dat er onmiddellijk een antwoord moet komen op de vraag of het ‘verward gedrag’ was óf terroristisch geweld. Die urgentie lijkt voort te komen uit de sterke behoefte bij mensen om schokkende gebeurtenissen onmiddellijk te kunnen duiden door een etiket te plakken dat schijnbaar aangeeft hoe iemand zich tot die gebeurtenis moet verhouden en wat de impact is op het gevoel van veiligheid in de toekomst.
Verward gedrag of psychiatrie?
De politie-meldcode E33 voor ‘overlast door een verward persoon’ bestaat uit twee componenten die beide contextueel bepaald zijn: overlast en verwardheid. Overlast in een Twents buurtschap kan er anders uitzien dan overlast op de Amsterdamse Damstraat op vrijdagavond. Zo kan vergelijkbaar gedrag ‘verward’ worden genoemd tijdens dodenherdenking maar niet tijdens carnaval. Het gaat bij ‘verward gedrag’ om gedragingen waarvan wij als omstanders ongemakkelijk en onzeker worden omdat het niet past in de context. Het is in die zin beter om van ‘personen met verwarrend gedrag’ te spreken in plaats van ‘personen met verward gedrag’. Uit het onderzoek van Koekkoek (2017) naar de stijging van de E33 meldingen kwam naar voren dat die stijging niet per se meer personen met verward gedrag betekent.1 Verward gedrag gaat over veel meer dan psychiatrie, wat het ook moeilijk maakt om iets zinnigs te zeggen over de relatie is tussen ‘verward gedrag’ en gewelddadigheid, afgezien van de indicatie dat het in 31,1% van de E33 meldingen ging om overlast of agressie. Een aantal geruchtmakende incidenten heeft de associatie tussen geweld en ‘verward gedrag’ sterk beïnvloed, zoals op Koninginnedag 2009, Alphen aan den Rijn 2011 en de moord op Els Borst in 2014. ‘Verward gedrag’ is eng omdat het een confrontatie is met het onbekende en onvoorspelbare, net als terrorisme, maar dat is nog enger. Beide begrippen worden verbonden door angst.
Geen stoornis
Vaak wordt ‘verward gedrag’ geassocieerd met een psychische stoornis. Maar zelfs als er al een psychische stoornis is vastgesteld door een bevoegde professional, dan zegt dat nog niet dat die tot uiting komt in (verward) gedrag. De uiting van een stoornis in gedrag is sterk afhankelijk van de context waar iemand zich in bevindt. In die zin is een stoornis beter te zien als kwetsbaarheid dan als statische toestand. ‘Verward gedrag’ en psychische stoornissen overlappen maar deels. Een psychische stoornis sluit overigens het bedenken van ingewikkelde plannen en deze ten uitvoer brengen niet uit. Aan de andere kant zijn er mensen die ‘verward gedrag’ vertonen en helemaal geen psychische stoornis hebben maar door een ontregelde suikerspiegel, of de ontdekking van een vreemde man in de slaapkamer, op dat moment heel ‘verward’ reageren. Dat betekent dus ook dat niet iedereen met ‘verward gedrag’ naar de ggz moet voor behandeling, net zo min als je voor een worst altijd naar de traiteur gaat.
Ernst van geweld
Zoals uit de fotobijschriften blijkt, is de urgentie om gedrag te duiden het grootst bij ontwrichtende en schokkende incidenten. Hoe schokkender de gebeurtenis hoe groter de kans dat er gedacht wordt aan terrorisme. Zo werd in november 2017 in de Verenigde Staten fel gediscussieerd nadat een schietpartij bij een kerk in Sutherland Springs tientallen slachtoffers maakte. De dader had een verleden van huiselijk geweld, doodsbedreigingen, diefstallen en was al eens opgenomen in een kliniek. Persoonlijke wraak op zijn schoonfamilie bleek de moordpartij te hebben gemotiveerd. In de discussie wezen mensen echter op de – vaak ingrijpende – maatregelen die de Amerikaanse overheid neemt na een terroristische gewelddaad en de lankmoedige reactie na de zoveelste mass shooting, afgedaan als het individuele probleem van mentaal gestoorde daders. ‘Terrorisme’ dient dan vooral als metafoor om de maatschappelijke ernst van het geweld te benadrukken.
Verschillende definities
Maar wat is terrorisme dan wel? De verschillende definities zijn afhankelijk van het doel van de ‘gebruiker’. Zo hanteert de wetenschap een conceptuele definitie, bakent de AIVD met de definitie een fenomeen of doelgroep af en is voor de NCTV de definitie van terrorisme relevant vanuit het oogpunt van nieuw beleid voor preventie en repressie van terrorisme. De politie, het openbaar ministerie en de rechterlijke macht hanteren een wettelijke definitie. Waar inlichtingendiensten en opsporingsdiensten vooral kijken naar het bestaan van een politiek-ideologische motivatie of oogmerk, neemt de NCTV nadrukkelijk ook de maatschappelijke (ontwrichtende) effecten van een gewelddaad in ogenschouw, ook al is de motivatie achter de gewelddaad niet helemaal helder. De geweldsdaad geassocieerd met terrorisme, zeker wanneer het onschuldige burgers treft, schuurt tegen verward gedrag aan vanuit de notie dat iemand die dit doet geestelijk niet in orde kán zijn. Voor burgers in een democratische rechtstaat is het verwarrende terroristische gedrag normafwijkend terwijl de dader vanuit zijn ideologie volkomen rationeel handelt. Dit maakt dat de discussie over terrorisme en verward gedrag snel verzandt in een oeverloze spraakverwarring. Er is wel wat zinnigs te zeggen over de relatie tussen terrorisme en psychiatrie, hoewel de opvattingen in de afgelopen jaren van de ene extreme positie (alle terroristen zijn geestelijk gestoord) naar de andere (terroristen zijn per definitie niet gestoord) zijn gegaan. Recent onderzoek heeft de nuance weer wat teruggebracht. Het is nu duidelijk dat een psychische stoornis rationeel handelen niet uitsluit en dat een groot aantal verschillende psychische stoornissen in meer of mindere mate een rol kunnen spelen in het ontwikkelingsbeloop van een persoon van radicalisering naar terrorisme. Tenslotte lijkt het erop dat de kans op psychische stoornissen hoger is bij eenlingen dan bij terroristen die onderdeel uitmaken van een organisatie. Een psychiatrische diagnose wordt helaas nog steeds gezien als een verklaring waarom iemand een terroristische daad pleegt maar dat klopt niet, aldus Borum (2013). Psychopathologie is geen alles verklarende ‘silver bullet’. Tegenwoordig ligt de nadruk op het bestuderen van de individuele ‘pathways to terrorism’, waarbij het de vraag blijft in hoeverre een psychische stoornis invloed heeft gehad op het ontwikkelingspad. Dat inzicht is vooral interessant voor preventieprogramma’s.
Dichotomie
De vraag ‘Verward of terrorisme?’ wijst op een valse dichotomie omdat beide elkaar namelijk niet uitsluiten. Toch wordt na een incident juist op deze vraag door het publiek en de media op een dwingende toon antwoord geëist. De achtergrond van die hardnekkige vraag zou de eerder genoemde angst kunnen zijn die het incident begrijpelijkerwijs teweeg brengt. Deels gaat het echter ook om een politieke discussie. Sommigen zijn ervan overtuigd dat de autoriteiten en de media doelbewust terroristische aanslagen proberen te verdoezelen door ze toe te schrijven aan ‘verwarde personen’. Rechts-populistische kringen beweren dat het ‘linkse establishment’ de Islam probeert te beschermen door het terroristische gevaar te ontkennen. Daarnaast wordt regelmatig het verwijt gemaakt dat met twee maten wordt gemeten. Op sociale media wordt bijvoorbeeld nadrukkelijk geturfd hoe snel en hoe vaak een gewelddaad gericht tegen moslims als terrorisme wordt geëtiketteerd door de media en de autoriteiten. Nadat een bestuurder in Finsbury was ingereden op moskeegangers viel op Forums Marokko te lezen: ‘Dit gaan ze zeker weer geen terrorisme noemen, zucht… nee. NOS meldt ‘’Moskeegangers aangereden in Londen”.’ Op GeenStijl werd precies de omgekeerde conclusie getrokken: ‘Weinig terughoudendheid dit keer om te melden dat het om een terreuraanslag gaat, en niet om een ongeluk c.q. verwarde man: hoe zou dat nou komen…’ Of de gewelddaad als terrorisme wordt gekwalificeerd of niet dient dan vooral als bewijs van de partijdigheid en onbetrouwbaarheid van de autoriteiten.
Een complicerende factor is dat geweld door eenlingen vaak overeenkomst vertoont met terroristische aanslagen, zoals het gebruik van een auto of een mes als wapen. De afkomst van de dader of het aanroepen van de profeet wordt dan ook als betekenisvol gezien. Tenslotte voedt gebrekkige of onvolledige communicatie door de overheid de hardnekkigheid van de dichotomie. Toen de burgemeester direct na de steekpartij in Den Haag in mei 2018 verklaarde dat de verdachte bekend was bij de politie vanwege ‘verward gedrag’ trok men (ten onrechte) de conclusie dat daarmee voor de gemeente de kous af was.
Hoe verder?
Het ontwrichtende effect van doelgericht geweld tegen onschuldige burgers wordt versterkt als er verwarring over de toedracht is. Die verwarring treedt op als er te snel antwoord wordt gegeven op de oneigenlijke vraag of het om ‘verward gedrag’ gaat òf terrorisme. Overheden en media doen er goed aan om in die situaties het hoofd koel te houden en de aan die urgente vraag ten grondslag liggende angst en ongerustheid te erkennen, maar zich te onthouden van ongefundeerde interpretaties over motieven en causaliteit; de feiten zijn al erg genoeg.
Geef een reactie