Politieonderwijs- en training op het gebied van ‘verward gedrag’ is toe aan vernieuwing. Blijf daarbij weg van stoornis-specifieke trainingen die te hoge verwachtingen van politieoptreden wekken, stellen Joris van ’t Hoff en Bauke Koekkoek.
In 2014 al berekende het WODC dat 15-20 procent van de werktijd van de politie bestaat uit optreden bij incidenten met personen met verward gedrag (Abraham & Nauta, 2014). De definitie die sinds enkele jaren veel wordt gebruikt is nogal breed: “Het gaat om mensen die grip op hun leven (dreigen te) verliezen, waardoor het risico aanwezig is dat zij zichzelf of anderen schade berokkenen” (Schakelteam, 2016). In dit artikel gebruiken we afwisselende termen ‘verward gedrag’ en ‘onbegrepen gedrag’. Sinds 2014 is het aantal meldingen daarover nog verder toegenomen. Deze ontwikkeling en enkele ernstige incidenten hebben ertoe geleid dat deskundigheidsbevordering van politie bij samenwerking met en rond personen met verward gedrag hoog op de agenda staat. De ontwikkeling hiervan startte in 2015 met het expliciete uitgangspunt dat politiemensen vooral géén ‘ggz-deskundigheid’ hoeft te worden bijgebracht. Dit zou tegengesteld zijn aan het beleid dat opvang en zorg voor mensen die zich (ernstig) verward gedragen vooral komt van zorgprofessionals en/of door ‘eigen zorgkader’. De politie heeft hierbij slechts een ondersteunende rol (beveiligen en begrenzen). Toch ligt in kennisbronnen, trainingen en lesmaterialen nog steeds veel nadruk op specifieke ziektebeelden en bijpassende handelingen. Ook wordt door externe partijen veel van dergelijke specifieke scholing aan de politie aangeboden, waarbij soms een zeer krachtige lobby wordt ingezet. In deze bijdrage vragen we ons af wat de inhoud van zinvolle scholing moet zijn en hoe deze laagdrempelig is aan te bieden.
Theorie en praktijk bij meldingen
Idealiter is de rol van de politie in situaties met mensen met onbegrepen gedrag beperkt maar cruciaal, namelijk handhaving van de wet en veiligheid. Vaak komt dat neer op ongeveer de volgende stappen:
• ter plaatse toetsen of de veiligheid van de persoon en/of zijn/haar omgeving in het geding is
• indien dit het geval is: veiligheid voor alle betrokkenen creëren
• eventueel begrenzend en normstellend optreden tegen grensoverschrijdende/strafbare gedragingen
• naasten en/of professionals inschakelen die de persoon verder kunnen helpen met onderliggende problemen
Toch ziet de dagelijkse praktijk er vaak anders uit. Soms zijn politiemensen zelfs een hele dienst bezig met ‘gedoe’ rond een verward persoon omdat ze geen passende opvang kunnen vinden. Wanneer de spanning oploopt (bijvoorbeeld vanwege een psychose of iets anders) en ‘normaal’ contact houden niet meer lukt, wordt dit soms ervaren als handelingsverlegenheid. Of die handelingsverlegenheid opgelost kan en moet worden door aanvullende scholing is wel de vraag. Het lijkt zinvoller om te investeren op snellere ketensamenwerking waarbij politie op afstand, of liever nog ‘hands on’, wordt bijgestaan of afgelost door professionals die passende zorg kunnen bieden. Op dergelijke ontwikkelingen wordt ook de laatste jaren met partners volop ingezet (denk bijvoorbeeld aan Meld- en Adviespunten op meldkamers en inzet van wijk GGD’ ers naast wijkagenten). Kortom: het is vooral belangrijk de juiste weg te weten en een veiligheidskader te bieden aan de persoon zelf, naasten of professionals.
Mogelijk wordt in de toekomst sneller en soepeler in crisissituaties ‘doorgeschakeld’ zodat het aantal situaties vermindert waarin politiemensen zich ‘handelingsverlegen’ voelt. Toch zal politiebetrokkenheid bij bepaalde meldingen noodzakelijk blijven. Of een situatie gevaarlijk is, is niet altijd op voorhand in te schatten. Zeker niet iedereen die verward gedrag vertoont is gevaarlijk, maar omgekeerd kan het gevaar ook niet altijd vooraf worden uitgesloten. Bij sommige meldingen is het gevaar beperkt of nihil maar gaat politie toch op pad – zo bellen regelmatig mensen dat er vreemden rond hun huis lopen. Ter plaatse blijkt de beller dan iemand met achterdocht, wanen of hallucinaties te zijn. Een andere belangrijke reden waarom politie soms nodig is dat het regelmatig zeer effectief is om -in overleg met betrokken hulpverleners/behandelaars- bij verward gedrag ‘normaliserend’ op te treden door (harde) grenzen te stellen.
Wat politiemensen moeten weten en kunnen
Scholing en deskundigheidsbevordering op het gebied van verward gedrag zal voor de ‘gemiddelde’ diender antwoord moeten geven op drie vragen:
• hoe kan ik in crisissituaties – liefst zonder toepassing van geweld – een veilig en rustige omgeving creëren (de-escaleren)?
• wanneer en hoe kan ik door grenzenstellend optreden onbegrepen gedrag verminderen? (meer dan politiemensen vaak denken!)
• hoe werk ik samen met zorgprofessionals en naasten en draag ik de zorg voor de persoon over?
Het huidige aanbod voorziet deels in deze antwoorden. Omdat de politie de afgelopen jaren met veel succes aandacht heeft gevraagd voor de toenemende problematiek rond ‘personen met verward gedrag’ is er inmiddels vanuit de markt een indrukwekkend aanbod van trainingen en opleidingen voor politie ontstaan (zie kader op volgende pagina). De trainingen bieden vaak waardevolle handvatten, zeker als een ervaringsdeskundige erin participeert. Voor specifieke functies/rollen binnen de politie is het dan ook zeker nuttig om één of meer ervan te volgen.
Maar om aan alle agenten als ‘nascholing’ aan te bieden zijn deze trainingen te specifiek en uitgebreid. Ook kan dit de suggestie wekken dat politiemensen in staat (moeten) zijn om in soms zeer hectische, complexe situaties ‘ziektebeelden’ te herkennen en het eigen gedrag daarop nauwgezet af te stemmen. De in de huidige basisopleiding gebruikte literatuur (bij de onderwijsmodule ‘Optreden bij Meervoudige Problematiek’) gaat ook nog uit van de ‘stoornis-specifieke’ gedachte (Hazelhof en Verdonschot, 2015). Ook heeft de Politieacademie op basis van deze benadering een web-app ‘personen met verward gedrag’ ontwikkeld die een soort snelwijzer bevat voor het herkennen van het ziektebeeld en het toepassen van het handelingsprotocol dat hierbij hoort.
Naar een generieke, de-escalerende scholing
Een ‘handelingsprotocol voor elk ziektebeeld’ lijkt niet haalbaar of passend. Maar toch vragen verschillende vormen van onbegrepen gedrag om verschillende benaderingen (zie kader boven). Basiselementen als benaderen in rust, empathie tonen, duidelijkheid en eenvoud bieden, vermijden van onnodig autoritair gedrag, zeggen wat je gaat doen zijn altijd noodzakelijk. Het gaat veelal om de-escalerende, ‘zachte’ sociaal-communicatieve vaardigheden in combinatie met een (her)waardering van de normale ‘stevige’ politierol. Dit is natuurlijk niet ‘nieuw’ voor politiemensen en er is dan ook veel (impliciete) ervaringskennis aanwezig. Toch zijn deze vaardigheden, die doorslaggevend kunnen zijn in hoe een interventie verloopt, nog niet volledig geborgd in de (herhaalde) training van politie- beroepsvaardigheden.
Daarom is een trainingsmodel ontwikkeld waarbij de aanwezige (ervarings)kennis binnen een politieteam wordt gedeeld en via rollenspelen met een ervaringsdeskundige direct wordt geoefend. Naast deze brede, ervaringsgerichte scholing loopt er nu ook een pilot met een online-training, waarbij politiemensen via ‘serious gaming’ in vier modules van twintig minuten (herhaald) vaardigheden kunnen trainen. Ontwikkeld door de Canadese politie en de University of Alberta, blijkt dat na deze training het aantal geweldsrapportages sterk afnam (Krameddine & Silverstone, 2015).
Conclusie
Politieonderwijs – en training op het gebied van ‘verward gedrag’ is aan vernieuwing toe. Het is verstandig om weg te blijven van stoornisspecifieke trainingen die te hoge verwachtingen van politieoptreden wekken. De ervaringen met deze specifieke trainingen zijn bovendien erg wisselend, die met bredere trainingen vaak positief, zo merkten we in de afgelopen jaren in veel basisteams. De focus moet (blijven) liggen op het creëren van rust en veiligheid, het de-escaleren waar mogelijk en vooral ook het (her-) waarderen van het normstellend en begrenzend optreden. Via een focus op generieke, niet ‘stoornis-specifieke’ handelingsprincipes en gerichte training op de-escalerende vaardigheden hopen we deze doelen de komende jaren te bereiken.
Abraham, M., & Nauta, O. (2014). Politie en ‘verwarde personen’. Onderzoek naar optreden van de politie in relatie tot personen met verward gedrag. Eindrapport. Den Haag: WODC, Ministerie van Veiligheid en Justitie. Hazelhof, T & Verdonschot, T. (2015). Omgaan met problematisch gedrag. Een handleiding voor de basispolitiezorg. Den Haag: Sdu Uitgevers.
Krameddine, Y. I., & Silverstone, P. H. (2015). How to improve interactions between police and the mentally ill. Frontiers in psychiatry, 5, 186.
Schakelteam Mensen met verward gedrag (2016). https://vng.nl/files/ vng/publicaties/2016/20161213-pmvg-schakelprogramma-v42.pdf
Tielens, J., & Verster, M. (2012). Bemoeizorg: eenvoudige tips voor moeilijke zorg: voor iedereen die werkt met mensen met een chronische psychiatrische stoornis. De Tijdstroom.
Geef een reactie