Vorig najaar verscheen Defensiehulp, een onderzoek voor het Programma Politie en Wetenschap naar militaire bijstand (Bervoets, 2017). Een van de casussen ging over tracking: spoorzoeken in de natuur. Soms worden in politieonderzoek military trackers ingezet, hoewel inmiddels ook onder politiemensen gediplomeerde spoorzoekers zijn. In dit artikel staan we stil bij de ervaringen met en de mogelijkheden en meerwaarde van tracking en presenteren we adviezen aan leidinggevenden. Belangrijk is het besef dat een goede tracker geregeld grootschalige (en dus kostbare) zoekacties kan voorkomen en een waardevolle aanvulling is op de zoekcapaciteit van de politie.
De politie heeft expertise om met DNA, telecommunicatie of vingerafdrukken sporen bloot te leggen. Tracking, zoals door ons bedoeld, is nog geen gemeengoed. Er hebben zich de afgelopen jaren echter ontwikkelingen voorgedaan waarop we in dit artikel zullen ingaan. We gaan na wat in Nederland de voornaamste ervaringen zijn met tracking bij politiewerk en wat de meerwaarde daarvan is. We plaatsen tracking eerst in perspectief, door in het kort de herkomst ervan aan te geven en te beschrijven hoe deze vaardigheid in Nederland eerst door militairen en inmiddels ook door sommige politiemensen wordt ingezet. Dat doen we op basis van onderzoek, alsmede de praktijkkennis van militairen en politiemensen. Ten slotte gaan we in op enkele adviezen voor leidinggevenden.
Het onderzoek werd verricht in het kader van een studie naar militaire bijstand, waarin de military trackers van het Korps Mariniers werden opgevoerd als een van de casussen rond bijstand aan de politie, naast bijvoorbeeld zoekteams van de Landmacht en de defensieduikers. Voor de casus werden enkele trackers en politiemensen die ermee van doen hebben gehad geïnterviewd. Om naast het onderzoek te kunnen bogen op actuele praktijkkennis werd in 2018 speciaal voor dit artikel samengewerkt door een criminoloog en trackingexperts bij de politie en mariniers.2 De criminoloog bezocht bovendien een eindoefening ‘nationale operaties’ van trackers in opleiding bij het Korps Mariniers. Het belangrijkste doel van deze samenwerking is het onder de aandacht brengen van de mogelijkheden van tracking.
Tracking in perspectief: oude kunst, nieuwe vaardigheden
Onze voorouders konden aan de hand van de versheid van afdrukken in de bodem, gebroken takken, platgetrapte planten, verkleuring en verdorde bladeren (in de trackingwereld aangeduid als signs) de gangen van mens en dier nagaan. Uitzonderingen daargelaten, bijvoorbeeld enkele volkeren in Afrika en de Aboriginals in Australië, lijkt de mensheid deze oervaardigheid te zijn verleerd. Een uitzondering zijn verder militairen (en politiemensen) die tracking hebben herontdekt. Volgens de Combat Tracking Guide van de Amerikaan John D. Hurth is tracking ‘the capability of following and interpreting a trail of sign made by the quarry’ (2012, p. 257). Bij militairen leidt het spoor uiteindelijk naar de vijand, veelal in bossen en oerwouden, waardoor vijandelijke troepen niet vanuit de lucht kunnen worden gevolgd. Een Nederlandse definitie is ‘de vaardigheid om door mensen achtergelaten sporen te volgen en interpreteren’. Trackers werken het liefst met een terrein dat (denkbeeldig) kan worden afgebakend. Zij zoeken eerst naar een zogeheten entry point, de plek waar iemand vermoedelijk het terrein is binnengekomen, en bij voorkeur ook naar een exit point, waar iemand mogelijk het gebied heeft verlaten. Tussen die twee denkbeeldige punten zoeken zij naar ‘signs’. Vrijwel iedereen kan overigens zogeheten sign awareness worden bijgebracht, wat betekent dat iemand zich bewust is van sporen zonder zelf tracker te zijn. Niet iedereen heeft het in zich om een goede tracker te worden.
Korps Mariniers: sinds Afghanistan
De Nederlandse krijgsmacht heeft nog maar enkele jaren (weer) eigen military trackers. Deze zijn momenteel onder gebracht bij het Korps Mariniers, omdat tracking goed aansluit bij de bestaande expertise van het Korps rond jungle warfare. In de jaren zestig werden de mariniers in Nieuw-Guinea ondersteund door Papoea’s die van jongs af aan hadden leren spoorzoeken. Met de uitzendingen naar Afghanistan, sinds 2002 en specifiek Uruzgan vanaf 2007, voelde het Korps Mariniers de noodzaak om deze vaardigheid te herintroduceren. Tracking bleek bijvoorbeeld essentieel bij het opsporen van bermbommen en van de personen die deze hadden gelegd. Trackers interpreteren en analyseren de aangetroffen sporen en lezen daarmee als het ware de omgeving. Zo kunnen zij onder andere aan sporen zien wat voor groep mensen zich over het terrein beweegt, hoe snel dit gebeurt en of de groep voeding bij zich heeft. Deze vaardigheid komt tevens goed van pas in een meer forensische omgeving. Daarom wordt tracking sinds ongeveer 2010 ook af en toe ingezet als militaire bijstand aan de politie.
Military trackers en politieonderzoek: enkele voorbeelden en resultaten
Volgens artikel 58 van de Politiewet 2012 kunnen ook andere krijgsmachtonderdelen dan de Koninklijke Marechaussee de politie bijstaan, bijvoorbeeld als expertise niet voorhanden is bij de Nationale Politie.3 Een van de eerste zaken met military trackers betrof de vermiste Farida Zargar uit Spijkenisse. Daarin moest worden gezocht in bosgebied, bij uitstek geschikt terrein voor trackers. De 22-jarige Farida verdween in augustus 2010. Haar lichaam werd een jaar later teruggevonden, begraven in het Mallebos. Met hulp van de mariniers werden een fiets en een sleutelbos gevonden. Op aanwijzen van de verdachte werd uiteindelijk het stoffelijk overschot gelokaliseerd. Een andere zaak waarbij de military trackers zijn ingezet, is de moord op het echtpaar Schroevers in Middelburg in 2011. Met de bevindingen van de trackers kon een profiel worden opgesteld van de moordenaar, die volgens de mariniers een militaire achtergrond moest hebben. Toen de verdachte mede op basis van dat profiel werd aangehouden, bleek hij oud-militair van het Franse Vreemdelingenlegioen. De trackers werden daarnaast ingezet bij de zaak van de door hun vader vermoorde broertjes Ruben en Julian uit Zeist (2013) en bij de moord op Mariëlle Markgraaff in Helmond (2016). In beide zaken bleken de sporen ‘vervuild’ door eerdere zoekacties door politiemensen zelf; de trackers waren er te laat bij gevraagd. We gaan bij de adviezen nog in op het risico van ‘vervuiling’. Dat knelpunt speelde ook bij de zaak van Anne Faber (2017), waardoor hierbij voor de (politie)tracker nauwelijks aanknopingspunten waren om te spoorzoeken. De mariniers werden met succes ingezet bij de zoektocht naar de verdachten van de moord op de Nederlandse politieman Ferry Bakx op Bonaire in 2016. Zo brachten de mariniers onder meer de vluchtroute in kaart. Ook vonden ze kleding, een portemonnee en een patroonhouder. Met name de gevonden kapotgeslagen telefoons die middels tracking aan de verdachten gelinkt konden worden, waren waardevol bewijs. Zonder de inzet van de mariniers hadden deze verdachten nooit aangehouden kunnen worden.
Meerwaarde: gericht sporen analyseren in groene gebieden
Volgens de Koninklijke Marine worden de trackers veel minder ingezet dan de zoekteams van Landmacht en Marine die helpen met huiszoekingen en de defensieduikers, die de politie zeer geregeld helpen met onder water zoeken. Als trackers worden ingezet, gaat het vaak wel over zaken met een behoorlijke impact. Het type zaak waarbij de trackers bijstand verlenen, is divers: zoeken naar voortvluchtige of vermiste personen (onder wie ook demente ouderen), vermoeden van moord of zoeken naar een plek waar iemand begraven zou kunnen liggen. Meer algemeen gaat het naast hulpverlening om het helpen bij bewijsgaring en ondersteuning van de forensische opsporing. Volgens de mariniers zouden zij nog breder kunnen worden ingezet, bijvoorbeeld bij het zoeken naar sporen bij drugsdumpingen, maar feitelijk bij alle zaken waar sporen in de natuur een voorname rol spelen. Om de politie van dienst te zijn, worden alle military trackers na hun opleiding in een aanvullende module getoetst op het binnenlands optreden, waaronder bijstand aan de politie. Spoorzoeken in bebouwd gebied, het zogeheten urban tracking, zien zij voor binnenlands optreden niet als hun meerwaarde. Dat zou bij uitstek een vorm van spoorzoeken zijn die politiemensen zelf zouden moeten uitvoeren, omdat zij beter dan de mariniers weten wat ‘normaal’ en wat ‘afwijkend’ is in een bepaalde wijk of buurt. Dat brengt ons op de recente introductie van politietrackers bij de Politie Eenheid Rotterdam.
Tracking door politiemensen: ontwikkelingen en toenemend draagvlak
De Mobiele Eenheid wordt geregeld ‘op linie’ ingezet in open terrein, maar dat betreft een wezenlijk andere zoekstrategie dan het herkennen en interpreteren van verstoringen in de bodem, voetsporen, bandensporen en iemands gang nagaan via geknakte takjes en verder letten op alles wat afwijkt in een natuurlijke (bijvoorbeeld een bosachtige) omgeving. Ook speurhonden en surveillancehonden zijn van grote waarde, maar vooral bij geursporen – zij kunnen zelf geen sporen interpreteren. Dat was voor twee Rotterdamse hondengeleiders, mede ingegeven door een artikel in politievakblad Blauw uit 2010 over de military trackers, reden om zich met steun van hun leidinggevenden te verdiepen in police tracking en in het bijzonder urban tracking. Deze politiemensen zochten contact met de military trackers, volgden een aangepaste opleiding bij hetzelfde instituut als hun marinecollega’s, werken inmiddels samen met de mariniers en introduceerden tracking bij de politie. Beide politiemensen zijn inmiddels ook trackinginstructeur. Momenteel bestaat de ambitie om bij de Nationale Politie nog meer van dit soort trackers op te leiden en ervoor te zorgen dat politiemensen uit de noodhulp sign aware worden. Zij zijn zich dan bewust van sporen en de mogelijkheid tot police tracking, zodat zij indien nodig een tracker bij het onderzoek kunnen betrekken. Volgens de twee Rotterdamse politietrackers zijn hondengeleiders zeer geschikt om (ook) tracker te worden. Zij zijn vaak als eerste ter plaatse op een plaats delict, waar zij verse, nog onvervuilde sporen kunnen nagaan. Hun hond is dan wel een surveillancehond, maar deze kan toch goed helpen met geursporen. Vanwege de onbekendheid van tracking twijfelden sommige uitvoerende politiemensen aanvankelijk over het nut ervan. Ook voor leidinggevenden – bijvoorbeeld als chef van dienst bij een zoekactie – is tracking nog vaak onbekend. Tracken gaat in de kern om ‘boeven vangen’ of vermiste personen opsporen en liefst levend in veiligheid brengen. Deze vaardigheid sluit daarom prima aan bij de politiecultuur. De werkvloer is daarom enthousiast en ook bij de leidinggevenden groeit de belangstelling voor tracking.
Voordelen politietracker ten opzichte van military tracker
Volgens de trackers hoeven en kunnen niet overal military trackers worden ingezet. Dat wisselt per zaak en soort terrein. De politietracker is overal inzetbaar, de mariniers kunnen vooral worden ingezet in het buitengebied als er extra capaciteit nodig is. Een voordeel van de politietracker is verder dat hij opsporingsambtenaar is en in tegenstelling tot de militairen meer gewend is om forensisch te denken en bewijs te vergaren. De Rotterdamse politiemensen hebben inmiddels zelf ettelijke ervaringen opgedaan met tracking, bijvoorbeeld bij vermissingen en het volgen van verdachten van diverse soorten misdrijven. Signs kunnen ook worden gevonden in een meer stedelijke omgeving, waar uiteindelijk toch nog veel parken, tuinen en groenstroken zijn.
In het Kralingse Bos in Rotterdam zoekt de politie naar een verwarde vrouw, de chef van dienst overweegt de Mobiele Eenheid in te zetten om op linie te gaan zoeken. Via de meldkamer meldt een van de twee Rotterdamse politietrackers zich bij de chef van dienst. Hij vraagt of hij eerst het gebied in mag op zoek naar sporen van de vrouw. Zijn inspanningen leveren ‘conclusive sign’ op, op basis waarvan hij opmaakt dat de vrouw niet meer in het gebied is. Hij ontraadt daarom de chef van dienst om de ME in te zetten. Dat levert volgens zowel hem als de chef een grote efficiencywinst op, onder meer gezien de kosten van een ME-inzet. Het scenario blijkt overigens correct. De vrouw had het gebied verlaten en bleek de trein naar De Bosch te hebben genomen. Daar werd ze door politiemensen aangetroffen.
Ten slotte: adviezen voor leidinggevende politiemensen
De voornaamste les voor leidinggevenden is dat tracking tijdswinst oplevert en kosten bespaart, of het nu door militairen of politiemensen gebeurt. Als in een vroeg stadium van bijvoorbeeld een vermissing tracking wordt ingezet, kunnen grootschaliger zoekprocedures – bijvoorbeeld door de ME – achterwege blijven. Praktische adviezen aan leidinggevenden zijn verder:
- Bij de politie kan meer gebruikgemaakt worden van tracking als gerichte en efficiënte aanvulling op bestaande zoek- en analysevaardigheden. De spoorzoekers hebben inmiddels hun bestaansrecht bewezen.
- Van belang is om per zaak en soort terrein te bezien of er politietrackers en/of military trackers dienen worden ingezet.
- Een leidinggevende dient te beseffen dat politietrackers en military trackers het meest succesvol zijn als ze al vroeg worden meegenomen in een onderzoek, namelijk zodra bekend is dat ze van meerwaarde kunnen zijn. Zij kunnen voorafgaand aan de eigenlijke inzet als adviseur meedenken en zich de zaak inhoudelijk eigen maken.
- Verder is van belang om in overleg met de trackers iemand te betrekken die het gebied goed kent (in een buitengebied een boswachter en in een stedelijke omgeving een wijkagent).
- Het is van belang om in te zien dat sign awareness helpt om spoorvervuiling te voorkomen. Het is goed om dit spoorbewustzijn te ontwikkelen op de werkvloer. Daarvoor zijn geen dagen politieonderwijs nodig. Spoorbewustzijn wil overigens niet zeggen dat iemand in zelf in staat is om te tracken.
- Uiteraard is het in 2018 goed mogelijk om de fysieke tracking te combineren met digitale tracking of met cameratoezicht (statisch of met drones). Soms helpt het bij een vermissing bijvoorbeeld als een sign kan worden aangevuld met digitale gegevens op bijvoorbeeld sociale media of camerabeelden (dat laatste met name in stedelijk gebied).
Meer algemeen is het verstandig om zich te realiseren dat we hoe dan ook aan de vooravond staan van een nieuwe ontwikkeling. Dat zal een traject zijn van zoeken en leren, waarin ook wetenschappelijk onderzoek door criminologen, politieonderzoekers en forensisch onderzoekers kan bijdragen. Het is van belang nader te onderzoeken wat op zaaksniveau de meerwaarde is – en verder zou kunnen zijn – van tracking en hoe politie en defensie hierbij nog meer samen zouden kunnen optrekken.
Noten
1. Om reden van vertrouwelijkheid vermelden wij de achternamen van deze auteurs niet.
2. Wij danken de Koninklijke Marine, in het bijzonder het Korps Mariniers, en de Politie Eenheid Rotterdam voor hun medewerking.
3. Zie Bervoets (2017) voor een nadere uitleg van de (aanvraag) procedure van militaire bijstand.
Literatuur
Bervoets, E. (2017). Defensiehulp. Legergroene bijstand aan de politie bij handhaving van de rechtsorde. Apeldoorn: Politie en Wetenschap.
Hurth, J.D. (2012). Combat Tracking Guide. Mechanicsburg: Stackpole Books.
Wermeskerken, H. van (2011). De spoorzoekers van Defensie lopen voorop, Blauw, 7(21), 22-25.
Auteurs
Eric Bervoets, criminoloog en eigenaar van Bureau Bervoets Dennis de Jongste, gediplomeerd tracking instructeur en hondengeleider Politie Eenheid Rotterdam.
Ed van de Vreede, gediplomeerd tracking instructeur en hondengeleider Politie Eenheid Rotterdam. Richard, adjudant der mariniers, Joint Kennis Centrum Militair Optreden in Extreme Omstandigheden (JKCMOX).
Jeroen, sergeant-majoor der mariniers, Joint Kennis Centrum Militair Optreden in Extreme Omstandigheden (JKCMOX).
Geef een reactie