Wat zijn bevorderende en belemmerende factoren bij technologische innovaties in de politieorganisatie? Juist sociale en organisatorische aspecten zijn van doorslag gevend belang, ontdekten onder zoekers Hanneke ter Veen, Sander Ernst, Jerôme Lam en Nicolien Kop.
De kop van dit artikel roept regelmatig verwarring op. Hoezo is techniek niet zo spannend als het gaat om innoveren bij de politie? Deze is immers een cruciaal onderdeel van technologisch innoveren en daarmee toch juist spannend? Vanuit dat perspectief vormt techniek inderdaad een uitdaging en brengt de ontwikkeling van technologie de nodige spanning met zich mee. De uitspraak komt van een van de respondenten in ons onderzoek naar de bevorderende en belemmerende factoren bij de ontwikkeling van technologie binnen de politieorganisatie. Hij vat de uitkomsten op pakkende manier samen. In dit artikel beschrijven we eerst de context van het onderzoek en worden de onderzoeksmethoden uiteengezet. Vervolgens behandelen we de belangrijkste bevindingen en brengen deze terug naar de essentie: wat kan de politiepraktijk leren uit de praktijk van technologisch innoveren?
Wat voorafging
Technologie is de laatste decennia steeds belangrijker geworden voor de politie in de uitvoering van haar werkzaamheden. Verrassend genoeg had de politieorganisatie echter tot voor kort geen inzicht en overzicht in welke toepassingen van technologie er werd geïnvesteerd. Omdat een dergelijk inzicht de basis vormt, is in 2016 een inventarisatie uitgevoerd. De resultaten maakten inzichtelijk waar binnen de politieorganisatie technologisch innoveren plaatsvindt en hoe dit samenhangt met technologische ontwikkelingen die zowel de politie als de maatschappij raken. Uit de inventarisatie bleek dat de politie breed actief is in het verkennen en ontwikkelen van diverse vormen van technologie, vooral op het gebied van analyse, informatietechnologie, sensoren en surveillance. Er kwamen 130 projecten en programma’s naar voren die werden ontwikkeld en veel van deze projecten bleken looptijden van meerdere jaren te hebben.
De inventarisatie in 2016 is een momentopname en maakt inzichtelijk in welke soorten technologische ontwikkelingen de politie op dat moment investeerde. Hiermee is echter nog niet duidelijk welke van deze technologieën daadwerkelijk in werking werden gebracht in de operationele processen van de politie, en op welke wijze.
Uit een verkenning in de wetenschappelijke literatuur blijkt dat in onderzoeken naar de rol van technologie in de politieorganisatie vaak onderwerpen als verspreiding van innovaties en het innovatievermogen centraal staan (King, 2000; Willis & Mastrofski, 2011). Veel minder is bekend over welke sociale, technologische en organisatorische factoren een rol spelen bij het verkennen, ontwikkelen en in werking brengen van technologie. Om zicht te krijgen op de factoren die innovatie bij de beïnvloeden, is in 2017 gestart met een longitudinale processtudie. De gehanteerde definitie van technologie is als volgt: “de productie en het gebruik van geavanceerde elektronische apparaten en software gericht op informatiegebruik”. De zogenaamde ‘harde technologie’ (Byrne & Marx, 2011) gericht op bewapening en uitrusting, valt daarbuiten.
De opzet
Een (empirische) processtudie is een zeer geschikte methodiek om causale verbanden tussen en de gevolgen van gebeurtenissen in beeld te krijgen (Willis & Mastrofski, 2011; Garud e.a., 2013). Dit leidt tot inzichten over welke factoren een bevorderende of juist een belemmerende rol spelen bij het ontwikkelen en in werking brengen van technologie binnen de politie. In het onderzoek zijn dertien innovatieve projecten geselecteerd (uit de inventarisatiestudie van 2016) en gevolgd in de periode van januari 2017 tot februari 2018. De selectie is gebaseerd op diversiteit in vier criteria: het type technologie, de ontwikkelingsfase, de betrokken organisatieonderdelen van de politie en vormen van samenwerking met interne en externe partners.
De ontwikkeling van de projecten is gevolgd door het afnemen van interviews met 76 betrokkenen bij de projecten. Daarnaast zijn er diverse observaties uitgevoerd en zijn relevante documenten geraadpleegd. De respondenten bekleedden verschillende rollen en functies: van opdrachtgever, projectleider, leidinggevende, gebruiker, of ontwikkelaar tot medewerker van het PDC of een externe partner. Om zicht te krijgen op de factoren en hun bevorderende of belemmerende werking, is alle data door een (inductieve) analyse verwerkt. Het analysekader bracht binnen de in de literatuurstudie geïdentificeerde zes centrale thema’s (namelijk idee, betrokkenen, samenwerking, politieorganisatie, externe omgeving en uitkomsten) meerdere factoren in kaart die een rol speelden.
Complex proces
Dat innovatie een complex proces is, wordt bevestigd door het uitgevoerde onderzoek. Binnen de zes thema’s van het innovatieproces blijken 23 factoren (Figuur 1) van invloed op de ontwikkeling van de projecten in de politieorganisatie. Hiervan zijn acht factoren als overwegend bevorderend geïdentificeerd en negen factoren als belemmerend voor technologisch innoveren bij de politie. Zes factoren zijn zowel belemmerend als bevorderend in beeld gekomen, afhankelijk van de context binnen de projecten.
De belemmeringen die een rol spelen bij de onderzochte projecten zijn vooral gelegen in organisatorische factoren. Deze ontstaan bijvoorbeeld doordat er onvoldoende facilitering van ondersteunende diensten is, de besluitvorming niet transparant en tijdig is en de governance van projecten niet goed functioneert of niet ingericht is. Projecten ondervinden daarnaast een doorlopend gebrek aan capaciteit en kwaliteit van medewerkers. Ook ontbreekt het in de politieorganisatie aan een strategische visie op technologische innovatie. De bevorderende factoren uit de studie zijn te herleiden naar de zogenaamde sociale factoren in de politieorganisatie. Zo werkt het bevorderend als er vroegtijdig wordt geïnvesteerd in de samenwerking tussen projectteam, gebruikers, ICT-ontwikkelaars en medewerkers van ondersteunende diensten. Dit is ook te zien bij een ontwikkelgerichte aanpak waarbij voortdurend wordt ingespeeld op de behoeftestelling uit de praktijk; en het leren van experimenteren in de praktijk. Ook vormt de sterke motivatie of betrokkenheid van projectleden en leidinggevenden een sterk stimulerende factor.
Handelingsperspectief
De factoren die in de processtudie naar voren zijn gekomen, zijn in aantal omvangrijk en nog relatief abstract. Wat kan de politie hier nu van leren? Om deze vraag te beantwoorden is een handelingsperspectief opgesteld. Hierin is een onderscheid gemaakt tussen noodzakelijke en stimulerende factoren door de bevindingen van de processtudie te vergelijken met de uitkomsten van een expertmeeting met respondenten. Dit biedt de politieorganisatie handvaten om processen, gericht op technologisch innoveren, beter uit te voeren. De noodzakelijke en stimulerende factoren zijn hierin verbonden met de managementlagen binnen de organisatie.
Voor het strategisch management zijn zes noodzakelijke factoren benoemd waaronder het ontwikkelen van een strategische visie op technologische innovatie en het formuleren van prioriteringscriteria. Voor het tactisch management zijn de noodzakelijke factoren gericht op het organiseren van voldoende capaciteit en tijdige besluitvorming, het ondersteunen van de governance en projectorganisatie en het vertalen van de veranderopgaven voor de praktijk. De stimulerende factoren voor het tactisch management liggen in hun rol om belanghebbenden te verbinden, het innemen van een leidende positie en flexibiliteit te organiseren. Voor het projectmanagement is het voortdurend verkrijgen van draagvlak voor het idee een noodzakelijke factor. Stimulerende factoren zijn het hanteren van een ontwikkelgerichte aanpak en het onderhouden van verbinding met de stakeholders. Een aan de externe omgeving verbonden noodzakelijke factor is het begeleiden van de benodigde wetgeving voor handhaving en bevoegdheden van innovatietrajecten.
Voor de politieorganisatie als geheel worden tot slot twee, meer algemene, noodzakelijke factoren onderscheiden. Allereerst is een (meer) innovatieve organisatie(cultuur) essentieel om innovatie tot een vast onderdeel van politiewerk te maken. Dit vraagt een open, flexibele en actieve houding ten opzichte van innovatie en technologie en in de samenwerking met betrokken partijen. De tweede factor is het leren van innoveren. Door een lerende houding aan te nemen, kan de samenwerking in de organisatie verbeteren en meer worden geleerd van technologische innovatie in samenwerking met externe partijen. Het borgen en beschikbaar maken van leermomenten en opgedane kennis is hierbij de uitdaging.
Wordt vervolgd
Omdat de in dit onderzoek bestudeerde projecten en programma’s een traject van meerdere jaren omvatten, was een van de aanbevelingen voor vervolgonderzoek om ze te blijven monitoren zodat de meerjarige ontwikkeling in beeld komt. Ook is het interessant om te onderzoeken hoe het de projecten is vergaan en te toetsen of de in 2017 geïdentificeerde factoren ook in 2018 en daarna een bevorderende dan wel belemmerende rol hebben gespeeld. Met deze kennis kan worden bestudeerd in welke mate de verschillende factoren noodzakelijk dan wel stimulerend zijn om daarmee het handelingsperspectief mogelijk te verdiepen en te verscherpen. In 2019 is daarom een vervolgonderzoek opgestart om de ontwikkeling van de projecten over meerdere jaren vast te leggen. De uitkomsten daarvan worden in een later stadium gedeeld.
Tot slot
Uit het in dit artikel besproken onderzoek blijkt opvallend genoeg dat de technologie geen sterk bevorderende of belemmerende rol speelt in het technologisch innoveren binnen de politie. De resultaten maken duidelijk dat juist sociale en organisatorische aspecten van doorslaggevend belang zijn. En daarom kan uiteindelijk toch gesteld worden dat de techniek (zelf) niet zo spannend is voor de ontwikkeling en implementatie ervan. Het gebruik van bijvoorbeeld drones, kunstmatige intelligentie en mobiele forensische laboratoriumtechnieken binnen de politie blijven op zichzelf natuurlijk wel spannende ontwikkelingen.
Geef een reactie