Na haar politieloopbaan bij Rijkspolitie en regiopolitie, als laatst in functie van lid korpsleiding regiopolitie IJsselland, is Lieke Sievers via de directie van de Veiligheidsregio IJsselland terechtgekomen in het openbaar bestuur. Sinds december 2016 is zij burgemeester van de gemeente Edam-Volendam. Zij floreert op het snijvlak van gemeente en politie. Zo is Lieke Sievers een van de initiatiefnemers geweest van het boa-platform. Daarnaast is zij voorzitter van de Vereniging Politie Dier en Milieu.
De start van Liekse Sievers’ politiecarrière lag bij het korps Rijkspolitie in Breda. Daar heeft zij bijna vijf jaar diverse rollen vervuld, tot zij voor tweeënhalf jaar naar Aruba vertrok. Na een periode in Voorburg bij de stafafdeling Inspectie werd Sievers in een duo-baan projectleider milieu bij het KLPD en de Raad van Hoofdcommissarissen. Haar volgende stap was naar Utrecht, waar zij na een paar jaar districtschef werd. Daarna was zij hoofd bedrijfsvoering in de korpsleiding van de politieregio IJsselland. Van daaruit maakte Lieke Sievers de overstap naar de Veiligheidsregio IJsselland, als voorzitter van de veiligheidsdirectie en commandant van de brandweer.
Dat iemand met een politie-achtergrond de overstap maakt naar het openbaar bestuur zien we niet vaak. Hoe reageerde de politie van Edam-Volendam op uw komst?
“Mijn brede operationele achtergrond viel goed bij de brandweer en politie, omdat je dezelfde taal spreekt. Ik kan begrip hebben voor wat er speelt, ook omdat ik natuurlijk de ontwikkeling van nationale politie nauw gevolgd heb. Omdat ik daarnaast bekend ben in de wereld van openbaar bestuur, kan ik helpen bruggen te slaan.”
Kan die operationele achtergrond ook een nadeel zijn, dat je op je handen moet zitten?
“Soms is dat inderdaad het geval, maar ik ben me ongelooflijk bewust van mijn achtergrond. Misschien dat ik vijftien jaar geleden eerder in de verleiding zou zijn gekomen om me te bemoeien met de operationele zaken. Nu kan ik afstand nemen, het loslaten en het bij anderen leggen. Je weet wanneer je in die valkuil dreigt te stappen. Het voordeel is wel dat ik managerial mee kan denken. Verder heb ik een redelijk taalgevoel, wat helpt als er gevoelige zaken spelen. Dan denk ik met de politie mee over hoe we het naar buiten kunnen brengen. Dat lijkt heel operationeel, maar het is tegelijkertijd heel strategisch omdat het mede bepaalt hoe je je als gezag positioneert. Dus in die zin versterkt het elkaar juist.”
Hoe vond men het in het algemeen in dit gebied dat u die achtergrond hebt?
“Hier geldt een echte can-do mentaliteit, mensen zijn best geneigd de grenzen op te zoeken. Dan helpt het als je zelf een achtergrond hebt in ‘grenzen stellen’. Het is fascinerend om daarbij het verschil te zien tussen Edam-Volendam en Overijssel, het is echt de Graven van Holland versus de Hertogen van Gelre. Hier in het westen is het Hollandse deel waar veel meer het ontworstelen aan de zee onderdeel van de geschiedenis is, de gelijkwaardigheid, de grote mond en de grote stad versus het platteland. Er waren wel dienstbare verhoudingen, maar veel meer vanuit de mentaliteit dat je elkaar nodig had.
“In Overijssel is de cultuur van oudsher veel meer gegroeid vanuit gezagsverhoudingen die horen bij de feodaliteit. Dat voel je nog steeds sterk. Waar ik in het Sallandse echt het vertrouwen moest winnen omdat mensen nog wel eens ‘jao jao’ zeiden en nee deden, zeggen de mensen hier ronduit ‘ben je nou helemaal gek?’. Hier krijg ik het ongezouten terug.”
“Men gaat ook anders met onveiligheid om. In Salland was het meer flight or freeze, hier is het fight, de vlucht naar voren. Het is een ander type reactie, maar de behoefte om gezien te worden is even groot. Uiteindelijk wil iedereen veiligheid en wil iedereen daarin erkend worden.”
We zagen ook uw betrokkenheid bij Vereniging Politie Dieren en Milieubescherming. Een voor velen onbekende vereniging.
“Het is een vereniging die al bijna 100 jaar bestaat en vroeger wel 20.000 leden had. Je werd net zo makkelijk lid van PDM als van de vakbond. Het is begonnen met de politiedierenbescherming, omdat politieagenten zich het lot van dieren aantrokken die onder erbarmelijke omstandigheden het werk moesten doen. Zoals de honden die in de arme gebieden de kar moesten trekken.”
“Ik ben actief geworden omdat de milieubescherming mij altijd heeft getrokken. Die tak is er in de jaren tachtig aan toegevoegd. Na lid te zijn geweest van het bestuur en (eind)redacteur van het blad ben ik voorzitter geworden. Ik wil als voorzitter het bestaansrecht van de vereniging verder onderbouwen en uitdragen. Dat kan onder meer door ons in te zetten voor de buitengewone opsporingsambtenaren (boas) die actief zijn op het gebied van dier, natuur en milieu.”
Zijn gemeenten onvoldoende actief op dit terrein?
“Ze zouden actiever kunnen zijn. De gemeenten dekken gezamenlijk de hele oppervlakte van Nederland af, maar ze richten zich in het boa-beleid vooral op de zaken in de bebouwde kom en zien het niet allemaal als hun taak om ook in dat grote groene buitengebied nog iets te doen. Dat is allemaal van de natuurbeschermers, zoals Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en landgoedeigenaren. Onze stelling is dat gemeenten zoveel meer zouden kunnen betekenen, juist in de samenwerking met die partners. Ook omdat er heel veel ‘overloop’ is van criminaliteit, overlast en vervuiling vanuit de stedelijke gebieden die groene gebieden in.”
Zoals XTC-vervuiling?
“Exact. Maar dat niet alleen. Denk ook aan andere vervuiling, aan motorcrossen, aan honden die de zaak ruïneren. Er zijn veel aspecten waar je elkaar kunt vinden en versterken. En het geldt ook omgekeerd. Want de politie heeft baat bij de informatiepositie die boswachters, boa’s en toezichthouders van die landgoederen hebben. Denk aan stroperij, dat is echt big business. Van die kennis en informatie wordt veel te weinig gebruik gemaakt. Dat is ook de reden dat ik een paar jaar geleden, samen met Wiep van der Pal, Peter Vogelzang en Herman Reuvers van de Politieacademie, gestart ben om de samenwerking tussen boa’s, politie en toezichthouders te verbeteren. Uit die samenwerking is het boa-platform voortgekomen.”
Wat doet het boa-platform?
“Het moet letterlijk een platform zijn waar kennis, ervaring en initiatieven worden gebundeld, zaken worden gedeeld en worden voorbereid voor oplossingen, dan wel voor het op een ander niveau agenderen. Pieter Winsemius is voorzitter van het platform en het wordt ondersteund door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid CCV. Het moet geen instituut op zichzelf worden. Wij leggen de nadruk op het bij elkaar brengen van alle gremia die raakvlakken hebben met het werk van de boa. Van politie tot het ministerie van Justitie en Veiligheid, van VNG tot Openbaar Ministerie, en vele particuliere boa-werkgevers.”
“We werken vanuit het gedachtegoed van het rapport Vertrouwen in burgers van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (online in te zien – red.). Dat betekent dat je kijkt naar de krachten in de samenleving die de leefbaarheid en de sociale cohesie kunnen vergroten. Dáár moet het gebeuren. Het zijn sleutelfiguren als conciërges of voetbalcoaches die in de wijk een centrale rol kunnen spelen. Via hen loopt het door naar de gezamenlijke buurtwhatsapp en de contacten met de toezichthouders op lokaal niveau. Het gebeurt bottom-up, waar wij lang geneigd waren om te beginnen bij de formele handhavers en de politie.”
Wat is de rol van de burgemeester in dat speelveld?
“Er is ontzettend veel versnippering en versplintering op het vlak van toezichthouden en handhaven in Nederland. Het is van groot belang om dat met elkaar te verbinden en de samenwerking op het gebied van leefbaarheid en veiligheid te verbeteren. Zowel tussen de samenleving en de toezichthouders/handhavers, als tussen de toezichthouders/handhavers onderling. Daar kan een burgemeester, vanuit de portefeuille en de gezagsrol voor openbare orde en veiligheid, een belangrijke rol in vervullen. We moeten over de domeingrenzen heen kijken.”
“Soms gaat het goed, met name als men elkaar operationeel weet te vinden. Maar ik zie ook dat de nationalisering van de politie veel bestaande verbanden heeft doorgeknipt. Dat moet dus hersteld worden. Tegelijkertijd worden nieuwe instituten opgericht, zoals de Omgevingsdienst die over de milieuhandhaving gaat. Het is soms echt een zoektocht om te weten waar je moet zijn en uit te vinden wie erover gaat. We moeten terug naar de vraag: ‘Waar doen we het allemaal voor?’ Als je vanuit die vraag vertrekt dan wordt ook duidelijk waarin we elkaar kunnen ondersteunen. Dat is ook een vraag die je lokaal als burgemeester zou moeten stellen. Het boa-platform wil daarin landelijk graag een aanjaagfunctie vervullen.”
En de gemeenteraad?
“Door de druk van de laatste jaren is het perspectief met name landelijk sterk gericht op ‘veiligheid en justitie’, minder op het versterken van vertrouwen en veerkracht. ‘Veiligheid en justitie’ is bijna per definitie synoniem voor de repressieve insteek. Als je de samenleving vanuit vertrouwen en veerkracht benadert, kijk je vanuit een heel andere werkelijkheid die sterk aansluit bij de werkelijkheid van gemeenten. Maar gemeenten en raden moet je daar wel in ondersteunen en stimuleren. De integrale handhavingsplannen vertrekken in negen van de tien keer ook vanuit de vraag ‘wat is het probleem en hoe gaan we dat oplossen’.”
“In mijn tijd in Utrecht heb ik gezien hoe waardevol die andere insteek kan zijn. De wijkagenten in het district stonden echt in verbinding met de burgers. Wijkagenten knoopten de netwerken in de wijk aan elkaar en wisten energie te genereren om de buurt te revitaliseren. Daar hebben we prachtige voorbeelden van gezien. Dat moet je de ruimte geven. Zodra je het gaat institutionaliseren en in vakjes hakt, dan trekt iedereen zich terug op zijn institutionele bastion en werkt het niet.”
Ligt die institutionalisering op de loer?
“Die ligt niet alleen op de loer, dat is de praktijk van het werk van alle organisaties op dit moment, en het belemmert samenwerking. De crux is dat mensen elkaar weer met een ‘open mind’ tegemoet moeten treden. Op operationeel niveau weet men elkaar vaak wel te vinden, maar zodra het geïnstitutionaliseerd wordt dan zie je dat men onvoldoende op de hoogte is van het instrumentarium en de mogelijkheden om elkaar aan te vullen. Het helpt als je de werkelijkheid niet solistisch vanuit je eigen perspectief bekijkt, maar oog hebt voor de brede, maatschappelijke situatie.”
“De politie heeft het idee dat het de werkelijkheid goed in beeld heeft. Dat hebben ze ook, maar vanuit hun eigen perspectief. Peter Vogelzang noemt het ‘professioneel autisme’. Dat is niet lelijk bedoeld, maar je moet beseffen dat het je blik op de werkelijkheid tekent als je bent opgevoed vanuit het uniform en denkt in termen van strafrecht, strafvordering en alles wat met die regelgeving te maken heeft.”
“Ik merk hier in Edam-Volendam aan den lijve dat het al een hele slag is om ook in termen van een APV te denken. De politie gaat bijvoorbeeld naar binnen in een kroeg waar het vermoeden is dat er in drugs wordt gehandeld. Dan zou het fijn zijn als er in de bestuurlijke rapportage ook aanknopingspunten worden meegenomen die ik als burgemeester kan gebruiken om op basis van de Opiumwet de kroeg voor drie maanden te sluiten. Maar dat gebeurt niet vanzelf, omdat het niet in hun perspectief zit. Terwijl je elkaar juist op dit soort thema’s prima kunt aanvullen om samen op te trekken en mee te denken met de bevoegdheden van een ander.”
De commissie-Kuijken, die de Politiewet evalueerde, stelt dat de politie de regie over de samenwerking zou moeten hebben.
“Daar ben ik het hartgrondig mee oneens. Want eigenlijk zeg je daarmee ‘de politie gaat over veiligheid en daarbij moeten jullie wel door onze bril kijken’. Dat zou een verlies zijn. We moeten op een gelijkwaardige manier samenwerken. Waarbij je onderling informatie deelt zodat de ander er verder mee kan. Het gaat op een aantal plekken goed, maar het komt ook voor dat de Wet Politiegegevens een constructieve informatie-uitwisseling tussen partijen, politie en BOA’s in de weg staat. Het wettelijk kader kan daarmee belemmerend werken, en vraagt qua toepassing om een eenduidige uitleg. Of misschien wel aanpassing van de wet.”
“Ik ben meer voor een netwerkregisseur. Als je zegt dat de politie de regie heeft, denk je weer in hokken en vakken.
Wij zijn dat stadium voorbij. De samenleving en de crimineel weten al veel beter hoe netwerken werken dan wij. We moeten niet proberen om alles nog volgens de oude paradigma’s te organiseren. Dat werkt niet meer.”
Het klinkt te veel als ‘we moeten samenwerken maar wel op onze manier’?
“Een aantal politiemensen heeft feilloos door hoe het werkt en doet de goede dingen. Maar ik zie ook dat mensen in de politieorganisatie soms worden teruggeworpen in de eigen, interne institutionele kaders.”
“Een voorbeeld. Als er een hennepplantage wordt opgerold in een pand wil ik dat van tevoren weten, omdat ik ambtelijk dan kan voorbereiden op het bestuurlijke instrumentarium en het bevel tot sluiting direct klaar heb. De organisatie van zo’n rooidag ligt bij een andere afdeling dan het basisteam. Dan is het lastig om die informatie boven tafel te krijgen. Terwijl het in de uitvoering een sterk signaal kan zijn als een pand direct kan worden gesloten nadat de politie is geweest. Andersom kunnen we soms ook de bestuurlijke lijn uitlopen voordat de politie naar binnen gaat. Dan zijn wij al een keer naar binnen geweest voordat de politie moet optreden. Dat scheelt de politie capaciteit. Het is een hele andere manier van denken en werken en gaat veel sterker uit van de vraag waar je elkaar kunt aanvullen, in plaats van de gedachte ‘dit is mijn exclusieve domein’.”
Hoe is uw contact op dat gebied met de VNG?
“Vanuit het boa-platform en het boa-event hebben we lijnen met de VNG-commissie die over handhaving gaat. Onlangs heeft de VNG een brief aan de minister van Justitie en Veiligheid gestuurd, waarin ze pleit voor een ruimere inzet van de boa. Dat zou kunnen helpen. Ik maak het hier aan den lijve mee. Boa’s mogen bijvoorbeeld alleen voertuigen die stilstaan, met de motor uit, bekeuren. Als hier op de Dijk een vrachtwagen achteruit een eenrichtingsstraat inrijdt, mag die dus niet door een boa worden beboet. Terwijl ze er in uniform rondlopen. Dat vind ik ondermijnend voor hun gezag.”
“Ik denk dat dit soort dingen in alle gemeenten speelt. Ik besef dat gemeenten behoefte hebben aan diversiteit, maar dit is een punt dat landelijk kan worden afgestemd. Uiteindelijk wil je op een aantal onderwerpen vanwege rechtsgelijkheid ook naar een bepaalde eenduidigheid. Ik zou inhoudelijk daarom liever zien dat een gemeente de ruimte heeft om de uitzondering op de regel te zijn, dan dat de regel er per definitie uit bestaat dat alles vanaf een bepaald niveau verschillend wordt ingevuld.”
“Ik vind het wel jammer dat er überhaupt een brief is geschreven, en dat die vanuit ‘het systeem’ is opgesteld; niet vanuit de gedachte dat het gaat om de weerbaarheid en leefbaarheid van de lokale samenleving. Door brieven te sturen blijf je in systemen hangen. Als er een systeemverhaal gehouden wordt, dan komt er weer een systeemreactie terug. Ik ben meer gecharmeerd van de dialoog in plaats van brieven die piketpaaltjes slaan. Dat proberen we juist in het boa-platform te overbruggen, door op een informele manier met elkaar in gesprek te gaan. Over wat je dwarszit, over beeldvorming en beleving, en waar een concreet of strategisch probleem wordt gesignaleerd. Waar lopen onder meer gemeenten, maar ook alle andere deelnemers aan het platform, tegenaan? Wat kunnen ze niet zelf oplossen? Waar hebben ze andere partijen nodig? .Ga die dialoog aan in plaats van direct in de clash te raken.”
“Ik verwacht daarin ook best wat van minister Grapperhaus en hoop dat hij kans ziet om het veiligheidsvraagstuk op een andere manier aan te vliegen. Ik hoop ook echt dat hij de politie kan helpen, zodat naast de vanzelfsprekende functie van sterke arm en opspoorder, ook de functie van het maatschappelijke schild met de lokale verankering versterkt kan worden.”
Wat vind u in dat licht van de uitbreiding van geweldsmiddelen van boa’s?
“Ik vind dat eigenlijk de verkeerde discussie. Als je uitgaat van bottom-up, moet je eerst kijken wat we met elkaar nog te doen hebben. Ik zou in principe liever het geweldsmonopolie bij de politie houden. Anders raak je juist de meerwaarde van die boa kwijt, het gegeven dat hij dicht bij de burger staat. Natuurlijk staat de politie ook dicht bij de burger, maar die heeft altijd nog dat ultimum remedium.”
“Toezichthouders en handhavers ambiëren niet om een nieuwe politie te worden. Ze hebben een intrinsieke waarde in de volle breedte van de leefbaarheid, de handhaving en veiligheidstaken. Het gaat erom hoe ze benaderd worden en het gezag dat met hun functie gepaard gaat. Inmiddels is er een eenduidig tenue, dat zich duidelijk onderscheidt van het geel en donkerblauw van de politie. Dat accentueert ook voor de burger het verschil tussen de boa en de politie.”
“In de onderlinge samenwerking moeten we nog stappen zetten. Zo zijn we in het Platform bezig het gesprek te voeren om elke noodmelding van een toezichthouder/boa/ parkeerwachter of een andere publieke functionaris die in het domein geüniformeerd rondloopt, een PRIO 1 te laten zijn. Als die noodoproep komt op C2000, dan moet direct ondersteuning worden gegeven. Vooralsnog kunnen ze nog niet meeluisteren op het noodhulpkanaal, op sommige plekken wel in eigen gespreksgroepen. Dat is een mooie stap. Ik kijk niet direct naar de bevoegdheden. Die hoef je niet gelijk te trekken met de politie. Maar in de mogelijkheden om te acteren en de informatiepositie kunnen absoluut nog slagen worden gemaakt.”
Waarbij de boa zich ook op het terrein van openbare orde manifesteert?
“In zekere zin hebben de taken op het gebied van bijvoorbeeld evenementen al een openbare-orde-aspect. Het is maar net hoe je naar de werkelijkheid kijkt. Boa’s doen net zo goed openbare-ordewerkzaamheden, behalve de geëscaleerde onveiligheid. Maar ook daar geldt weer hoe je het definieert. In mijn tijd als districtschef in Utrecht probeerde ik onze mensen ook duidelijk te maken dat 90 tot 95 procent van de mensheid gewoon deugt. Die rijden, wat gechargeerd gesteld, hooguit te snel of af en toe door het rode licht of hun fietsachterlicht doet het niet. Maar dat is het dan ook wel.” “De groep van mensen die echt niet deugt is beperkt. Daarvoor hebben we de sterke arm met allerlei opsporingsmiddelen. Daar gaat de gemeentelijke boa niet achteraan. Maar ze kunnen wel een rol vervullen door informatie die ze hebben, te delen, of als verbinder naar de mensen in de wijk die gekke dingen zien gebeuren. Dan bouw je aan veerkracht en vertrouwen van de bewoners van zo’n wijk.”
Betekent die actieve rol van de boa ook iets voor het opleidingsniveau?
“Boa’s moeten zich al permanent her- en bijscholen. Bij de politie word je geacht je vakliteratuur bij te houden en je profchecks te halen, maar de eisen voor boa’s liggen hoger. Ik zou er voor zijn dat de basisopleiding van boa’s en politie veel meer in samenwerking wordt gedaan. In beide opleidingen zit een overlap met thema’s als proces-verbaal en sociale vaardigheden en de beschikbaarheid van informatiekanalen.”
“Ik ben ervan overtuigd dat door op een gezamenlijke basis op te leiden, in de praktijk ook minder ‘onbekend maakt onbemind’ zal gelden. We moeten beseffen dat we vanuit dezelfde doelstellingen vertrekken. Politie, gemeente en boa maken deel uit van dezelfde leefwereld. Alleen is ons vertrekpunt een andere systeemwereld. Maar als puntje bij paaltje komt, willen we allebei bijdragen aan een veilige, leefbare en plezierige samenleving. Op verschillende plekken zie je de samenwerking tot stand komen. Almere, Ede, Roosendaal zijn gemeenten met goede voorbeelden. Maar over de volle linie kan het op veel plekken in het land nog stukken beter.”
Gaat in de samenwerking de scheiding tussen leefbaarheid en veiligheid ook vervagen?
“Waar veiligheid als term gebruikt wordt, heeft men het bijna altijd over het bestrijden van onveiligheid. Het gaat zelden over veiligheid en het versterken van veerkracht en vertrouwen. Let maar eens op. Het ministerie van Justitie en Veiligheid is er niet om de veiligheid te versterken, maar om de onveiligheid te bestrijden. Op gemeentelijk niveau zie je hetzelfde. Het integraal veiligheidsplan was van oudsher bedoeld om de problemen en de onveilige situaties aan te pakken. Niet om veerkracht en vertrouwen te versterken.”
“De vraag is hoe de politie en de boa te stimuleren om die weerbare samenleving van onderaf op te bouwen. Dat is de uitdaging die er ligt. Als het over dit soort thema’s gaat, dan wordt er wel gesproken over de eigen verantwoordelijkheid van de samenleving. Ira Helsloot heeft daarover gezegd: ‘Het woord verantwoordelijkheid is lastig voor de burger, want dan breng je de burger in de positie dat je hem of haar ook zou willen vragen om verantwoording af te leggen.’ Daar ben ik het mee eens. Maar als je het woord belang hanteert, vertrek je vanuit een eigen belang bij een leefbare en weerbare samenleving. Er is niets mis met gezond eigenbelang, zeker als dat samenhangt met de belangen van anderen. Daarom vind ik het altijd wel mooi om burgers aan te spreken op hun eigen belang en vandaar uit in beweging te kunnen laten komen. Dat is vaak makkelijker dan een beroep te doen op hun verantwoordelijkheid.” “Als je mensen laat vertellen wat hun droom is voor hun leven in de wijk, dan vertrek je vanuit het positieve. Dat is iets anders dan de wijk te vragen ‘waar men overlast van ervaart’. Op de vraag ‘wat kun je zelf?’ komen vaak verrassende antwoorden. Samen aan groenonderhoud doen, een buurtwhatsapp oprichten of samen de kinderen te voet of per fiets naar school brengen in plaats van ieder voor zich met de auto. Pas daarna moet je je afvragen wat de gemeente, de boa en de politie kunnen betekenen. Daar past ook in dat wij ons niet moeten laten verleiden om een excuus te worden voor problemen tussen burgers.”
Uw visie op de positieve krachten in de wijk sluit ook aan op de agenda voor de gebiedsgebonden politie
“Daar gaat het naar mijn idee écht om. Ik zou het fantastisch vinden als minister Grapperhaus dat politiek ook staande weet te houden. Ik hoop dat hij de kansen ziet en ook samen met Binnenlandse Zaken kijkt hoe hij het veiligheidsdebat kan voeren over de opbouw vanuit de samenleving, en niet vanuit de instituties. En hoe hij voorkomt dat de minister overal op wordt aangesproken, terwijl het om lokale of regionale zaken gaat. Dan hoop ik dat hij verwijst naar de lokale burgemeester of de voorzitter van de veiligheidsregio.” “Daar ligt ook de korte lijn voor de versterking van de gebiedsgebonden politie, waar het rapport-Kuijken over spreekt. De kracht en energie zit in de mensen die wonen in de wijken, buurten en dorpen. De kans om daarop aan te sluiten ligt er. We moeten durven kijken naar wat goed gaat. Als je goed kijkt, zie je hele mooie dingen ontstaan. Zo houden we kleine onveilige dingen klein, en daar zijn we altijd goed in geweest, juist door de lokaal verankerde politie. Daardoor wordt 90% van de crises in Nederland in aanzet voorkomen, door de alertheid en het wijkgericht met elkaar de zaken kleinschalig aan te pakken. Daar zit ieders professionaliteit en het gezamenlijk belang in, en dat is wat ons als Nederland ook altijd sterk heeft gehouden. Daarom hebben wij geen banlieues of no-go-gebieden, geen getto’s.”
“Maar dat staat nu wel onder druk, door de grote en overmatige aandacht voor het grootschalige, die laatste 10%. Terreur, ondermijning, mensenhandel. Onder politieke druk en populisme gaat de aandacht naar de angst en onzekerheid, versterkt door de, al dan niet sociale, media. Onze gezamenlijk opgave is om door de verbonden aandacht en focus op de weerbare samenleving, het geluk en de leefbaarheid in de wijken te hervinden dan wel te bevestigen. Niet langst en onzekerheid maakt gelukkig, maar wel het hervinden van de eigen kracht en onderlinge verbondenheid.”
“De burgemeester speelt daar vanzelfsprekend ook een rol in. Wij zijn ervan. Tegen de minister zou ik willen zeggen: ‘Spreek ons aan en geef ons ook de ruimte om het via de bottom up-aanpak in te vullen.’ Ik zie daarbij een nieuwe benadering door burgemeesters, en ook een ontwikkeling bij burgemeesters. Die snappen dat het anno 2017 om de netwerksamenleving draait en dat de systemen en instituties hun langste tijd gehad hebben. Ik hoop dat we daarin contra-cyclisch durven te acteren, samen met de ministeries en andere bestuurders. Contra-cyclisch omdat de grote onveiligheid, terrorisme en cybersecurity de agenda domineren, terwijl uit het oog wordt verloren dat een veerkrachtige samenleving aan de basis ontstaat.”
“In de praktijk blijken we in de wijken juist veerkrachtig te zijn op de momenten dat we worden geconfronteerd met die grote onveiligheid. Kijk bijvoorbeeld naar het instituut Veiligheidsregio, dat is ontstaan na de cafébrand in Volendam en de vuurwerkramp in Enschede. Destijds met het doel om de centrale coördinatie en samenwerking bij rampen en crisis te verbeteren. Dat is nu goed geregeld. Ik denk echt dat er een grote slag is gemaakt, maar nu dreigt de Veiligheidsregio een instituut op zichzelf worden dat alleen maar over de incidentele rampen en crisis gaat. Als we het weer eens tegen het licht houden met de vraag ‘maar wat was eigenlijk de bedoeling van de Veiligheidsregio?’, dan moet je het durven bij te stellen. In de huidige context en ontwikkeling zou het doel moeten zijn dat de Veiligheidsregio voor wat betreft de fysieke veiligheid er is om de continuïteit van de samenleving te helpen realiseren, gebaseerd op maatschappelijke veerkracht. Een vergelijkbare exercitie zou je ook bij andere instituten in het veiligheidsdomein moeten doen.”
Geef een reactie