Als het over diversiteit gaat, worden vrijwel nooit de bevindelijk gereformeerden (de ‘biblebelt’) genoemd. Dat ligt misschien ook wel voor de hand: de samenleving lijkt weinig ‘last’ van de groep te hebben, zowel in criminele zin als omdat men zich als groep nadrukkelijk zou profileren. Toch is het de vraag of dat gebrek aan aandacht terecht is. De politie heeft er eigenlijk weinig kennis van, er lijkt een vertroebeld beeld te bestaan over deze groep en ‘hun’ criminaliteit, en als je met politiemedewerkers praat over hun inzet in deze gebieden, blijkt die zeker niet probleemloos.
Om die reden heb ik in het kader van mijn Bachelor Politiekunde onderzoek gedaan naar deze groepering. Ik sprak met ruim zeventig respondenten: van wijkagenten en rechercheurs tot bevindelijk gereformeerde ambtsdragers en leden van de gemeenschap.
Over wat de Biblebelt is, wie er onder het bevindelijk gereformeerde volksdeel kunnen worden gerekend en waar deze groep voor staat, zijn ook insiders het niet altijd eens. Het is dan ook niet eenvoudig om deze groep scherp af te bakenen. Wel is duidelijk dat stemgedrag (SGP), het lidmaatschap van een bevindelijk gereformeerde stroming en het georganiseerd zijn rondom de reformatorische zuil, algemene kenmerken zijn van de Biblebelt populatie.
Wanneer statistische gegevens over de electorale aanhang van de SGP worden gevisualiseerd, verschijnt op de Nederlandse landkaart een strook tussen Zeeland en Overijssel waarin de bevindelijk gereformeerden – naar schatting zo’n 300.000 personen – zich hebben geconcentreerd. Dit gebied wordt met de uit Amerika overgewaaide term ‘Biblebelt’ aangeduid. In de gemeenten die in deze Biblebelt liggen, kan de SGP steevast op een grotere aanhang rekenen dan in de rest van Nederland.
Vanzelfsprekend wonen er in de Biblebelt niet alleen kerkgangers en ook lang niet alle kerkgangers kunnen onder de ‘Bibelebelt-populatie’ worden gerekend. Het kerkelijk landschap in Nederland is sterk verdeeld en kenmerkt zich door vele stromingen die ook wel denominaties worden genoemd. Onder de bevindelijk gereformeerde stroming worden slechts een zeer beperkt aantal denominaties gerekend, waaronder de (Oud)Gereformeerde Gemeenten en de Hersteld Hervormde Kerk. Of een denominatie onder de bevindelijk gereformeerde stromingen kan worden gerekend, heeft te maken met hoe de gelovigen de Bijbel interpreteren en op welke manier ze hun geloof belijden. De omvang van dit artikel en de complexiteit van de materie laten het niet toe om hier diep op in te gaan.
Kortgezegd zijn de bevindelijk gereformeerde denominaties behoudend en orthodox van aard. De leden baseren hun levenswijze op de Bijbel en drie zogenaamde belijdenisgeschriften. De religieuze en levensbeschouwelijke opvattingen binnen deze groep hebben grote impact op de (maatschappelijke) keuzes en reacties van de leden. Dit kan men onder andere terugzien aan uiterlijke kenmerken zoals trouw kerkbezoek, de vrouw die in veruit de meeste gevallen in een rok gekleed gaat, geen televisie, de zondag die als rustdag geldt en het sterk gericht zijn op ‘eigen’ scholen, instellingen en ondernemers. Daarnaast keurt men zaken als homoseksualiteit, abortus en euthanasie af. Voor degenen die meer over de leefregels en de uitgangspunten van de bevindelijk gereformeerden willen weten is het ‘Standpunten ABC’ op de website van de SGP een aanrader.
Serene rust …
Het bevindelijk gereformeerde volksdeel komt van tijd tot tijd in opspraak. Ernstige zedenzaken, onrustige jaarwisselingen, hevig verzet tegen de autoriteiten tijdens de MKZcrisis en de uitbraak van besmettelijke ziekten als de mazelen gelden als typische voorbeelden daarvan. Deze opsomming lijkt te getuigen van een ernstige situatie, maar over het algemeen lijkt er binnen de gemeenschap een serene rust te heersen. En dat is ook het beeld dat binnen de politie bestaat. De groep hoeft daarom – als het over politiewerk gaat – niet te rekenen op de aandacht zoals die er bijvoorbeeld is voor bevolkingsgroepen waarbinnen gevaren schuilen als Islamitische radicalisering. Maar is dat terecht? En klopt het beeld wat binnen de politie overheerst?
Zowel de politiemedewerkers die aan mijn onderzoek deelnamen als de gemeenschap zelf – ik sprak met vier ambtsdragers, een hulpverleenster, drie schooldirecteuren en zo’n veertig (jeugd)leden – zijn het erover eens: ook de gereformeerde gezindte is niet vrij van criminaliteit. De mate waarin leden van de gezindte in de criminaliteitscijfers zijn vertegenwoordigd, werd uiteenlopend beoordeeld: van een ondervertegenwoordiging tot niet anders dan binnen andere bevolkingsgroepen. Met name binnen de gemeenschap zelf liepen de opvattingen sterk uiteen. Ambtsdragers met jarenlange ervaring kenden volgens eigen zeggen alleen voorbeelden van jeugdigen die ‘weleens’ bij criminaliteit en overlast betrokken waren geweest. Later werd door leden uit dezelfde gemeente verteld dat er wel degelijk – ook onder volwassenen – ernstige (zeden)- zaken hebben gespeeld die onder de aandacht van de kerkenraad zijn gebracht.
… en af en toe wat ‘Biblebelt-problematiek’?
Een dominee vertelde, naar het lijkt, openhartiger: statistisch komt er volgens hem binnen de gereformeerde gezindte evenveel criminaliteit voor als in de rest van de maatschappij. Alleen de criminaliteitsvormen wijken af. Criminaliteit waarbij de kans op ontdekking groter is – zoals straatroven, overvallen en inbraken – komt minder vaak voor terwijl criminaliteit die onder een dekmantel kan blijven – zoals zedenzaken en fraude – relatief vaker plaatsvindt. Volgens de dominee houdt dit verband met de sociale dynamiek binnen de gemeenschap. Als de gemeenschap ontdekt dat iemand zich op het criminele pad begeeft, zal diegene in sociale zin al snel worden buitengesloten.
Als het over criminaliteit en overlast binnen de gereformeerde gezindte gaat, wordt nog weleens – vaak refererend aan de zuipketen en overlast tijdens de jaarwisseling – de term ‘Biblebelt-problematiek’ gebezigd. Ook verschillende wetenschappers bedienen zich van deze terminologie. Maar wat ermee wordt bedoeld, klopt niet volgens dezelfde dominee. Het gaat in deze kwesties niet om jongeren die in een harnas leven en jaarlijks een keer uit de band springen.
De jongeren die bij criminaliteit en overlast rond de jaarwisseling betrokken zijn, maken zich ieder weekend schuldig aan onder andere drankmisbruik, baldadig gedrag, criminaliteit en overlast. Zoals de term ‘Biblebelt-problematiek’ nu wordt uitgelegd, houdt volgens de dominee eerder verband met de manier van meten. Alleen het criminele en overlastgevende gedrag rond de jaarwisseling wordt door de media voor het voetlicht gebracht. Hierdoor wordt niet gezien dat het hele jaar door, met name rond het weekend, soortgelijke problematiek onder een (klein) deel van de bevindelijk gereformeerde jeugd en jong volwassenen speelt.
Het kwalitatieve karakter van mijn onderzoek laat het niet toe om harde criminaliteitscijfers over de Biblebelt te publiceren. Wel is duidelijk dat binnen de gereformeerde gezindte allerhande vormen van criminaliteit en overlast voorkomen. De genoemde voorbeelden lopen uiteen van brutaliteit tegen andersdenkenden en een negatieve houding ten overstaan van vluchtelingen, drank- en drugsmisbruik, baldadigheid en vernielingen, diefstallen, stalking, afluisterpraktijken en belastingontduiking tot ernstige zedenmisdrijven. Met name rondom de jaarwisseling zouden er ook sterke anti-overheidssentimenten heersen.
“Op zondag zitten we in dezelfde kerkbank”
Over wat criminaliteit precies is, lopen de opvattingen binnen de gemeenschap uiteen en er is een sterk subjectieve beoordeling. Vaak wordt er eerst gekeken naar wie de dader is. Is dit een lid van de eigen gemeenschap, dan wordt het gedrag langs andere maatstaven gemeten. Ook als er sprake is van ernstige delicten.
Tijdens mijn onderzoek werd aan zo’n veertig jeugdleden een fictieve casus voorgelegd: men kreeg tijdens een conflict met een lid van de eigen gemeenschap een klap in het gezicht waardoor het gebit ernstig beschadigd raakte – ofwel men werd slachtoffer van zware mishandeling. Vrijwel iedereen was het erover eens: dit is een bekende, het is daarom geen mishandeling maar ruzie. “Een ruzie los je op door een gesprek en de schade wordt onderling afgehandeld”. Is de dader een onbekende, dan was men resoluut: “We doen aangifte bij de politie.”
De achtergrond van de dader bepaalt dus in hoge mate wat door de gezindte al dan niet als crimineel gedrag wordt bestempeld. En ook indien gedrag als crimineel gedefinieerd wordt, heeft de achtergrond van de dader een belangrijke, zo niet doorslaggevende stem. “Op zondag zitten we immers weer naast elkaar in de kerkbank”, stelde een respondent. Vanuit dat perspectief wordt het herstel van de relatie vaak op de voorgrond gesteld en ziet men af van een melding of aangifte. Men bedient zich bij de beargumentering van die keuze regelmatig van religieuze argumenten als “we kunnen een dader ook vergeven” en “God komt de wraak toe en Hij zal vergelden”.
Keus tussen kerk en politie
Naast de subjectieve beoordeling van crimineel gedrag, heeft ook sociale controle en het (eigen) imago binnen de gemeenschap grote invloed op de reacties van de gereformeerde gezindte op criminaliteit en overlast. Men hangt niet graag de vuile was buiten en er heerst een sterke voorkeur om zaken zelf op te lossen. De meldings- en aangiftebereidheid binnen de gereformeerde gezindte is daarom laag.
Een belangrijke, misschien wel onderschatte rol, is weggelegd voor vertrouwenspersonen en ambtsdragers binnen de kerk. Een bevindelijk gereformeerde hulpverlener merkte op dat zij vermoedt dat in zeker de helft van de casussen waar zij mee te maken krijgt, een ouderling of diaken – vaak niet competent door het ontbreken van opleiding en ervaring op het gebied van hulpverlening – zich heeft opgeworpen als hulpverlener of politieagent. Wanneer verwoede pogingen om de relatie tussen dader en slachtoffer te herstellen niet lukken, wordt soms jaren later alsnog bij de politie en hulpverlening aangeklopt.
Bij de keus om met een reactie op criminaliteit of overlast al dan niet naar buiten te treden, zoals via een melding of een aangifte, worden verschillende argumenten gebruikt. Schaamte, Gods voorzienigheid (het is Gods wil) en de opvatting dat men als zondig mens mogelijk zelf ook schuldig is aan hetgeen men is overkomen, spelen een belangrijke rol en vormen motieven om zaken ‘binnenskamers’ te houden. Slachtoffers kunnen er zelfs door de gemeenteleden op aan worden gekeken als ze met hun verhaal bij de politie aankloppen. In deze context werd een aangever een enkele maal zelfs een ‘schandvlek voor de gemeenschap’ genoemd.
Bagatellisering en gebrek aan vertrouwen
Daarnaast heerst er binnen de gezindte een hang naar bagatellisering. Met argumenten als “vroeger deden we het ook en dat komt later echt wel goed” wordt onder andere weggekeken bij problematisch drankgebruik in de zuipketen. Sterker, het gedrag wordt volgens enkele respondenten zelfs gefaciliteerd, omdat de jeugd dan tenminste niet in het café zit – iets wat vanuit religieus oogpunt als zeer belangrijk wordt gezien. Dat in de ‘zuipkeet’ dezelfde muziek wordt gedraaid als in het café en de jongeren dronken naar huis gaan, maakt voor een deel van de bevindelijk gereformeerde ouders dan niet uit.
Ook ontbreekt het binnen de gezindte vaak aan vertrouwen in de politie en is men bang niet serieus te worden genomen. Men denkt dat de (religieuze) leefregels van de gemeenschap niet of onvoldoende worden begrepen en misschien zelfs wel belachelijk worden gemaakt. Vrijwel alle bevindelijk gereformeerde respondenten gaven aan een agent wel enigszins te moeten kennen voordat men überhaupt een stap naar de politie overweegt. In gemeenschappen waar het contact met de politie minimaal of zelfs slecht is, zal men vaak alleen naar de politie stappen als dit formeel nodig is, bijvoorbeeld voor de verzekering. Tot slot is men bang dat door een stap naar de politie de gemeenschap en in bepaalde gevallen zelfs God publiekelijk tot schande wordt gemaakt. In deze context werd onder andere gerefereerd naar een paginagroot krantenartikel over een misbruikzaak in Bunschoten. Een respondent vroeg zich af, hoe vaak naar aanleiding van dit artikel de “naam van God gelasterd zou zijn”. Deze angst woog voor de betreffende respondent zwaarder dan de ernst van het delict.
De positie van de politie
“Verkeerszaken met vrachtwagens en lading, doet de Rijkspolitie dat nog?” vroeg een voorzitter van een kerkenraad mij na een interview. En in Stavenisse, een klein Zeeuws dorp waarvan de helft van de bevolking oudgereformeerd is, werd me door meerdere bewoners verteld dat met het verdwijnen van de dorpsagent op de fiets, medio jaren ’80, ook de politie uit het dorp verdween. Natuurlijk zijn dit uitersten, maar ze zijn wel kenmerkend voor hoe de bevindelijk gereformeerde gemeenschap de relatie met de politie beleeft. Slechts enkele respondenten kenden de wijkagent en slechts een klein deel gaf aan meerwaarde te zien in een kennismaking. Het merendeel van de respondenten zag echter geen meerwaarde in een goed contact met de politie. “Ik zou niet weten waarom dat nodig is”, was een vaker gehoord argument. Een deel van de wijkagenten waarmee ik sprak, beaamden deze situatie. Er was weinig tot geen contact met de gemeenschap en het is zeer moeilijk om daar voet aan de grond te krijgen. Deze wijkagenten hoefden volgens eigen zeggen ook niet op meldingen en aangiftes vanuit de gemeenschap te rekenen en ook als de politie actief op zoek was naar bijvoorbeeld getuigen, bleek er vaak niemand thuis.
Enkele wijkagenten hebben – na jarenlang investeren – een andere ervaring. Ze zien zich inmiddels als graag genodigde gast op een reformatorische scholengemeenschap, ontvangen steeds vaker meldingen – ook van misstanden binnen het gezin – en onlangs was een van deze wijkagenten zelfs als spreker te gast bij een bijeenkomst binnen de gemeenschap over echtscheiding – vanuit de religieuze overtuiging een zeer moeilijk thema. Deze wijkagenten typeerden hun contact met de bevindelijk gereformeerden als goed. Opvallend was echter wel dat de jeugdleden en ambtsdragers binnen de betreffende (kerkelijke) gemeenten waarmee ik sprak – overigens vormden zij maar een zeer klein deel van de leden van de gemeenschappen – een andere mening waren toegedaan: ze kenden de wijkagent niet en ook zij zagen daar de noodzaak niet van in.
Pionierswerk
Volgens Eric Bervoets, die recent een onderzoek naar hechte gemeenschappen publiceerde en in NRC Handelsblad werd geciteerd, richt de politie zich te veel op “exotische gemeenschappen”. De resultaten van het onderzoek naar politiewerk in het Zeeuwse deel van de Biblebelt, onderschrijven de bevindingen van Bervoets. Een wijkagent die daar inmiddels zo’n tien jaar werkzaam is, beschreef zichzelf als een pionier. De christelijke opvoeding tijdens zijn jeugd gaf hem nog enigszins houvast, maar verder stond hij er alleen voor.
De andere wijkagenten met wie ik sprak, deelden de ervaring en de mening van deze ‘pionier’: in de wijkagentenopleiding is er vooral aandacht voor de successen van het werken in de multiculturele wijken en de kracht van sociale media. Op het intranet en de interne kenniscentra is geen of onjuiste informatie over de gereformeerde gezindte te vinden en ook binnen het Netwerk Divers Vakmanschap ontbreekt het aan expertise over de Biblebelt-gemeenschap.
Daar waar politiemedewerkers zich met vragen over de LHBT-gemeenschap, de Joodse gemeenschap, de Marokkaanse gemeenschap et cetera, kunnen richten tot goed georganiseerde informatiebronnen in de vorm van netwerken, zijn politiemedewerkers in de Biblebelt aangewezen op hun eigen creativiteit. De ene wijkagent heeft alleen internet als kennisbron ter beschikking, de andere zoekt een bevindelijk gereformeerde collega op en weer een ander gaat naar een dominee met wie hij goed contact heeft.
Met name de wijkagenten die vanuit hun opvoeding of thuissituatie geen ervaring met het protestantse geloof hebben en alleen internet als kennisbron ter beschikking hebben, bevinden zich in een lastige situatie. Voor hen is het zeer moeilijk om op de juiste manier contact te maken en een goede relatie te onderhouden met de leden van de gereformeerde gezindte. Een van de wijkagenten adviseerde in zijn onwetendheid een bevindelijk gereformeerde vrouw om van haar echtgenoot – die zich aan misbruik van een minderjarige schuldig had gemaakt – te scheiden. Voor deze vrouw was dit vanuit haar religieuze overtuiging geen optie en ook begreep zij niet waarom er door de wijkagent zo ‘lichtzinnig’ over het huwelijk gesproken werd.
Conclusie
Mijn onderzoek laat zien dat ook binnen de Biblebeltgemeenschappen criminaliteit, overlast en probleemgedrag voorkomen. De gemeenschap lijkt daarin niet te verschillen van andere groepen binnen de Nederlandse samenleving. Met betrekking tot hoe er met criminaliteit, overlast en probleemgedrag wordt omgegaan, wijkt de gemeenschap echter wel af van andere groepen. Men houdt problemen het liefst binnenskamers en de kerk lijkt een belangrijke rol te spelen bij interventies. De politie heeft hierdoor een vertroebeld beeld waarin latente vormen van criminaliteit, overlast, probleemgedrag en onrust aan de aandacht ontsnappen. Een stevige inbedding van de politie is daarom ook in deze gemeenschappen noodzaak.
De wijkagenten in de Biblebelt-gemeenschappen staan er echter alleen voor. Onbegrijpelijk, ze werken immers in een omgeving die tact, kennis en ervaring van de religieuze en culturele aspecten van de gemeenschap vraagt. Ze verdienen daarom een stevige basis waar ze op terug kunnen vallen bij hun werk op dit bijzonder moeilijke en complexe terrein. Op z’n minst zou er in de educatie en begeleiding van wijkagenten de onderkenning moeten zijn dat het hier een heel aparte groep betreft waarin ook net zo goed crimineel gedrag is, zoals we dat al sneller aannemen in de ‘exotische’ groepen en waarin aandacht en respect voor de religieuze aspecten zeer gewenst is. Daarnaast verdient het absoluut de aanbeveling om kennis over en ervaringen met de gereformeerde gezindte – al dan niet in de vorm van een diversiteitsnetwerk – te centraliseren, zodat deze informatie voor iedere politiemedewerker beschikbaar is.
Geef een reactie