Volgende week verschijnt het themanummer Rijker Verantwoorden van het Tijdschrift voor de Politie. Ter introductie plaatsen we al enkele artikelen die ingaan op het thema.
Hierbij het voorwoord van hoofdredacteur Jaco van Hoorn.
Bij beleid moet de uitvoering worden betrokken
Jan Nap introduceerde in zijn lectorale rede ‘Macht ten goede’ in 2014 de term ‘rijkere verantwoording’. Hij betoogde dat ontwikkelen van goed politiewerk, met een open oog en hart voor de morele betekenis van politie, vraagt om rijkere verantwoordingsmethoden, “zodat we weg kunnen blijven van fop”. Politiewerk is immers moerassig. De aandacht voor ‘rijker verantwoorden’ past in een tijd, waarin meer en meer onderkend wordt dat de huidige sturingsfilosofie binnen de publieke sector tekortschiet. Ook de Tijdelijke Tweede Kamercommissie Uitvoeringsorganisaties stelt dit vast in haar rapport ‘Klem tussen balie en beleid’. De Raad voor Openbaar Bestuur zegt dat inmiddels breed en vaak is erkend dat de bedrijfsmatige benadering, ontleend aan het New Public Management, te ver is doorgeschoten. De uitvoering is daarvan het kind van de rekening en – erger – uiteindelijk de burger.
Inmiddels bestaat steeds meer overeenstemming over wat er mis is. Te vaak is boven in organisaties of nog daarboven, bij bestuur en politiek, gesproken over de aard van de problematieken én wat daarbij goede aanpakken zijn. Dit gesprek, ver weg van waar de problemen zich voordoen en ver weg van zij die daadwerkelijk met de problemen moeten dealen, kon alleen dapper en daadkrachtig gevoerd worden als de problematiek eenvoudig wordt gemaakt. En daarmee ook de aanpak. Er werden ferme doelen geformuleerd, vanuit de hoopvolle belofte dat deze het probleem doen verminderen. Enkele politievoorbeelden: we zien ondermijning, de politie moet x criminele samenwerkingsverbanden (CSV’s) oprollen; er is mensenhandel of cybercrime; de politie moet x verdachten opsporen. Heldere doelstellingen bieden het comfort dat het makkelijk is om daarop te sturen. Daarop, maar waarop eigenlijk?
Inmiddels is gebleken dat deze extreme vereenvoudiging van de werkelijkheid slechts de teleurstellende zekerheid biedt dat de aanpak niet bijdraagt aan het verminderen van problemen. Daarom zien we, gelukkig, dat mensen in de uitvoering doelen naast zich neerleggen en het gesprek zoeken over wat over de problematieken bekend is en wat – vanuit vakmanschap – een zinvolle reactie kan zijn. In dat gesprek van de politie en samenwerkende partners verschuift de aandacht van targets naar maatschappelijk effect, hoe moeilijk – of moerassig – dat ook is.
Politiemensen die gericht zijn op goed politiewerk, willen iets betekenen voor de samenleving en voor burgers. Velen zijn ontzet en ontzield geraakt omdat zij zich moesten inzetten voor doelen die er voor burgers nauwelijks toe deden, terwijl er bovendien weinig aandacht bleek te zijn voor werk dat er in hun ogen wel toe doet. Politiemensen raken ontmoedigd als ze aangesproken worden op cijfers terwijl er geen aandacht is voor dilemma’s in lastige demo’s of reanimaties op leven en dood of de effectieve hindernissen die zij opwerpen voor cybercriminelen. Een wijkagent in een Utrechtse tippelzone vertelde aan het eind van zijn loopbaan dat hij meer dan veertig vrouwen uit de prostitutie had gered; niet bestuur of politie, maar hijzelf was de enige die deze slachtoffers geteld had.
De inzet om te verbeteren in politiewerk lijkt gebaat bij andere vormen van sturing en andere verantwoording. ‘Klem tussen balie en beleid’ stelt dat bij beleidsvorming de uitvoering moet worden betrokken. Hoe gedachten zich daarover ontwikkelen, is te lezen in dit tijdschrift. Eén ding is wel zeker: als we problemen willen aanpakken en met bezielde dienders tot zo goed mogelijk politiewerk willen komen, moeten bestuurders en – ook hogere – leidinggevenden de wil hebben om mee het moeras in te gaan. Want politiewerk is in de aard moerassig, zei Jan Nap, en velen met hem.
Geef een reactie