Hubert Bruls legde op de dag van het interview (18 mei) zijn ambtseed af bij de Commissaris van de Koning voor zijn herbenoeming als burgemeester van Nijmegen. Bruls heeft als regioburgemeester de portefeuille GGP en is ook in dat opzicht zeer betrokken bij de rol en de positie van de lokale politie. Een gesprek over gezag en samenwerking, over kwantiteit en kwaliteit, en over 112 bellen. Plus: “Wat doen we met de hasj?”
Een krantenkop over uw herbenoeming luidde: ‘Van compromis naar toperkenning’. Wat betekent dat voor u?
“Dat contrast is veel minder groot dan de media doen geloven, al was de stemming bij mijn eerste benoeming zes jaar geleden vanzelfsprekend geheim en weet ik dus niet precies hoe close het destijds was met meerdere kandidaten. Mijn herbenoeming was overigens ook een stuk minder spannend dan zo’n kop suggereert. Ik was dit keer immers de enige kandidaat. De mythe rond de burgemeestersfunctie moet je met een korreltje zout nemen, uiteindelijk is het gewoon een sollicitatie, je schrijft een brief en voert een gesprek. Maar de media kijken wel mee natuurlijk, die maken er wat van.”
U bent voorzitter van de grootste regio van Nederland, in ieder geval geografisch. De regio kent 79 gemeenten. Werkt dat wel?
“Ja, dat werkt omdat het geen voortzetting is van het oude bestel. Het gezag ligt nu óf centraal bij de minister, óf lokaal bij de driehoek. Landelijk beleid is prima, kan helpen, maar in de lokale driehoek maken wij onze eigen strategische plannen. De regioburgemeester is niet de oude korpsbeheerder zoals vroeger, hij of zij is eerder de primus inter pares. Ik was zelf geen groot voorstander van die schaalvergroting, maar zie inmiddels ook voordelen. Het is, ieder vanuit de eigen gezagsrol, makkelijker om zaken gezamenlijk op te pakken.” “Regionale samenwerking dient vooral om lokaal beter je werk te kunnen doen. Daarom heb ik gekozen voor de GGP als portefeuille in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie. Als ik word aangesproken is dat op de wijkgebonden politiezorg.” “Binnen de driehoek is de samenwerking goed. Maandelijks krijgen wij van de politie het dashboard aangeleverd en op basis daarvan maken wij met z’n drieén, politiechef, hoofdofficier van justitie en ik, strategische plannen. Als burgemeester mag ik echt wel wat eisen van politie en justitie, dat doe ik ook. Een gevolg daarvan is dat ik de basisteams sterker zie worden.”
In een recent krantenartikel maakt u zich sterk voor meer politiecapaciteit. Waarom is dat zo belangrijk voor u?
“Ik maak mij daar al jaren sterk voor, zowel in Nijmegen als voor de regio. Ik ben nog een van de laatste dinosaurussen die ook burgemeester is geweest met de rol van korpsbeheerder, in Venlo en ook nog even in Nijmegen. Ik kan de situaties van voor en na de komst van de nationale politie vanuit deze positie dus goed vergelijken. Onderdeel van de reorganisatie waren als bekend ook grote bezuinigingen, terwijl er kwalitatief en kwantitatief steeds meer gevraagd wordt van de organisatie.” “Onderwerpen als cybercrime en de digitalisering van de samenleving zijn van grote invloed op het politiewerk, dat complexer is geworden. Ik constateer een roep om betere ICT-systemen en meer digitale specialisten, maar het heeft geen zin om daarin te investeren als de basiscapaciteit in hersens én handjes niet op orde is. Als er geen analyse- en opsporingscapaciteit beschikbaar is om iets te doen met de informatie, dan heeft het wat mij betreft geen zin om in ICT te investeren.” “Bovendien stijgt de vraag naar politie voortdurend, dat geldt niet alleen voor de opsporing maar ook voor de gebiedsgebonden politiezorg, de wijkagenten en de basisteams. De politie is een van de weinige instituties die nog georganiseerd in een wijk of een stadsdeel. Neem alleen al de belangrijke rol van meneer pastoor vroeger, die is verdwenen. Dat gat is alleen opgevuld door de politie, die veel meer vragen over zich heen krijgt dan zeg vijftig jaar geleden.” “Als voorzitter van de regioburgemeesters heb ik gevraagd om een miljard extra voor de politie, en ik zie dat als een eerste stap, het absolute minimum, twee miljard zou beter zijn. En het is een paar honderd miljoen geworden. Overigens moeten we dat ook koesteren, terwijl zoveel andere sectoren meer bezuinigingen over zich heen krijgen. Maar de burgemeesters zullen dan ook blijven aandringen op meer geld, want ander zakt de politie door z’n hoeven.”
Er is momenteel veel aandacht voor de wijze waarop de extra middelen zijn verdeeld. Met name de politiechef van Amsterdam, Pieter- Jaap Aalbersberg, heeft via de media laten weten de extra capaciteit die zijn eenheid toegewezen heeft gekregen zeer teleurstellend te vinden. De vraag van Amsterdam was 500 fte extra, uiteindelijk is dat 60 geworden. Wat vindt u van de reactie van Amsterdam?
“Daar zijn wij hier in het oosten niet erg van onder de indruk, dat is al jaren hetzelfde verhaal. De media-aandacht gaat vooral naar de grote steden en in het bijzonder naar Amsterdam. Uiteraard is de criminaliteit waar de hoofdstad mee te maken heeft ernstig, en ik snap dat de grote bezoekersaantallen de politie extra werk opleveren. Maar elke regio, elk dorp, elke stad kan beargumenteerd claimen dat er meer politie nodig is.” “Ik zie gelukkig wel dat regioburgemeesters nu gezamenlijk optrekken rond de verdeling van politiecapaciteit en ik had het nog niet eerder meegemaakt dat voorstellen van regioburgemeesters gehonoreerd zijn door Den Haag.”
U noemde naast kwantiteit ook meer kwaliteit.
“Er is behoefte aan meer hoogopgeleiden, aan betere middelen en betere ICT. Agenten moeten vaardiger zijn op de sociale media. Ik sprak van de week met een politiecollega hier in de stad en die had het over een virtuele wijkagent die online beschikbaar is. Misschien wordt het daar wel tijd voor. Overigens is hoger opgeleiden alléén niet dé oplossing, sociale vaardigheden en streetwise-politiemensen zijn minstens zo belangrijk.” “Tegelijk is de grote zorg: waar halen wij die mensen vandaan op deze krappe arbeidsmarkt? De politie concurreert met de zorg en het onderwijs, die vissen uit dezelfde vijver. Alleen nog hbo’ers binnenhalen is gewoon onmogelijk, ook al is inmiddels 50% van de bevolking hbo-opgeleid. Er is dus behoefte aan een plan-B: als ik moet kiezen tussen géén politie of lager opgeleide handhavers, dan kies ik voor het laatste. Het werk moet toch gedaan worden, nu al zijn veel taken die vroeger bij de politie thuishoorden overgenomen door boa’s en handhavers. Waarom moet er een dure politieman bij de radarapparatuur staan om te voorkomen dat deze wordt vernield bij flitsacties langs de snelweg? Dat kan een handhaver toch ook prima doen? Daarbij wordt je sterker als politie als je bondgenoten sterker worden.”
Ziet u risico’s in het overhevelen van steeds meer taken naar boa’s?
“Je moet blijven koesteren dat de politie op dit moment vaak nog de enige stabiele factor in een wijk is. Wijkagenten zijn heel belangrijk, dat zie ik ook in Nijmegen. En de waardering is erg hoog onder de bevolking, misschien wel hoger dan 25 jaar geleden. Ik vermoed dat wijkagenten in het land heel verschillend worden ingezet. Dat is ook logisch, een wijkagent in een stad, in een wijk met veel horeca bijvoorbeeld, zal anders te werk gaan dan een wijkagent op het platteland. De kwantitatieve norm 1 op 5000 bewoners zegt dan ook niet zoveel en al helemaal niet over de veiligheid in een wijk of gemeenschap. De aard zegt veel meer dan het aantal inwoners.”
In uw nieuwjaarstoespraak sprak u over regionale samenwerking, maar niet ten koste van de Nijmeegse identiteit. Hoe zit dat dan met de veiligheid?
“Dat botst mijns inziens niet. Ik ben een groot voorstander van regionale samenwerking, maar die is er om lokaal beter je werk te kunnen doen, niet andersom. Alle diensten zijn inmiddels regionaal georganiseerd, maar het begint bij herkenbare veiligheid bij de mensen om de hoek, die moet je als eerste organiseren. Dus niet op internet of ergens in een afgelegen kantoor.” “Een voorbeeld hier in Nijmegen: er moet een nieuw politiebureau komen waarin de twee oude worden samengevoegd. Dat zal allemaal best, maar het gemeentebestuur wil in de stad een zichtbaar, voelbaar politiebureau. Een gebouw met een bord in het centrum, dat verwachten mensen van het gezag en óók van de politie. Het hoeft niet eens 24/7 open te zijn, al is dat wel het meest praktisch. Mensen moeten met enige regelmaat een geüniformeerde politieambtenaar zien lopen of fietsen, dat heeft echt invloed op het veiligheidsgevoel. Ik zie gelukkig ook dat dit weer terugkomt, na de eerdere schaalvergroting.”
Ondermijning blijft een actueel onderwerp. Ziet u ook tegenkrachten ontstaan in de maatschappij?
“Ja, er zijn nu twee zaken anders. Er is ten eerste sprake van brede erkenning. Ten tweede, het fenomeen wordt nu door burgemeesters als prioriteit gezien en niet als iets dat voor de politie is. Burgemeesters zijn sterker in positie gekomen. Dit schiet misschien zelfs een beetje door; hier- over zijn nu vaker burgemeesters en CdK’s aan het woord dan het OM. Maar als crimineel moet je steeds ingenieuzer worden om succesvol te zijn in het beïnvloeden van de bovenwereld.” “Nijmegen is overigens niet een stad met een heel groot probleem op dit vlak. Wij kennen geen wijken waar wij helemaal de controle kwijt zijn, hooguit op straatniveau. Er is steun voor de brede ondermijningsaanpak zoals die in Brabant en Limburg, maar ondermijning wordt niet gezien als urgent probleem. Ik kan echt stellen dat ik erg tevreden ben over de houding en betrokkenheid van de burger in Nijmegen.”
Staat u open voor experimenten rond het legaliseren van softdrugs?
“Ja, dat sta ik. Er is een ministeriële commissie mee bezig, maar wij hebben ons als gemeente nog niet kunnen aanmelden voor een pilot. De Raad heeft al wel gezegd dat wij onder voorwaarden die passend zijn voor de stad bereid zijn tot een experiment met legale wiet. Eén van de voorwaarden zou zijn dat alle coffeeshops mee moeten doen, anders ontstaat een rare situatie die niet te handhaven is. Er mag ook geen extra overlast door ontstaan. Ik vind het heel verstandig om eerst een pilot uit te voeren als je op den duur de achterdeur van de coffeeshop wilt legaliseren. Dan pleit ik wel voor een test in Arnhem en Nijmegen tegelijk, om uitwijk te voorkomen.” “Dit stond overigens wel met een paar mooie regels in het regeerakkoord, maar iedereen die ook maar een beetje verstand heeft van deze business weet dat er veel haken en ogen aan zitten. Ik vermoed bijvoorbeeld dat de prijs van wiet omhooggaat als die legaal geproduceerd wordt. Een professioneel productieproces zal meer kosten en de Nederlandse overheid kennende zal er ook sprake zijn van premies en belastingen. Dat zal de consument op moeten gaan brengen. Als legale wiet duurder wordt, speelt dat de illegale wiet weer in de kaart. En wat doen we met hasj? Dat wordt in het algemeen niet in Nederland geproduceerd. Gaan we de coffeeshops de verkoop van hasj helemaal verbieden? Ik heb daar nog helemaal niets over gehoord.”
U heeft begin dit jaar uw burgers aangeraden om niet ’s avonds in hun eentje in het donker te gaan pinnen. Dat advies leverde hier en daar kritiek op. Hoe kwam u hiertoe?
“Er was een reeks overvallen gepleegd in korte periode. Uiteraard dienen de daders dan te worden opgespoord en vervolgd, er werd meer toezicht georganiseerd, maar ik vind dat ook de burger, het potentiële slachtoffer, verantwoordelijkheid heeft en het gezonde verstand mag gebruiken. Daar doelde ik op en daar sta ik nog steeds achter. Het is nu eenmaal niet verstandig om in een afgelegen straatje in het donker in je eentje te gaan pinnen.” “Mijn beeld is wel dat het veiliger is geworden in Nederland en ik zie positieve ontwikkelingen. Maar met een objectieve bril constateer ik dat wij gewoon niet alles meten en dus niet met betrouwbare cijfers kunnen komen. Je zou één fishing mail die een paar duizend mensen bereikt moeten vergelijken met een paar duizend pogingen tot woninginbraak. We moeten meer kwalitatieve gegevens inbrengen omdat we met alleen kwantitatieve data niet alles in kaart brengen.” “Ook is het belangrijk om risicogroepen te benoemen. Er valt bijvoorbeeld nog een wereld te winnen waar het gaat om de verbinding tussen zorg en veiligheid. Het meest bekende thema is de aanpak van mensen met verward gedrag. In de kern is dat een gezondheidsprobleem, maar het kost de politie enorm veel tijd. Onlangs had ik zelf iets bij de hand, toen ik met mijn vrouw in de auto zat en wij een fietser gevaarlijk dwars door het verkeer zagen gaan. Ik ben gestopt en heb die persoon aangesproken, maar die was niet voor rede vatbaar. Wat te doen? Ik heb natuurlijk het telefoonnummer van de teamchef en de politie was binnen de minuut ter plaatse, de teamchef zei me later dat hij me nooit meer wilde horen klagen over de responstijd… De man is naar huis gebracht, met fiets en al. Kortom, probleem prima opgelost dankzij de politie, want dat is de instantie die wordt opgetrommeld. Maar het is haar taak niet.”
Wat kunnen we doen?
“Iets als de psycholance in Amsterdam is in een gemeente als Nijmegen financieel niet haalbaar, dat kost gemiddeld méér. In de regio eigenlijk ook niet vanwege de enorme afstanden. Betere selectie in de meldkamer zou nog een oplossing kunnen zijn. Alles komt binnen bij 112, met goed doorvragen kan de centralist bepalen of het om een verwarde persoon gaat voor wie een ambulance meer op z’n plaats is. Aan de andere kant, als mensen 112 bellen, dan gaat het vermoedelijk om een situatie waar de politie toch ook naartoe zal moeten, bijvoorbeeld omdat de betrokkene agressief is. Zoals ik in het begin van het interview al aangaf: de vraag naar politie neemt alleen maar toe, eenvoudige of goedkope oplossingen zijn er niet.”
Geef een reactie