Eind maart 2022 verschijnt het themanummer Politie en Wetenschap.
Hoofdredacteur Jaco van Hoorn bekijkt het thema vanuit 5 perspectieven.
Reacties zijn welkom
1.Een oude relatie
De relatie tussen politie en wetenschap is oud. Het Tijdschrift voor de Politie, dat beweegt op het raakvlak tussen beide, bestaat meer dan 80 jaar. Fijnaut[i] geeft aan dat de wetenschap in Europa sinds 1750 meedenkt over de organisatie en de werking van de politie. De eerst bekende Nederlandse studie, Over het wezen en den omvang van de staatspolitie van Neumark, dateert van 1819. Sindsdien zijn zeer vele wetenschappelijke onderzoeken uitgevoerd. Zo laat het overzicht van Politie en Wetenschap een indrukwekkend aantal titels zien. Er zijn vele wetenschappelijke publicaties vanuit tal van kennisinstituten. Talloze promotietrajecten hebben de politie als domein van onderzoek. We kennen vermaarde politiewetenschappers, zoals Cyrille Fijnaut, Jan Naeyé, Kees van der Vijver, Piet van Reenen en Jan Terpstra. Overigens lijken prominente wetenschappers meer en meer te verdwijnen.[ii] Dat zegt iets. Hoewel de relatie oud is, is deze wel aan verbetering toe. In 2014 stond in dit tijdschrift een artikel over De staat van Politiewetenschap[iii]. Tops merkt daar op dat de aandacht toeneemt, maar versplinterd en gefragmenteerd is. Binnen universiteiten werden – niet langer – politievakgroepen gestalte gegeven en meer bijzondere belangstelling voor specifieke aspecten van de politie werd losgelaten. Bakker zegt in het interview in dit nummer dat veel wetenschappers alleen vanuit hun eigen wetenschappelijke discipline de politie beschouwen, maar dat een beeld van het geheel ontbreekt. Pogingen daartoe vanuit bijvoorbeeld het IPIT en de VU en binnen de Radboud universiteit zijn inmiddels beëindigd. Piet van Reenen[iv] schreef dat ook binnen de politie de coördinatie en samenwerking sterk verbeterd kan worden. Er is dus aan beide zijden iets te doen.
2. Revitalisatie
De politie en de Politieacademie nemen deze pleidooien ter harte. Begin 2021 is de visie ‘Politie in verbinding met de Wetenschap’ onderschreven. Diverse wetenschappers hebben hieraan bijgedragen. De visie ziet de wetenschap als een strategische partner, omdat ze bijdraagt aan het opbouwen van kennis over de politiefunctie, het politievak en de politieorganisatie. Onderzoek, ook dat vanuit lectoren van de Politieacademie, draagt bij aan praktijkgerichte vakontwikkeling. Wetenschappers helpen in de organisatieontwikkeling rond technologie en innovatie. Wetenschappelijke inzichten in het nadenken over complexe en soms heel nieuwe samenlevingsvraagstukken zijn zeer gewenst. De politie wil meer en meer een lerende kennisintensieve organisatie zijn. De politie onderzoekt haar kennisbehoefte en wil deze in gesprek brengen met kennisinstituten. Daarnaast zet de politie in op veel krachtiger doorwerking van nieuwe kennis naar het politieonderwijs, de vakontwikkeling en in politiebeleid. Hoge ambities, dus.
3. Work in progress
Binnen en buiten de politie blijkt veel draagvlak te bestaan voor de uitwerking van deze ambities. Ook vanuit de academische wereld wordt met belangstelling gevolgd hoe de politie hiermee aan de slag gaat. En beweging is er. Op dit moment lopen er veel activiteiten. Er is een onderzoeksagenda in ontwikkeling, die meer sturend is en tegelijkertijd meer dynamisch is, zodat deze beter dan voorheen kan inspelen op de actualiteit. Het idee is om meer vakgericht onderzoek dichter bij of zelfs samen met de praktijk te laten uitvoeren. De Politieacademie speelt hierin een belangrijke rol, maar niet alleen zij. Ook andere onderzoekers worden daartoe uitgenodigd. Wetenschapsbeoefening binnen het korps wordt verknoopt: de Politieacademie, fenomeen-‘onderzoek’ binnen de informatieorganisaties, initiatieven in eenheden en portefeuilles, samenwerkingsverbanden met universiteiten en hogescholen en de vele promotietrajecten, ze worden in een netwerk gebracht zodat overzicht en afstemming verbetert. Randvoorwaarden zoals kwaliteitstoetsing en researchdatamanagement worden verbeterd. Nieuwe kennis zal beter vindbaar worden gemaakt en ontsloten, zodat ze kan worden benut. Er wordt op ingezet om promovendi beter te begeleiden en studenten van hogescholen en universiteiten krijgen kansen om kortdurend bij de politie aan de slag te gaan; dat mes snijdt aan twee kanten. Er is een grote werkgroep, met vertegenwoordigers van universiteiten en hogescholen bezig manieren aan te reiken om doorwerking daadwerkelijk te laten plaatsvinden. Het valt op met hoeveel engagement aan deze thema’s wordt gewerkt.
4. Wederkerig
Deze inzet inspireert ook de academische wereld. De politie werkt met nagenoeg alle universiteiten samen; sommige van hen zoeken naar manieren om politievakgroepen in te richten, soms rond een bijzondere leerstoel. Met diverse universiteiten zijn samenwerkingsrelaties opgezet. Dat geldt ook voor onderzoeksinstituten, zoals het NSCR[i]. Er is goed contact met het WODC. Ook met hogescholen ontstaan meer en meer samenwerkingsrelaties. Gezamenlijke kennisopbouw gebeurt vaak rond specifieke thema’s; ondermijning, huiselijk geweld, ontwikkeling van Artificial Intelligence of publiek leiderschap… Het zijn maar enkele voorbeelden. De politie spreekt met de koepelorganisatie Universiteiten van Nederland en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen over het afstemmen van kennisagenda’s. Kritische noot is dat in dit soort gesprekken geld te vaak een te bepalende factor is, dat zou anders moeten. Hoe dan ook, belangrijk is dat alle externe kennisrelaties van de politie in beeld gebracht zijn. Dit wordt onder meer gebruikt om een goed functionerend kennis-ecosysteem om de politie te stimuleren. Zo komt de verbetering in het samenspel tot stand.
5. Gezaghebbend
Terpstra geeft in het aangehaalde artikel over ‘De staat van Politiewetenschappen’ aan dat het hem verbaasd heeft dat er in het hele debat over de nationale politie maar een paar onderzoekers zijn geweest, die een kritische positie hebben ingenomen. In het publieke debat over de politie zijn wetenschappers behoorlijk onzichtbaar. Academici kunnen bijdragen aan praktijkontwikkeling, zoals de Politieacademie en het NSCR. Ze kunnen ook de body of knowledge versterken, zoals Jan Terpstra of Otto Adang doen. Een derde rol, hoewel de rollen natuurlijk niet scherp te scheiden zijn, is speaking truth to power, met als voorbeelden Cyrille Fijnaut en Piet van Reenen. Dat laatste gebeurt door enkelingen. Wetenschappers kunnen inzichten bieden door perspectieven toe te voegen. Dat helpt de korpsleiding en het bestuur van de politie om breder en scherper inzicht in moeilijke vraagstukken te krijgen en daarnaast kunnen wetenschappers bijdragen aan meer diepgang of nuance in het publieke debat. De tijd lijkt rijp om gerichte advisering te organiseren, zodat het niet meer van particuliere acties afhangt. Relatieve buitenstaanders[i] dringen aan op een Clingendael of een Staatscommissie. Dat kan, maar vooralsnog zou een wetenschappelijke adviesraad ten behoeve van de korpsleiding en het bestuur van de politie prima volstaan. Althans, dat zegt de visie en de haalbaarheid ervan wordt nu onderzocht.
Drs. Jaco van Hoorn MPA, namens de korpsleiding bezig met de verbinding tussen Politie en Wetenschap.
[i] Zie column van Chris van Dam en Reenen, P. van, (2022) De samenleving verandert snel, nu de politie nog; column in NRC op 10-1-2022
[i] Nederlands Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving.
[i] Fijnaut, C.J.C.F. (1983). Over de traditie van politiewetenschap in West Europa. In Theoretische opstellen rondom de politie. Tilburg: Tilburg University.
[ii] Klerks, P., (2017). Het gedroomde instituut. Tijdschrift voor de Politie, 15-10-2017
[iii] Cachet, L., Hoogendoorn, M. (2014). De staat van politiewetenschap. Tijdschrift voor de Politie, jg 76, nr. 10
[iv] Reenen, P. van, (2020). De stand van Politieresearch. Politie en Wetenschap.
Bert van Leuven zegt
Zo was er een Adviescommissie Bewapening en Uitrusting met deskundigheid van binnen de politie en erbuiten, die na de vorming van de Nationale Politie is ontmanteld. Reden -toen- was, dat de politieorganisatie intern deze functionaliteit (adviseren korpsleiding over bewapenings- en uitrustingsvraagstukken) kon invullen.
Ook hier geldt een beetje: ‘beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald’