Sinds het verschijnen van hun boek Social media: het nieuwe DNA zijn Arnout de Vries (onderzoeker en adviseur TNO) en Frank Smilda (sectorhoofd DRIO Noord-Nederland) niet stil blijven zitten. Weliswaar heeft hun gezamenlijke werk het geschopt tot verplichte kost op de Politieacademie, een boek uit 2014 is in internettermen een eeuwigheid geleden. Het is tijd voor een update. Hoe kijken ze anno 2017 aan tegen de rol van ‘de burger’ in de handhaving en opsporing, domeinen die tot voor kort nog als exclusief voor de politie werden gezien?
Smilda: “Voor zowel Arnout als mijzelf begon onze fascinatie voor sociale media en internet al ver voor onze gezamenlijke publicatie. Bij mij is het begonnen in 2005 en 2006 toen Maurice de Hond zich op de Deventer moordzaak stortte. Hij begon wat hij aan informatie verzamelde op een weblog te zetten. Dat vond ik zó baanbrekend. Als mensen de wisdom of the crowd inzetten om dingen toe te voegen en op een weblog bij elkaar te brengen zou dat een hele nieuwe dynamiek in de opsporing brengen. Allerlei krachtige kennis deed mee met het onderzoek van Maurice de Hond. Beeldmateriaal, kennis en kunde kwamen vanuit verschillende invalshoeken bij elkaar: een bioloog, een natuurkundige, een filosoof, een jurist. Ik begon me af te vragen: dat zouden wij toch ook moeten kunnen?” Smilda werkte toen bij de politie in Utrecht. Daar stelde hij voor om met cold cases te gaan werken, vanuit de gedachte dat het afbreukrisico klein zou zijn. Hij ging de ontwikkelingen volgen. De term ‘sociale media’ bestond nog niet, maar de start lag juist in die periode: Hyves, Facebook, Youtube en Twitter ontstonden alle in die periode. Smilda startte politieonderzoeken. nl en hij gaf veel spreekbeurten. Hij won de politie-innovatieprijs met zijn experiment. En kon met een startbudget van 35.000 euro instappen op die platforms.
“Ik heb toen nog onder meer bij Second Life een plaats delict opgebouwd met een echte case. Dat was toen zo’n virtuele wereld waarin je in kon opgaan. Met burgers eromheen, rechercheurs… Ik startte een blog in 2008. Het begon bij mij in feite als een hobby die uit de hand liep. Arnout was met dezelfde dingen bezig en interviewde mij erover. Zo is het contact een jaar of zes geleden ontstaan.”
Politie 2.0
De Vries werkte eind jaren 90 bij KPN Research, waar men toen al met virtual communities bezig was, vooral vanuit commerciële invalshoek.
“Dat was de begintijd van internet. Het ging met vallen en opstaan. Ik richtte mij al snel op de ‘goede kanten’ van het internet. Hoe kunnen bijvoorbeeld techneuten en sociale wetenschappers beter samenwerken? Het was de tijd van ‘Samen innoveren, online cocreatie, crowdsourcing’. Allengs kwamen daar de veiligheidsthema’s bij, de laatste jaren richt ik mij meer op crisisbeheersing, wat een vlucht nam na een analyse van sociale media bij het noodweer van Pukkelpop in 2011 en Project-X in 2012. Daarna kwam ook de interactie van online bewegingen en de opsporing meer in beeld.”
Op het moment dat de wegen van Smilda en De Vries elkaar kruisten waren zij beiden bezig om gedachten op papier te zetten onder de titel Politie 2.0. Samenwerking lag ook inhoudelijk voor de hand. Zouden ze daar een boek van kunnen maken?
Smilda: “Vier maanden na dat initiële plan volgde Project X in Haren…” Lachend: “Toen belde Arnout mij: Volgens mij wil jij geen boek meer met mij schrijven…”
En was dat zo?
“Het was voor mij wel dramatisch, natuurlijk. Ik kreeg de nodige reacties van collega’s: Frank, jij zit toch helemaal in die wereld? Hoe kan het nou dat het zo misgaat? Maar goed, voor de hele politie was Project X een keerpunt. Ook voor ons. We hebben elkaar vastgehouden en zijn doorgegaan met het schrijven van het boek.”
Maar men was misschien wat minder enthousiast over jouw experimenten…
Smilda: “In de tijd van de blog van Maurice de Hond was er zeker weerstand. Maar gelukkig kreeg ik de ruimte van de politieorganisatie om de cold cases op een vergelijkbare manier open te breken. Als er bezwaar was en is, dan gaat dat vooral over de grenzen van de rechtsstaat. Er waren genoeg collega’s die rond de Deventer moordzaak stomverbaasd waren dat het allemaal maar op internet kon worden gedeeld, terwijl de zaak tot in de hoogste instantie was afgedaan. En voor alle duidelijkheid, ik begrijp die bezwaren. Maar we hebben nu eenmaal te maken met een nieuwe wereld waar we ons toe moeten verhouden. Die tweeslachtigheid zag je toen ook al terug in de politieorganisatie. De burger heeft zelf de stap richting opsporing gezet en zal daar niet meer weggaan.”
“Inhoudelijk gezien was Project X een geweldige wakeup call. Niet alleen omdat het rapport van de commissie- Cohen tot het aftreden van de burgemeester leidde. Maar ook omdat het een gamechanger in de veiligheidswereld werd.”
De Vries: “Drie maanden na Project X startte de nationale politie. Dat had z’n impact, met nationale teams en een programmatischer aanpak, met meer oog voor de online doorwerking in de offline veiligheid. Eerst lag de focus vooral op de impact op de openbare orde, zoals bij Project- X, daarna druppelde het heel langzaam ook de opsporing binnen. Het DNA waar de titel van ons boek naar verwijst, heeft daar betrekking op. Naar ons idee is de impact van sociale media op zowel openbare orde als opsporing zo groot, dat het in het DNA van de gehele politie moet zitten om er goed mee om te gaan.”
Anne Faber
Op het moment dat we dit interview houden, is de zaak Anne Faber prominent in het nieuws. Het gesprek komt op de ontwikkelingen in verhouding tot een eerdere zaak waarbij burgers massaal meeleefden en zich gingen inzetten: bij de verdwijning van de broertjes Ruben en Julian in 2013.
De Vries: “Destijds was er een burgerinitiatief dat alle informatie op Twitter bij elkaar bracht. Rijp en groen door elkaar. Laatste informatie van de politie, geruchten. Alles kwam langs om de zoektocht naar de broertjes te ondersteunen. Dat initiatief is kort daarna zoekjemee.nl geworden. Ik herinner de worsteling nog. Wat is dat voor persoon die daar een website voor wil starten? Gaat die over de rug van vermisten geld proberen te verdienen?” “Voor de politie was het ook verwarrend. Want als willekeurige mensen zich na een online oproep op Facebook of Twitter in een bos melden, wie heeft er dan de leiding, wie is het aanspreekpunt? Wat moet daarvan worden? Wat gebeurt er met mogelijke sporen? Met forensisch bewijs? Wat als burgers plotseling geconfronteerd worden met een lijk? Er kwam een burgerbeweging op gang die de politie nooit eerder had gezien. Daar werd toen heel ad hoc op ingespeeld, zo goed en zo kwaad als dat ging.”
Gaat de politie er nu anders mee om?
“In mijn beleving wel. In 2013 werden ze overrompeld. Het was niet georganiseerd, weliswaar nu nog steeds niet op een aantal vlakken, maar er is al meer gekanaliseerd.” Smilda: “Tijdens de zoektocht naar Ruben en Julian heeft woordvoerder Bernard Jens goed opgetreden. Veel initiatieven werden gehonoreerd, maar wel onder begeleiding van de politie. Rond Anne Faber trad hij op een vergelijkbare manier op. Dat deed hij heel krachtig. De politie bevestigde niet alleen op politie.nl dat een verdachte was aangehouden, maar vergezelde dat óók meteen met een videoboodschap waarin de situatie kort werd geduid. Dan beweeg je mee als politie.”
En natuurlijk is het wennen, zegt Smilda. “Je geeft als politie immers een stuk prijs in de virtuele wereld als je de oproep doet: denk mee, rechercheer en help mee. Maar de zaak van Anne Faber laat zien dat er dan allerlei nuttige informatie op je pad komt. Soms is dat hele krachtige intelligente intel vanuit die virtuele wereld, die je enorm verder kan helpen met het onderzoek, maar die een rechercheur in klassiek onderzoek niet snel was tegengekomen. Het is de uitdaging om dan die ‘klassieke’ politiebril af te zetten en de recherche niet als een bok op de haverkist te verdedigen, maar de ruimte te geven aan derden.”
“Wat denk je van zo’n journalist (en cartograaf Michiel Hegener – red.) die uren onderzoek doet naar route, tijdstippen en weersomstandigheden? Hij kende het gebied en had voor de ANWB ooit de fietsroute gemaakt die Anne Faber leek te hebben gevolgd. Hij wist een wolkbreuk te verbinden aan een plek waar Anne Faber zou kunnen hebben geschuild? 1 Dat is zulke specifieke kennis, die je niet 1-2-3 in een rechercheteam hebt. Zo zijn er zoveel andere specifieke deskundigen. Overigens vond hij wel dat het erg lang duurde voordat zijn bevindingen werden opgepikt. (NRC, 10 oktober). Vergeet niet dat ook de recherche ermee moet leren om te gaan. Maar het zijn ontwikkelingen die iets in beweging zetten en waar we de komende jaren ongetwijfeld meer van zullen zien.”
De Vries: “Burgers zijn er echt mee bezig. Dagenlang. Zo betrokken. Je vraagt je soms af waar ze de tijd vandaan halen.”
DIY-policing
De kunst is dan wel het kaf van het koren te scheiden en verkeerde initiatieven en eigenrichting te voorkomen. En de politie krijgt op allerlei platforms steeds meer informatie binnen, maar onvermijdelijk zitten daar ook trollen bij, de waarzeggers en online paragnosten. Hoe organiseer je dat? Smilda: “Het begint ermee te erkennen wat er is veranderd. We noemden al ‘het nieuwe DNA’ uit de titel van ons boek. Dat had ook betrekking op veranderingen die eigenlijk net zo fundamenteel zijn als indertijd, toen het DNA in de opsporing een rol ging spelen. Dat had allerlei consequenties voor hoe er op een PD werd opgetreden. Iets dergelijks is nu ook aan de gang in de interactie tussen online en offline.” Als je dat hebt erkend, volgt de ondertitel: Do It Yourself Police. Smilda: “Het is hetzelfde als in de gezondheidszorg, waar de arts een patiënt met veel meer kennis dan vroeger tegenover zich vindt. En stel dat die patiënt geen arts of verzekering zou kunnen betalen: zou hij dan gaan googelen om te zien wat zijn kwaal is? Natuurlijk! Als wij als opsporingsinstanties burgers niet begeleiden, zoeken ze dan zelf hun weg? Retorische vraag.”
Veel van de voorbeelden die Smilda en De Vries geven, laten dat zien: DIY-policing. Iemand die z’n eigen gestolen iPhone heeft opgespoord en door een raam op een keukentafel ziet liggen. Politie gebeld, maar die hebben geen huiszoekingsbevel en als de dader niet opendoet, gaan ze weer weg. Wat bedenkt deze man? Hij heeft een andere telefoon bij zich en zet Periscope (Live Video Streaming) aan. Kondigt aan wat hij gaat doen. Honderden mensen volgen live hoe de man aanbelt. Hij neemt daarmee het risico dat het een matpartij wordt. Maar de man legt keurig uit dat hij zeker weet dat diegene zijn telefoon heeft en dat er heel veel mensen meekijken. Juist dat laatste gegeven werkt als een bescherming. Uiteindelijk gaat de dader met een smoesje door de knieën en geeft de telefoon terug.
Smilda: “Briljant bedacht van die inwoner, al is er enig risico. Maar het voorbeeld raakt ook aan iets anders. De scheidslijn tussen opsporing en openbare orde wordt veel sneller overgestoken. Dat zag je ook al bij Project X. In dit geval, als het inderdaad vechten was geworden, was er waarschijnlijk een openbare-ordeprobleem ontstaan. Dan komt de burgemeester aan boord. Dan zou het ook zijn opgelost, maar op een andere manier. Met de komst van sociale media is de interactie tussen opsporing en openbare orde veel groter dan voorheen.”
Handboek soldaat
We begrijpen, de burger gaat zelf op pad, wat je ook doet. Maar hoe hou je daar controle op? Een kwestie van educatie, zeggen Smilda en De Vries. Want veel van wat rechercheurs doen, doen anderen ook al op een vergelijkbare manier: journalisten, wetenschappers, advocaten.
De Vries: “Eigenlijk zou je burgers een spoedcursus rechercheren willen geven. Alleen dat ligt niet op de plank.” Smilda: “Een Handboek soldaat voor burgers. We zijn er mee bezig hoor, er zijn drie apps in ontwikkeling (zie kader op p. 11) waarvan er één specifiek een soort Zwitsers zakmes moet worden: de burger helpen als hij of zij op onderzoek uitgaat. Wat is wijsheid? Wat doe je wel, wat doe je niet? Of wat doe je als er bij je is ingebroken en je ziet een duidelijk voetspoor in de tuin? Hoe stel je zelf dat soort sporen veilig? Aan dat soort kennis is bij burgers wel behoefte.”
Als de politie het niet doet, dan doen burgers het snel zelf, zo leert de ervaring. Demonstranten in Groot-Brittannië hebben een bijvoorbeeld een app ontwikkeld om live ME-linies en afzettingen tijdens demonstraties inzichtelijk te maken. Als we op het gebied van opsporing de burgerinitiatieven een plek willen geven, gaat omarmen beter werken dan afhouden.
De Vries: “Zo zijn er zoveel meer dingen mogelijk en nogmaals, je moet meebewegen met de ontwikkelingen. Ik was eerder in een meldkamer. Mooi hoor, al die camera’s van Rijkswaterstaat. Maar straks zijn er miljoenen privécamera’s met dashcams, en denk ook aan de zelfrijdende auto’s van morgen. Al die beelden en gegevens geven een beter beeld dan waar Rijkswaterstaat ooit van kan dromen. Maar de hamvraag is ook: van wie zijn al die data? Van Google, of een concurrent? Als die de beste data hebben, wie gaat dan de verkeersveiligheid regelen? Hoe ga je daar mee om als politie? Als overheid? Je ziet nu al dat dat soms speelt, bijvoorbeeld met een Apple iPhone of een Amazon Echo in de VS. Van wie zijn de data in het slimme energiemetertje thuis, waaraan je al kunt zien of er iemand thuis is of niet? Behoort die toe aan de burger die de politie zou kunnen of willen helpen? Vaak is het antwoord nog ‘nee’. Veel data zijn vooralsnog van de grote bedrijven.”
Langzaam begint het te duizelen. En het wordt er niet beter op als Smilda en De Vries een filmpje tonen dat De Vries in alle meldkamers laat zien.2 Er is een Amerikaanse app, Vigilante, met een private meldkamer. Iedereen in een bepaalde straal wordt automatisch en razendsnel op de hoogte gebracht om bijvoorbeeld in actie te komen als een vrouw zich bedreigd voelt door een haar achtervolgende man. De Vries: “De politie moet dan maar hopen dat zij dat ook oppikken. De NYPD heeft hier momenteel echt hoofdpijn van.”
Dit laat zien wat de burger zichzelf potentieel kan aandoen.
De Vries: “Die burger kan zichzelf geweldig in gevaar brengen! Wat mensen van zichzelf laten zien op sociale media, dat kan soms best link zijn. Denk aan de buurt- WhatsAppgroepen. Daar ben je lid van met je 06-nummer. Als jij een melding doet en een potentiële dief op de foto zet, moet je je bewust zijn van de consequenties. Als er een serieuze zaak speelt en een crimineel is een beetje ‘genetwerkt’, dan pikt die je er zo tussenuit. Dan weet hij dat jij de eerste foto nam waardoor een zaak aan het rollen kwam. Dat moet je mensen duidelijk maken.”
De Vries noemt ook eigenrichting en inbreuk op de privacy als kwetsbare punten. “Maar denk ook aan die jongen die in de situatie rond de Rotterdamse Maassilo werd opgepakt. Hij denkt even undercover cop te kunnen spelen. Als hobby een terroristische groep ontmaskeren. Wat ben je allemaal aan het doen? Is het overmoed of naïviteit? Het zijn overigens niet alleen hobbyisten. Ook journalisten mengen zich online in de krochten van het internet, op zoek naar een scoop.”
Smilda: “Wat daarom heel erg helpt, zijn de 8 W’s van de opsporing die elke rechercheur, maar ook elke journalist, gebruikt. Dat brengt een kader aan in de handelwijze van mensen.”
Geen opsporingsmonopolie
Des te meer reden om ook de burger zoveel mogelijk te voorzien van de tools en kaders om al die initiatieven enigszins onder rechtsstatelijke controle te houden.
Smilda: “Zie het als doe-het-zelf-gids binnen law enforcement. Hoeveel mensen volgen er al niet webinars en dergelijke? Laat het zien. Geef voorbeelden van hoe te handelen. In de recherche wordt geschermd met onderzoeksbelangen. Maar hoeveel procent van de kennis van de recherche is in feite geheim? Het gros van de informatie kun je delen, zonder zaken stuk te maken. Wat ons betreft wordt het tijd om stappen te zetten en de burger daarin de hand te reiken.” De Vries: “Het geweldsmonopolie ligt bij de politie, het vervolgingsmonopolie bij het OM, maar niemand heeft het monopolie op opsporen. De politie moet beseffen dat iedereen sinds mensenheugenis kan en mag opsporen, al veel langer dan wij wetten en regels hebben. Maar je moet er flexibel mee omgaan. Elk fenomeen is anders, met alle opsporingsmethodiek en kennis die daarbij nodig is. Er zijn de buurt-WhatsAppgroepen en de landelijke initiatieven zoals zoekjemee.nl.
We hebben Bellingcat nog niet eens genoemd, dat is internationaal. Een volstrekt zelfstandige club van vrijwilligers, overigens veel kleiner dan mensen denken. Natuurlijk heeft de politie ze gevraagd of ze in opdracht willen werken. Maar dat doen ze niet. Ze koesteren hun onafhankelijkheid. Bij MH17 hadden zij al sporen veiliggesteld voordat er naar werd gevraagd. Tegen de tijd dat de recherche ging zoeken was zo’n selfie van Russische soldaten alweer weg. Maar Bellingcat had ’m nog.”
“Ons credo is: faciliteer zulk soort clubs zonder de volledige regie te willen hebben. Laat ze zien hoe je (digitale) sporen kunt veiligstellen, hoe je dat op een gegeven moment netjes overdraagt en hoe je kunt aantonen dat je er niet zelf mee hebt lopen rommelen. Dat soort samenwerking vraagt vertrouwen van de overheid. Waarbij je bij elke online groep opnieuw bekijkt wat passend is.”
Smilda: “Daar zijn we nu mee bezig en die apps zijn daar een voorbeeld van. Beweeg mee, maar zorg wel voor een goede disclaimer richting het publiek. Wijs op de basisregels: geen eigenrichting, geen namen en rugnummers, niet zelf foto’s plaatsen. Als je iets wilt delen stem het dan af met de politie.”
Rechtsstatelijkheid
Dan is er de vraag van de rechtsstatelijkheid en hoe beperkend het OM daarin staat. De Vries bevestigt dat men worstelt.
“Een voorbeeld is opsporingsberichtgeving. Daar is vanuit het Openbaar Ministerie een aanwijzing voor, een flink pak papier. Het is duidelijk dat slimme mensen daarover hebben nagedacht. Maar zeker bij zo’n zaak als Anne Faber zie je nu dat iedereen zelf aan opsporingsberichtgeving doet, zonder handreiking. Dan is het de vraag of je dat als OM in goede banen kunt leiden. En dan zie je de worsteling door de media en andere partijen.”
“Een ander voorbeeld is de Kopschopperszaak in Eindhoven. Het OM maakte een film publiek waar de verdachten op te zien waren. Er ontstond een hetze jegens de verdachten. Dan wordt het OM daarop aangekeken. De worsteling blijft: burgers zijn verantwoordelijk voor hun eigen gedrag. Maar in welke mate hebben wij als OM daar een rol in gehad?”
Een ander voorbeeld: de pomphouder die elke keer netjes aangifte doet als klanten wegrijden zonder te betalen. Op een gegeven moment is hij het zat. Hij heeft de camera’s voor het bewijs, maar er gebeurt niets mee. Hij denkt: ik ga mezelf beschermen, ik maak een online schandpaal. En, voordat het verboden wordt, laat hij met een sticker duidelijk weten op het pompstation wat de gevolgen zijn als je wegrijdt zonder te betalen: met je hoofd achter het stuur voor de wereld op het web herkenbaar.
De Vries: “Daar kun je ethische vragen over stellen. Er zal vast wel eens iemand in de war zijn die gewoon vergeten heeft te betalen. Maar bij de pomphouder werkte het prima, alle benzineboeven bleven bij hem weg. Er zijn andere zaken bekend van winkeliers die foto’s online publiceerden, waarbij veroordeelden uiteindelijk de winkelier aanklaagden. Dan zie je bij een veroordeling vervolgens weer crowdfunding om de hoek komen om de boete van de winkelier te betalen.”
Oplossingen
Frank Smilda wil graag vanuit de essentie de samenwerking laten vinden. “Wij lossen met ons korps van 65.000 mensen ongeveer een kwart op van de miljoen zaken die op ons bordje komen. Dat wij hier in het noorden op 12% oplossing woninginbraak zitten, stemt alleen maar tot tevredenheid als je het vergelijkt met de Randstad, waar het 8% is. Maar het blijft een klein aantal. En we hebben het alleen over de zaken waar aangifte over is gedaan. Die 65.000 politiemensen, dat worden er nooit twee keer zoveel. En 25% wordt niet opeens 50% op deze manier, laat staan bijvoorbeeld 85%.”
Het omarmen van burgerinitiatieven is de enige manier die het percentage significant omhoog kan krijgen, wil Smilda maar zeggen. “Hier in Noord Nederland hebben we vorig jaar innovatie-experts gevraagd ons te helpen, en dat gekoppeld aan het thema burgeropsporing. In verschillende groepjes kwamen zij samen in verhoudingen van tweederde politie- en justitiemensen en eenderde mensen van buiten de politie. Daar zaten mensen bij als Arnout van TNO en bijvoorbeeld iemand van Deloitte, die ook goed thuis is in de law enforcement-wereld. Daar zijn die apps uitgekomen. In dat soort samenwerking kun je stappen maken. Als dan maar steeds blijft hangen in je rechtsstatelijke verhaal, dan blijf je ook hangen in die belabberde opsporingspercentages.”
Gevoel
“En voor alle duidelijkheid”, vervolgt Smilda, “dat geldt ook voor vermissingen: het gaat niet alleen over de oplossing, maar ook om duidelijk te maken wat de stappen zijn en waarom. Van de 40.000 vermissingen per jaar is 0,01% echt urgent. Door kennis te delen creëer je ook rust, omdat in heel veel gevallen al snel zal blijken dat er niet zoveel aan de hand is. En in de hele ernstige gevallen, zoals met Anne Faber, ontstaat er wel een gevoel van saamhorigheid, van politie, leger, Rode Kruis en het legioen aan vrijwilligers, tegen de vreselijke onzekerheid en het ellendige voorgevoel (en later de bevestiging – red.) in.”
De Vries: “Algemener zou dat ook kunnen gelden voor die almaar groeiende WhatsApp-buurtgroepen. Al meer dan 7000! We weten dat er éérst een negatief gevolg is als zo’n groep wordt gestart, want mensen schrikken van de hoeveelheid inbraken en andere ellende in hun buurt. Dat gevoel blijkt kort na de start echter weer te verdwijnen als men doorkrijgt er samen iets aan te kunnen doen. We weten dat het gaat helpen om oplossingspercentages omhoog te brengen, dat zou ook voor het gevoel positief kunnen zijn. Met al die kennis die je kunt delen, de samenwerking met 3000 wijkagenten op Twitter, een aantal thematische accounts… Ik zie echt een rol voor Nederland als een internationale early adopter, en de volgende stap is dan die rechtsstaat 2.0. Laat ook zien wat we hier aan het doen zijn en leer ook internationaal van elkaar.”
Een paar voorzetten
Veel was al bekend, maar als je de voorbeelden hoort die Smilda en De Vries uit hun mouw schudden, blijkt nogmaals hoe snel de ontwikkelingen elkaar opvolgen. Het interview is ook een opmaat naar het congres Participerende Politie van dit Tijdschrift. De politie die ‘deelneemt’ aan wat de maatschappij onderneemt tegen openbare-ordeverstoringen en criminaliteit. We dagen Smilda en De Vries uit nog een paar voorzetten te geven:
De Vries: “Ik vroeg een paar van de mensen bij Bellingcat: hebben ze jullie nou ook gevraagd met welke andere zaken dan MH-17 je bezig bent? Antwoord: Nee. Een van die jongens is werkloos en ik vroeg: hebben ze jou gevraagd of het wat voor jou zou zijn om bij de politie te werken? Antwoord: nee. Sommigen van hen vinden: de politie kwam onze informatie halen en daarna hoorden we nooit meer wat van ze. De erkenning en de samenwerking kan zogezegd beter.”
Smilda: “Iedereen publiceert rapporten: WODC, ministerie, vakgroepen criminologie, politie. Over heel veel onderwerpen. Ik loop al langer met het idee om al die kennis en kunde te vertalen naar het geografische gebied waar iets speelt. Probeer er hapklare brokken van te maken voor dat gebied. En ga verkennen wie voor ons in dat gebied vertrouwde partners (inwoners!) zijn om op een intelligente manier te kijken naar de veiligheidsproblemen, waar in rapporten al eens over is nagedacht.”
De Vries: “Leer snel te denken, soms kan de burger in vijf minuten aan een doorbraak bijdragen. Denk aan crowdsourcing in bijvoorbeeld zedenzaken. Daar zijn hele groepen online mee bezig. Laatst kwam Europol met een foto van een hotelkamer. Zit je bij de tandarts, even een paar fotootjes kijken, commentaar geven en weer door. In deze zaak herkende iemand iets heel kleins, maar die simpele brokjes informatie kunnen tot heel veel leiden. Dat is bewezen, het heeft echt in een aantal zaken tot een oplossing geleid In dit geval was binnen 24 uur duidelijk dat het om een hotel op Mauritius ging.”
Smilda: “Laten we met overvallen beginnen. Zijn er 2000 per jaar. Zet iedere overval bijvoorbeeld binnen 24 of 48 uur online. Met een kaartje erbij. Modus operandi erbij. Daderwetenschap die je niet wilt weggeven is maar 5 of 10% van de informatie in zo’n zaak. De rest is al algemeen bekend of heeft een getuige gezien. Als je dat al in het systeem zou kunnen brengen, kan dat enorm veel opleveren. De doorlooptijd is vele malen hoger dan wanneer je moet wachten op Opsporing Verzocht, en daar worden ook nog eens veel minder zaken behandeld dan wij met de verschillende platforms zouden kunnen doen.
De Vries: “Het gaat om de mindshift: burgers mogen misschien amateur zijn in het speurwerk, maar ze zijn bijna altijd professional in een bepaald onderwerp en in hun leefomgeving. Betrek ook de jeugd. Eerder is een rechergegame bij de politie afgeketst op de kosten en het vooroordeel ‘we maken van opsporing geen spelletje’. Als een game een goede manier is om in een onderzoek een specifieke doelgroep aan te spreken, dan zou ik denken: wat let je?”
Smilda: “Veel modellen ontstaan op een platform, bijvoorbeeld AirBnB. Breng ieder type crime op een platform. Laten we zeggen: overvallen en neem als voorbeeld juweliers, dat is een grote en inmiddels goed georganiseerde slachtoffergroep. Zo kun je er veel meer per criminaliteitsveld onderscheiden en ondersteunen en mee laten denken. Denk ook aan krachtige voorbeelden uit de medische en onderwijswereld om dat te doen. We moeten op zoek naar de gezamenlijke belangen van politie en maatschappij. Daarom heb ik het ook liever niet over ‘de burger’, alsof het iets anders is dan de politie. Er is veel minder onderscheid dan lang is gedacht. We zijn allemaal ‘inwoners’ van dit land. Uiteindelijk hebben wij als politiemensen dezelfde doelen voor ogen als de mensen voor wie wij werken.”
De Vries: “En kijk naar en haak aan bij het bedrijfsleven. Op Reddit was kritiek vanwege mogelijke aanwakkering van tunnelvisie bij het online speurwerk na de aanslag op de Boston Marathon. Gingen ze dat speurwerk verbieden? Nee, ze pasten hun platform aan. Want zij zien er business in. Inmiddels heeft Reddit zelfs een eigen Bureau of Investigation voor burgers. Voer absoluut steeds de discussie over wat er toelaatbaar is, over sporen zoeken, over burgerarrest, tot aan de vervolging. Maar wen aan de ontwikkelingen. Dit is wat er gebeurt. Onthoud dat voor het congres en in de nabije toekomst.”
Drie apps
Het gaat voorlopig om testversies van de apps, die alleen worden gelanceerd als blijkt dat ze echt werken. Zo gaat de app Samen Zoeken gebruikers op de hoogte houden van zoektochten naar vermiste personen. Gebruikers kunnen op hun beurt informatie uploaden, zoals foto’s van gevonden voorwerpen en sporen. De politie wil de deelnemers volgen, om zo te kunnen achterhalen welke gebieden bij een zoektocht zijn uitgekamd. De tweede app, Autémon genaamd, is geïnspireerd door Pokémon Go en stuurt een bericht naar gebruikers zodra er een gestolen auto in zijn of haar buurt is gesignaleerd. Aan de hand van informatie als kentekennummers, kleur en merk kunnen gebruikers vervolgens ‘op jacht’. Als een auto wordt gevonden, scoort de vinder punten. Tot slot is er een app in ontwikkeling die als Zwitsers zakmes moet werken, met een palet aan opsporingsmethoden die burgers zelf kunnen uitvoeren, zoals bijvoorbeeld een buurtonderzoek na een inbraak. De politie kan slachtoffers leren om zelf buren te ondervragen en deze info in de app te combineren tot een dossier. Ook de mogelijkheid tot het opnemen van een getuigenverklaring behoort tot de mogelijkheden.
Geef een reactie