Het observeren van non-verbaal gedrag van verdachten lijkt in populariteit toe te nemen. De aanname is dat hiermee signalen van leugenachtigheid kunnen worden vastgesteld. Er is echter veel wetenschappelijk bewijs dat dit zo niet werkt, stelt Martijn van Beek.
Mede door toedoen van een tv-serie als Lie to me is het observeren van non-verbaal gedrag van verdachten – en ook wel getuigen – populair: zouden een opgetrokken wenkbrauw of een haast onhoorbare trilling in de stem hét signaal kunnen zijn dat de ander zaken achterhoudt of ronduit liegt? Het zou een doorbraak betekenen in een tijd waarin verdachten zich beroepen op hun zwijgrecht en de druk op politie om te innoveren groot is. Commerciële bureaus, vaak met termen als ‘analytic’, ‘profile’ of ‘insight’ in de bedrijfsnaam, springen graag in dit gat. Met filmpjes van bijvoorbeeld oud-president Clinton die onder ede liegt in zijn MeToo-affaire of audioclips die de stress in iemands stem zouden detecteren. Wat zou het mooi zijn als rechercheurs getraind zouden zijn in het herkennen van deze signalen of over software kunnen beschikken die dit automatisch voor hen doet. Dit werpt de vraag op of non-verbale gedragsanalyse de belofte waar kan maken. Het korte antwoord daarop is: nee, zoiets als de neus van Pinokkio bestaat niet (Vrij, & Winkel, 2017; Malsch, Van Zanten, & Elffers, 2018). Sterker, het brengt een risico op ‘vals positief’ met zich mee: een onschuldige wordt dan beschouwd als schuldig met alle mogelijke gevolgen van dien, zoals verkeerde keuzes binnen het opsporingsonderzoek of zelfs een politionele dwaling. Deze methoden toch inzetten zou dus op zijn minst reputatieschade voor de politie kunnen opleveren, maar kan ook negatieve gevolgen hebben voor andere betrokkenen.
Micro-expressietheorie
De aantrekkingskracht van ‘gedragsprofilering’ schuilt in onze dagelijkse ervaring dat menselijke communicatie voortdurend deels ook non-verbaal plaatsvindt en de interactie ook stuurt. We kennen allemaal momenten waarop we denken het door te hebben dat een ander ons iets op de mouw speldt. En natuurlijk is het wijs dat een rechercheur zich empathisch opstelt en in de gaten houdt hoe een verdachte of getuige er in verhoor aan toe is. Denk aan tekenen van vermoeidheid of een gebrek aan concentratie. Deze observaties zijn echter van een andere orde dan interpretaties van leugenachtigheid. De voor een rechtszaak belangrijke informatie is nog altijd dat wat de ander concreet zegt (de verbale informatie dus) en hoe die uitspraken zich verhouden tot het overig bewijs (Vredeveldt, & Van der Zee, 2017). Veel ‘gedragsprofilers’ baseren zich bijvoorbeeld op de micro-expressietheorie van Paul Ekman of neurolinguïstisch programmeren (NLP). Vaak wordt geclaimd dat deze theorieën zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Dit is maar deels waar: ja, er zijn verbanden tussen geheugen en taal, maar niet zo eenduidig en zwartwit als NLP wil doen geloven; en ja, Ekman wist in 1969 het gerenommeerde Science te halen met een artikel dat laat zien dat mensen bij een foto van een gezichtsuitdrukking van iemand uit een andere cultuur, uit een rijtje emoties de juiste emotie kunnen aanwijzen (Ekman, Sorenson, & Friesen, 1969). Zijn recenter onderzoek naar non-verbale expressie in relatie tot leugendetectie weigert hij echter goeddeels te publiceren, om ‘wetenschappers uit landen die een potentiële bedreiging vormen voor de VS niet wijzer te maken’ (Weinberger, 2010). Hierdoor zijn z’n beweringen en methoden door collega-wetenschappers moeilijk te controleren op juistheid (Meijer, Verschuere, & Vrij, 2017) en daar waar zijn werk wel door anderen is herhaald of bestudeerd, leidt dat vaak tot minder eenduidige bevindingen (Denault et al, 2019; Jordan et al, 2019; Porter, & Tenbrinke, 2008).
Gokken
Om de wetenschappelijkheid van non-verbale theorieën goed te kunnen duiden is het belangrijk om te beseffen dat er in de wetenschap sprake is van een hiërarchie in kennis: het ene wetenschappelijk tijdschrift is het andere niet, bevindingen uit een onderzoek krijgen pas waarde als dat onderzoek door andere onderzoeksgroepen gecontroleerd en herhaald kan worden, een meta-analyse (die meerdere onderzoeken over hetzelfde onderwerp vergelijkt en bekijkt op de gevonden effecten) zegt meer dan een enkele op zichzelf staande studie. Ruim vijftig jaar onderzoek naar de interpretatie van non-verbaal gedrag in relatie tot verhoor en leugendetectie heeft tientallen, zo niet honderden onderzoeken opgeleverd en enkele meta-analyses. De uitkomst? Er zijn géén non-verbale signalen gevonden die bruikbaar zijn voor de verhoorpraktijk: de relaties tussen non-verbale gedragingen en liegen bestaan niet, zijn relatief zwak of niet altijd eenduidig te interpreteren (Meijer, Verschuere, & Vrij, 2017; Vrij, & Winkel, 2017).
Wanneer ongetrainde mensen filmpjes zien en moeten zeggen of de persoon in het filmpje liegt of de waarheid spreekt, hebben ze het meestal ongeveer 54 procent van de tijd goed (Bond, & DePaulo, 2006). Dat is maar net boven het kansniveau van 50 procent: nauwelijks beter dus dan willekeurig wat gokken. De persoon of diens gezicht niet zien, zodat alleen luisteren overblijft als ‘detector’, maakt het resultaat zuiverder (Vrij, & Winkel, 2017; Malsch, Van Zanten, & Elffers, 2018).
De verklaring voor de matige verbanden is dat het lastig is non-verbaal gedrag van een (onbekende) ander te duiden: er is sprake van persoonlijke verschillen in temperament, van (sub-)culturele verschillen en van situationele factoren: stress wanneer je verhoord wordt, maakt dat je je anders gedraagt dan in een ontspannen situatie.
Risico’s
Trainingen in ‘gedragsprofiling’ laten geen verbetering zien in prestatie (Jordan, et al., 2019; Ormerod, & Dando, 2015). Als er een effect wordt gevonden, is het dat de vals positieve fout vaker optreedt: waarheidsvertellers worden aangewezen als leugenaar, onschuldigen dus als schuldig. Ook blijkt wel dat getrainden – ten onrechte – zekerder zijn van hun (onjuiste) oordeel. Vermoedelijk ontstaan deze effecten doordat de proefpersonen door hun training – ook weer ten onrechte – dénken dat ze beter zijn geworden in het herkennen van leugens. Trainingen in gedragsprofiling voor politiemensen zijn mogelijk extra problematisch: waar leken vaak een ‘truth bias’ (Bond, & DePaulo, 2006) hebben (op voorhand aannemen dat de ander de waarheid wel zal vertellen), laten enkele Amerikaanse onderzoeken zien dat politiemensen in hun werk mogelijk eerder een ‘lie bias’ kweken, een portie achterdocht: ze zijn vaak al op voorhand extra alert op de mogelijkheid dat de ander kan liegen (Horselenberg, & Van Koppen, 2017).
De gedragskundigen die opgenomen zijn in het Nederlands register van gerechtelijk deskundigen zijn ongetwijfeld bekend met deze stand van zaken in de wetenschap. Ook onder rechters zelf is deze kennis in toenemende mate aanwezig. Marijke Malsch, de eerste auteur van een artikel over de risico’s van het interpreteren van non-verbaal gedrag (Malsch, Van Zanten, & Elffers, 2018), is niet alleen senior-onderzoeker bij het NSCR, maar ook plaatsvervangend-rechter en raadsheer. Nieuw is deze discussie evenmin. Al in 1998 schreef het WODC over de achtergronden van het verbod op de Zaanse verhoormethode, die mede is gebaseerd op NLP-principes, en reikte dit instituut de politie verantwoorde alternatieven aan (Beenakkers, 1998).
Hoe dan wel?
Samengevat lijkt de stand van zaken rondom gedragsprofilering het te rechtvaardigen om te kijken of hier de instructie onorthodoxe Onderzocht opsporingsmethoden van toepassing is. Deze instructie verbiedt de inzet van methoden die naar de huidige wetenschappelijke inzichten geen zekerheid bieden omtrent de objectieve betrouwbaarheid van de resultaten daarvan (tenzij onder zéér uitzonderlijke omstandigheden het college van procureurs-generaal daar de hoofdofficier toestemming voor geeft). Als expliciet voorbeeld van verboden methoden worden in deze instructie onder meer hypnose en de polygraaf genoemd.
Maar wat werkt dan wel in verhoor? Er ligt een stevige berg aan onderzoek, ook weer met een paar meta-analyses (Brandon, Wells, & Seale, 2018), dat laat zien dat een ethische, empathische aanpak in verhoor (een goede werkrelatie creëren) het beste werkt om iemand te laten verklaren en zo betrouwbare informatie te verzamelen. Daarbij goed, maar neutraal doorvragen op inhoudelijk detailniveau, om tegenstellingen tussen de verklaring en de overige aanwijzingen bloot te leggen of verduidelijkt te krijgen, blijkt het beste bij te dragen aan waarheidsvinding (Vrij, 2017b). Door deze aanwijzingen pas laat in verhoor of stapsgewijs voor te leggen, kunnen eventuele tegenstellingen op een gestructureerde manier aangetoond of verklaard worden (Vredeveldt & Van der Zee, 2017). Daarbij past het om door te vragen, én door te rechercheren, op de eventuele alternatieve scenario’s die de verdachte aandraagt. Verhoormethoden als de scenario’s onderzoekende methode (SOM, besproken in de Handleiding Verhoor; Van Amelsvoort, & Rispens, 2017) of de strategic use of evidence methodieken (SUE; Granhag, & Hartwig, 2015) zijn op deze inzichten gebaseerd. Het doel in verhoor is dan dat de verschillende scenario’s – in combinatie met andere opsporingsmethoden – uiteindelijk zo objectief mogelijk beoordeeld kunnen worden op hun waarschijnlijkheid.
Literatuur
Amelsvoort, A. van, & Rispens, I. (2017). Handleiding Verhoor (7e, herziene druk). Den Haag: SDU. Beenakkers, E.M.Th. (1998). WODC Notities 1998/6. Bijzondere verhoormethoden: Een literatuurverkenning. Bond, C.F., & DePaulo, B.M. (2006). Accuracy of Deception Judgments. Personality and Social Psychology Review, 10(3), 214–234.
Brandon, S.E., Wells, S., & Seale, C. (2018). Science based interviewing: Information elicitation. Journal of investigative psychology and offender profiling, 4, 1-16. Denault, V., Plusquellec, P., Jupe, L., St-Yves, M., Dunbar, N., Hartwig, M., Sporer, S., Rioux-Turcotte, J., Jarry, J., Walsh, D., Otgaar, H., Viziteu, A., Talwar, V., Keatley, D., Blandon-Gitlin, I., Townson, C., Deslauriers-Varin, N., Lilienfeld, S., Patterson, M., & Koppen, P. van (2019). The analysis of nonverbal communication: The dangers of pseudoscience in security and justice contexts. Anuario de Psicología Jurídica.
Ekman, P., Sorenson, E.R., & Friesen, W.V. (1969). Pan-cultural elements in facial displays of emotion. Science, 164(3875), 86-88. Granhag, P.A., & Hartwig, M. (2015). The strategic use of evidence technique: a conceptual overview. Detecting deception: Current challenges and cognitive approaches. 231-251.
Jordan, S., Brimbal, L., Wallace, D. B., Kassin, S. M., Hartwig, M., & Street, C.N.H. (2019). A test of the micro-expressions training tool: Does it improve lie detection? Journal of investigative psychology and offender profiling, 16(3), 222-235. Horselenberg, R., & Koppen, P.J., van (2017). Valse bekentenissen. In: Koppen, P.J. van, Keijser, J.W. de, Horselenberg, R., & Jelicic, M. (red.), Routes van het Recht: Over de rechtspsychologie, p. 687 – 710. Den Haag: Boom.
Malsch, M., Van Zanten, J. & Elffers, H. (2018). Pinokkio’s neus: leugens en het gedrag van de verdachte in een verhoorsituatie. Delikt & Delinkwent, 6, 462-477.
Meijer, E.H., Verschuere, B., & Vrij, A. (2017). Universele problemen met leugendetectie. In: Koppen, P.J. van, Keijser, J.W. de, Horselenberg, R., & Jelicic, M. (red.), Routes van het Recht: Over de rechtspsychologie, p. 721 – 726. Den Haag: Boom.
Ormerod, T., & Dando, C. (2015). Finding a needle in a haystack: Toward a psychologically informed method for aviation security screening. Journal of experimental psychology, 144(1), 76-84.
Porter, S., & Tenbrinke, L. (2008). Reading between the lines: Identifying concealed and falsified emotions in universal facial expressions. Psychological science, 19, 508–514.
Sporer, S., & Schwandt, B. (2007). Moderators of nonverbal Indicators of deception: A meta-analytic synthesis. Psychology, Public Policy, and Law, 13, 1-34.
Ton, E., Limborgh, J., Aarts, B., Kokshoorn, B., Koeijer, J. de, Keijser, J. de, Berger, C., & Zuidberg, M. (2018). Plaats delict-onderzoek met vooruitziende blik. Expertise en Recht, 4, 144-149.
Vredeveldt, A., & Zee, S. van der (2017). De betekenis van consistentie in verklaringen. In: Koppen, P.J. van, Keijser, J.W. de, Horselenberg, R., & Jelicic, M. (red.), Routes van het Recht: Over de rechtspsychologie, p. 669 – 685. Den Haag: Boom.
Vrij, A. (2017a). Neurolinguïstisch verhoren. In: Koppen, P.J. van, Keijser, J.W. de, Horselenberg, R., & Jelicic, M. (red.), Routes van het Recht: Over de rechtspsychologie, p. 711 – 720. Den Haag: Boom.
Vrij, A. (2017b). Het verhoren van verdachten. In: Koppen, P.J. van, Keijser, J.W. de, Horselenberg, R., & Jelicic, M. (red.), Routes van het Recht: Over de rechtspsychologie, p. 643 – 667. Den Haag: Boom.
Vrij, A., & Winkel, F.W. (2017). Leugendetectie door te letten op non-verbaal gedrag. In: Koppen, P.J. van, Keijser, J.W. de, Horselenberg, R., & Jelicic, M. (red.), Routes van het Recht: Over de rechtspsychologie, p. 759 – 783. Den Haag: Boom.
Weinberger, S. (2010). Airport security: intent to deceive? Nature, 465, 412- 415.
Het NFI heeft in kaart gebracht welke alternatieve verklaringen op zitting het meest worden opgeworpen door verdachten en hun verdediging (Ton, et al., 2018). Bij het verzamelen en analyseren van sporen proberen NFI-onderzoekers hier nu al op voorhand rekening mee te houden, door deze opties ‘standaard’ mee te nemen. Bij verhoor kan de politie daar haar voordeel uiteraard ook al mee doen, door tijdens het onderzoek en in de voorbereiding op het verhoor al op deze alternatieven te anticiperen en door daar tijdens verhoor de getuige of verdachte tactisch op te bevragen.
Tabel 1.: Argumenten voor inzet van gedragsprofilering in verhoor en de tegenwerpingen.
Argument voor | Argument tegen |
Het is nieuw en innovatief. | Het is oude wijn in nieuwe zakken. Ekman’s theorie stamt uit 1969 (Ekman, Sorensons, & Friesen, 1969). Vrij toonde in 1997 al aan dat NLP niet in de verhoorkamer thuishoort (Vrij, 2017a). |
Het is wetenschappelijk bewezen. | Diverse meta-analyses tonen het tegendeel aan van deze bewering. |
Baat het niet, schaadt het niet. | Er is een groter risico op vals positief: onschuldigen worden beschouwd als schuldig. |
We gebruiken het alleen als steunbewijs. | Steunbewijs is behulpzaam in diffuse zaken, waar twijfel is over schuld of onschuld. Juist hier doen zich ook het gemakkelijkst gerechtelijke dwalingen voor. Non-valide steunbewijs vergroot het risico op een misser. |
Ik merk dat het werkt. | Gecontroleerd onderzoek laat zien dat het niet werkt. Wanneer we ergens in investeren (bijvoorbeeld het volgen van een training), verwachten we onbewust ook een rendement. |
We gebruiken het alleen voor een betere werkrelatie. | Er blijft ook dan een risico op confirmation bias bij de verhoorder (dat horen wat hij/zij graag wil horen) wanneer die signalen van leugenachtigheid bij de ander meent te ontdekken.
Het is de vraag of een focus op bijvoorbeeld micro-expressies niet juist ten koste gaat van oprechte belangstelling voor dat wat de ander zegt. Oprecht overkomen is een belangrijke bouwsteen voor een goede werkrelatie. |
Andere overheidsdiensten en grote bedrijven passen het ook toe. | Laat dat voor hun rekening zijn. De politie heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. |
Geef een reactie