Zowel de politie van Nederland als die van de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen werken met predictive policing bij de bestrijding van woninginbraken. Zijn beide systemen compatibel genoeg om samen op te trekken? Op strategisch niveau is dat zeker het geval, maar op operationeel niveau zijn er veel verschillen.
Op 31 oktober 2016 ondertekenden vertegenwoordigers van Nederland, België en de Duitse deelstaten Noordrijn-Westfalen (NRW), Nedersaksen en Rijnland-Palts de verklaring van Aken[1]. Dit is een intentieverklaring om gezamenlijk woninginbraken te bestrijden. Eén van de voornemens is om ervaringen met predictive policing uit te wisselen en evaluatieresultaten te delen. Daarnaast willen de deelnemende partijen mogelijkheden bepalen voor het delen van delictgegevens voor predictive policing.
Dit onderzoek heeft uitvoering gegeven aan de verklaring van Aken door te achterhalen in welke mate predictive policing in Nederland en NRW compatibel met elkaar is om zo te achterhalen waar de samenwerkingsmogelijkheden liggen. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in 2018 middels interviews, literatuuronderzoek en observatie. In 2018 werd predictive policing enkel in Nedersaksen, NRW en Nederland toegepast.
Gekozen is om NRW en Nederland te includeren omdat Nederland en NRW qua omvang en inwonersaantal vergelijkbaar zijn. Het Nederlandse systeem heet het Criminaliteits Anticipatie Systeem (CAS), in NRW heet het systeem System zur Kriminalitätsauswertung und Lageantizipation (SKALA).
Predictive policing
Een daling van het aantal woninginbraken is in beide landen het primair beoogde effect van de toepassing van predictive policing. Predictive policing is een vorm van informatiegestuurd politiewerk (IGP). Het proces van predictive policing bestaat uit verschillende stappen. Deze stappen bepalen gezamenlijk of en in welke mate predictive policing effectief is en behelzen verschillende niveaus:
Stap 1: Gedurende de analyse: welke data wordt gebruikt voor de analyse? Is deze compleet? Is deze correct?
Stap 2: Gedurende het sturingsproces: is de voorspelling goed geïnterpreteerd? Is de context van de voorspelling helder?
Stap 3: Gedurende de uitvoering: welke interventie wordt waar uitgevoerd?
Onderstaand figuur toont schematisch de drie stappen die de effectiviteit van predictive policing beïnvloeden. Deze stappen worden in beide landen[2] door verschillende organisatieonderdelen uitgevoerd. De stappen hangen met elkaar samen en beïnvloeden elkaar. Zo is de effectiviteit van predictive policing afhankelijk van de gepleegde interventie. De motivatie om interventies uit te voeren wordt weer beïnvloed door het effect van predictive policing op het aantal woninginbraken.
De uitvoering van predictive policing in NRW en Nederland is op alle vier de punten beschreven om de compatibiliteit te bepalen (operationele compatibiliteit). Daarnaast is gekeken in hoeverre de strategische doelstellingen en visies van beide landen met elkaar overeenkomen (strategische compatibiliteit).
De analyse
Om prognosekaarten te generen is een analyse noodzakelijk. Via data-analyse wordt gezocht naar patronen om zo een risico-inschatting te maken voor de komende week. In Nederland worden ook tweeweekse en zes-weekse voorspellingen gemaakt. Zowel Nederland als NRW gebruiken voor het opstellen van de prognose politionele data en socio-demografische data. De gebruikte politionele data is deels gelijk. Dit geldt ook voor de socio-demografische variabelen. Beide landen gebruiken informatie over inwonersstructuur, bebouwingsstructuur en inkomens. NRW neemt ook informatie over de mobiliteit en geografie mee.
Het sturingsproces
Beide landen hebben een organisatieonderdeel dat de gegenereerde kaarten beoordeelt en er duiding aan geeft. Kenmerken van de inbraken spelen bij de beoordeling een grote rol evenals persoonsgegevens. In beide landen neemt het duiden van de kaarten ongeveer een half dagdeel in beslag. De frequentie van beoordelen is onder andere afhankelijk van de prioriteit die woninginbraken op dat moment hebben. Na de beoordeling wordt in beide landen bepaald of en zo ja, in welke gebieden interventies plaatsvinden. De vorm van interventie wordt in samenspraak met de operationele krachten bepaald. Uiteindelijk kiest de aansturing van de operationele krachten welke interventie wanneer wordt uitgevoerd.
Interventies
Beide landen voeren een palet aan interventies door. Deze interventies hebben voornamelijk een preventief karakter en richten zich op het wegnemen van gelegenheid en het verhogen van oplettendheid bij de burger. In beide landen is surveillance de meest doorgevoerde interventie. Politiemedewerkers in beide landen geven aan dat motivatie en enthousiasme een belangrijke rol spelen bij het uitvoeren van interventies. Men gaf echter aan dat de motivatie om op basis van voorspellingen te werken gedurende de tijd afnam.
Interventies dienen te worden uitgevoerd in de hoogrisico-gebieden. In Nederland worden de hoogrisico-gebieden aangeleverd in de vorm van rasters van 125 meter bij 125 meter. NRW gebruikt voor de visualisatie woonkwartieren. Elk woonkwartier heeft ongeveer 400 huishoudens en kunnen dus verschillen qua grootte.
In beide landen heeft de visualisatie van het prognosegebied soms een beperkende en belemmerende werking op de werkwijze van het uitvoerende niveau. Van hen wordt namelijk verwacht ook over de grenzen van het prognosegebied heen te interveniëren in plaats van enkel in het prognosegebied zelf – inbrekers hanteren niet dezelfde grenzen als de modellen. In beide landen bleek de discrepantie tussen het gevisualiseerde prognosegebied en het gewenste interveniëringsgebied tot onduidelijkheid te leiden.
Evaluatiestudies
Beide landen hebben getracht de effectiviteit van predictive policing te meten. De pilot in NRW is in 2015 in de Kreispolizeibehörden (KPB) Duisburg en Keulen van start gegaan. Begin 2017 kwamen daar KPB’s Düsseldorf, Essen, Gelsenkirchen en Bonn bij. In december 2017 was het pilotproject afgerond[3]. In Nederland is de pilot van midden oktober 2015 tot 1 februari 2016 in de vier basisteams Enschede, Groningen-Noord, Hoefkade en Hoorn uitgevoerd[4].
Beide landen hebben onderzocht of een daling van het aantal woninginbraken heeft plaatsgevonden in de gebieden waar predictive policing werd toegepast. Beide landen zien gedurende de onderzoeksperiode geen significant grotere daling van het aantal woninginbraken in de gebieden waar predictive policing werd toegepast ten opzichte van de landelijke daling. De verwachting – en het doel – van de toepassing van predictive policing was een grotere daling van het aantal woninginbraken in de pilotgebieden. De redenen voor het gevonden resultaat is voor beide landen onbekend en lastig te achterhalen.
Wel is er dus een landelijk dalende trend van het aantal woninginbraken waargenomen. Dit betreft een mogelijk gevolg van de algemene toegenomen aandacht voor woninginbraken die parallel met de invoer van predictive policing is ontstaan. De landelijke daling wordt ook genoemd als mogelijke veroorzaker van de afgenomen motivatie bij politiemedewerkers om met predictive policing te werken. Dit is een interessant gegeven. Enerzijds beoogt predictive policing woninginbraken te voorkomen en dus in aantal te verminderen. Anderzijds heeft een daling van het aantal woninginbraken tot gevolg dat medewerkers minder gemotiveerd zijn om maatregelen door te voeren. Het veronderstelde effect van predictive policing wordt hierdoor negatief beïnvloed.
In beide pilots zijn, naast de invloed op het aantal woninginbraken, ook andere effecten van predictive policing onderzocht. Beide landen hebben het effect van predictive policing op het aantal mutaties bekeken. De verwachte toename in mutaties was gestoeld op de aanname dat politiemedewerkers de waarde van muteren hoger inschatten door deze nieuwe vorm van IGP (NL). Daarnaast was de verwachting dat politiemedewerkers simpelweg meer waarnemen door de toegenomen aanwezigheid in hoogrisico-gebieden (NRW). In Nederland ziet men geen toename van het aantal mutaties in de pilotgebieden gedurende de onderzoeksperiode in vergelijking tot een jaar daarvoor. In NRW wordt significant meer gemuteerd in de pilotgebieden dan in de controlegebieden gedurende de onderzoeksperiode.
Data-uitwisseling
In de verklaring van Aken wordt ook genoemd dat beide landen de mogelijkheden tot uit het wisselen van delictgegevens willen onderzoeken. Dit zou van meerwaarde kunnen zijn bij alle drie de stappen. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat beide landen in beginsel positief tegenover het uitwisselen van delictgegevens staan. Er is echter een aantal hordes. Ten eerste worden prognoses in beide landen op wekelijkse basis geautomatiseerd opgesteld. Er bestaat nog geen tool om gegevens grensoverschrijdend en geautomatiseerd op wekelijkse basis uit te wisselen.
Ten tweede is het uitwisselen van data ten behoeve van de prognose voornamelijk relevant voor de grensgebieden[5]. Alleen wordt predictive policing in NRW, met uitzondering van Aken, niet in het grensgebied toegepast. Daarnaast wordt predictive policing momenteel door beide landen hoofdzakelijk toegepast om de eigen, lokale politiemedewerkers sturing te bieden voor geografisch kleine en binnenlandse gebieden. Data scientists uit beide landen geven bovendien unaniem aan dat de performancewinst van het model niet substantieel verhoogd wordt door het meenemen van elkaars delictgegevens.
Kortom: het lijkt op dit moment niet van substantiële toegevoegde waarde om delictgegevens ten behoeve van de analyse (stap 1) uit te wisselen. Het uitwisselen van gegevens kan wel helpen bij het beoordelen van de prognosekaarten in de grensgebieden (stap 2). Tot slot wordt samenwerking voor het bepalen van effectieve interventies door de respondenten ook als waardevol genoemd (stap 3).
Conclusie
Dit onderzoek toont aan dat predictive policing op strategisch niveau in Nederland en NRW goed compatibel is. Beide hebben een daling van het aantal woninginbraken voor ogen en gebruiken predictive policing als preventieve tool om dit te bewerkstelligen. In de concrete operationalisering bestaan echter verschillen en zijn de processen en systemen beperkt compatibel. De ontwikkelde instrumenten zijn in hun huidige vorm beperkt geschikt voor de internationale bestrijding van woninginbraken; hetgeen centraal staat in de verklaring van Aken. Verder onderzoek dient uit te wijzen of predictive policing in een andere vorm meer kansen biedt. Het uitwisselen van ervaringen en evaluatieresultaten biedt beide landen wel de kans om de uitvoering en vormgeving van predictive policing op nationaal niveau te optimaliseren.
Marieke van der Ende, MSc, MCI is tactisch analist bij de Eenheid Limburg. Kai Seidensticker, MA is wetenschappelijk medewerker bij het Kriminalistisch-Kriminologische Forschungsstelle van het Landeskriminalamt in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen.
[1] https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2016/10/31/nederland-duitsland-en-belgie-versterken-gezamenlijke-aanpak-woninginbraken
[2] NRW is een deelstaat van Duitsland. Voor de leesbaarheid is er echter voor gekozen om de term ‘landen’ te handhaven.
[3] Landeskriminalamt NRW (2018): Kooperative Evaluation des Projektes SKALA. Abschlussbericht der Zentralstelle Evaluation beim LKA NRW (ZEVA) und der Gesellschaft für innovative Sozialforschung und Sozialplanung e.V. Bremen (GISS). Düsseldorf.
[4] Mali, B., Bronkhorst-Giesen, C., den Hengst, M. (2017). Predictive policing: lessen voor de toekomst. Een evaluatie van de landelijke pilot. Politieacademie. Apeldoorn.
[5] Zie ook het near-repeat-fenomeen. Bernasco, W. (2007). Is Woninginbraak Besmettelijk? Tijdschrift voor Criminologie, 49(2), 137-152.
Geef een reactie