Volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is in de afgelopen acht jaar het aantal tattooshops in ons land bijna verdrievoudigd. We hebben er momenteel ruim 1000. Een (na)zomerse dag laat snel zien dat ook leden van het korps deze etablissementen regelmatig bezoeken. Niet alleen past die pet ons allemaal, maar blijkbaar ook die sleeve. Gezien de grote populariteit van permanente lichaamsversieringen is het echter opmerkelijk dat de politie zich nog niet gerealiseerd heeft, wat voor interessante informatiedragers die tatoeages zijn.
De drang om het lichaam te versieren is zo oud als de mens zelf. Desondanks kijken we met gemengde gevoelens naar permanent aangebrachte lichaamsversieringen in de vorm van tatoeages. In de 19e eeuw begon Cesare Lombroso, de founding father van de criminologie, aandacht te besteden aan de tatoeages van gedetineerden. Lombroso meende onder meer dat gedetineerden vaak zo buitensporig veel tatoeages hadden en tevens getatoeëerd waren op gevoelige delen van het lichaam, omdat zij net als ‘wilden’ minder gevoelig zouden zijn voor pijn (Caplan, 2000). Hoewel niemand dit meer gelooft, bleek onlangs overigens wel dat door herhaaldelijk tatoeëren de weerstand verstevigd wordt (Lynn et al., 2016).
Aan het einde van de 19e en in het begin van de 20e eeuw begonnen ook Russische onderzoekers onderzoek te doen naar tatoeages van gedetineerden die naar Siberië waren verbannen (Schrader, 2000). In Nederland kennen we dergelijk onderzoek niet of nauwelijks. Als daar al eens aandacht is besteed aan tatoeëren achter tralies, dan vooral om te wijzen op de gezondheidsrisico’s, zoals het overbrengen van infectieziekten (Wouters et al., 2010).
Tot 1890 werden tatoeages met de hand gezet. Een jaar later werd de tatoeëer-machine gepatenteerd. Dankzij deze technische ontwikkeling werd het proces van tatoeëren minder pijnlijk. Ook werd het eenvoudiger, sneller en daardoor goedkoper om deze permanente versieringen aan te brengen. Gevolg hiervan was dat het dragen van tatoeages zich ook ging verspreiden onder lagere klassen. Vandaag de dag is het tatoeëren geen marginaal verschijnsel meer, maar een heuse industrie (Sanders, 1989). Naar schatting heeft ongeveer 10% van de Nederlandse bevolking een tatoeage. Er zijn allerhande stijlen waaruit gekozen kan worden, en – hoewel het om permanente versieringen gaat – kan toch ook over modes gesproken worden. Populariteit van bepaalde afbeeldingen en versieringen zijn immers aan tijd gebonden.
Waarde voor de politie
Hoewel ook een aanzienlijk deel van het korps voorzien is van tatoeages – gebaseerd op onze eigen waarneming, wij hebben geen cijfers –, valt ons op dat bij de politie intern tatoeages doorgaans nog steeds met criminaliteit worden geassocieerd. Zo nu en dan zien we op het intranet items voorbij komen waarin bijvoorbeeld aandacht wordt besteed aan tatoeages van leden van 1% motorclubs, die in politiekringen ook wel bekend staan als Outlaw Motor Gangs (OMG’s.). Uiteraard zijn die permanent aangebrachte visitekaartjes interessant omdat ze ons een en ander vertellen over rang en positie van de drager in de groep. Ook uit het buitenland, met name uit de Verenigde Staten, zijn ons dit soort overzichten bekend. Denk bijvoorbeeld maar eens aan handboeken voor personeel in het gevangeniswezen en voor andere professionals in de rechtshandhaving die met gangs worden geconfronteerd (Janssen, 2005; DeMello, 2000; O’Deane, 2010).
Hoewel het voor de politie dus handig is dat bepaalde wetsovertreders zowel figuurlijk als ook letterlijk geen onbeschreven bladen zijn, moeten we ons realiseren dat sommige boeven niet alleen zichzelf tatoeëren, maar ook hun slachtoffers. Zo zijn ook in Nederland verschillende voorbeelden bekend van loverboys en andere mensenhandelaren die op hun slachtoffer hun initialen hebben aangebracht of andersoortige ‘eigendomskenmerken’. Vergelijk het maar met het brandmerken van koeien en ander vee. Tussen die tien procent van de bevolking die met een tatoeages rondloopt, zitten natuurlijk ook golf-spelende grootvaders en bibliothecaressen. Informatie over tatoeages kan bij deze categorie van ‘brave burgerij’ een belangrijke rol spelen bij identificatie. Denk maar eens aan de vreselijke ramp met de MH17. Tatoeages zijn dus niet alleen opsporingstechnisch interessant waar het sociale relaties en netwerken betreft, ze zijn ook een biometrische variabele, die identificatie kan vergemakkelijken.
Verdwenen beelden
Het is overigens niet helemaal waar dat tatoeages een onuitwisbare indruk achterlaten. Het komt regelmatig voor dat mensen van deze lichaamsversieringen af willen. Het devies think before you ink wordt niet altijd ter harte genomen, met als gevolg dat mensen na verloop van tijd toch graag de naam van hun inmiddels ex-partner zien verdwijnen. Van gangs is ook bekend dat het niet is toegestaan na beëindigen van het lidmaatschap tatoeages te dragen die nog refereren aan eerder lidmaatschap. Daar wordt dan letterlijk een streep met de tatoeagenaald doorgezet. Cover-ups, dat wil zeggen het aanbrengen van een nieuwe afbeelding over de originele of het helemaal zwart inkleuren, komen ook voor. Aan de hand van infraroodfotografie kunnen oudere afbeeldingen weer (deels) tevoorschijn worden getoverd (McKechnie et al., 2008; Souisa, 2011/2012).
Het meest vergaand is de inzet van lasers om tattoos permanent te verwijderen. Dit is een kostbaar en pijnlijk proces dat littekens achter kan laten en dus ook sporen voor opsporing. Overigens blijven ook na de inzet van lasers inktresten in de huid aanwezig die met infrarood gedetecteerd kunnen worden (McKechnie et al., 2008).
Eigen systeem en onderzoek
Ondanks de mogelijkheden die tatoeages bieden voor opsporingen en identificatie, is het opvallend dat er in Nederland geen systeem is waarin informatie over tatoeages wordt vastgelegd en bijgehouden. Ook is in de kennisbank van de Landelijke Deskundigen Makelaar vrij weinig informatie over tatoeages te vinden. In het buitenland is al ervaring opgedaan met het opzetten van databestanden. Dat is nog een hele klus, waarbij niet alleen technische vragen spelen maar ook ethische kwesties, onder meer rondom privacy.
Wereldberoemd en uniek is de verzameling getatoeëerde huiden van dode mensen van dr. Fukushi uit Japan uit de jaren twintig van de vorige eeuw (Hardy, 1987). Maar bij databestanden denken wij aan minder spectaculaire verzamelingen. Het kan gaan om beschrijvingen van tatoeages op basis van sleutelwoorden, maar ook om een verzameling afbeeldingen die het bijvoorbeeld mogelijk maakt te zoeken naar dragers met vergelijkbare tattoos. Type afbeeldingen en de manier waarop de tatoeage is aangebracht, kunnen iets vertellen over diegenen die die afbeelding heeft aangebracht en de periode waarin dat is gebeurd. Dit soort informatie kan de politie helpen inzicht te krijgen in tijdlijnen en in relaties tussen personen. Moeten we in Nederland niet ook eens nadenken over mogelijkheden om een dergelijk systeem te bouwen?
Daarnaast vragen wij ons af of criminologen in navolging van Lombroso niet weer eens werk moeten maken van de studie van tatoeages. Daarmee pleiten wij overigens niet voor een sociaal-darwinistische duiding van deze afbeeldingen. Het lijkt ons vooral zinnig als men zich zou verdiepen in de betekenissen die dragers, daders en slachtoffers, aan die afbeeldingen toekennen, en daarmee de functie van de tattoo in de criminaliteit serieus onderzoekt.
Literatuur
Caplan, J., National tattooing: traditions of tattooing in Nineteenthcentury Europe,
in Caplan, J . (ed.) Written on the Body: The Tattoo in European and American History, London: Reaktion Books, 2000.
DeMello, M .,Bodies of Inscription: A Cultural History of the Modem Tattoo Community, London: Duke University Press, 2000.
Hardy, D.E., Remains to be seen, in: Tattoo Time, Vol. 4, nr. 1: 74-78.
Janssen, J., ‘Tattoos in Prison. Men and their Pictures on the Edge of Society’, in: B. Van Hoven & K. Hörschelmann (eds.), Spaces of Masculinities, London: Routledge, 2005: 179-191.
Lynn, Ch.D., J.T. Dominguez & J.A. DeCaro, Tattooing to ‘Toughen Up’. Tattoo Experience and Secretory Immunoglobulin A’, in: American Journal of Human Biology, Vol. 28, nr. 5, 2016: 603- 609.
O’Deane, M.D., Gang Investigator’s Handbook. A Law Enforcement Guide to Identifying and Combating Violent Street Gangs, Boulder: Paladin Press, 2008.
McKechnie, M.L, Porter, G. & N. Langlois, The detection of latent residue tattoo ink pigments in skin using invisible radiation photography, in: Australian Journal of Forensic Sciences, Vol. 40, nr., 1, 2008: 65-72.
Sanders, C R ., Customizing the Body. The Art and Culture of Tattooing, Philadelphia:
Temple University Press, 1989.
Schrader, A.M., ‘Branding the other/tattooing the self: bodily inscription among convicts in Russia and the Soviet Union’, in Caplan, J. (ed.) Written on the Body: The Tattoo in European and American History, London: Reaktion Books, 2000.
Souisa, Y., Infrarood fotografie en tatoeages. Afstudeerverslag, Hogeschool van Amsterdam: 2011/2012.
Wouters, M., Doekhie, J., Korf, D.J., Benschop, A., Gezondheidsrisicogedrag onder mannelijke gedetineerden. Tatoeages, piercings, boegroes, seks & injecteren van drugs en anabolen, Den Haag: WODC, 2010.
Geef een reactie