In een prachtig essay schrijven Terpstra en Salet1 over de rol van de politie in tijden van corona. Het is een tijd waarin de normale orde is verstoord. Door de corona-regels is er sprake van een kunstmatig gecreëerde nieuwe orde. Zij spreken van een sociale orde, én ook van een morele orde, omdat de regels aangeven wat goed en wat fout is. De acceptatie van die orde fluctueert; naarmate de urgentie toeneemt, gebeurt dat ook met het draagvlak voor de regels, en andersom. De auteurs benutten de crisis als een soort casestudy om te onderzoeken hoe de politie in deze nieuwe orde haar rol zoekt.
De handhaving van deze orde, zo schrijven zij, vormt een kernelement van deze crisis. Velen kijken dan direct naar de politie. Het essay beschrijft met welke complexiteit en verwarring dit gepaard gaat en hoe veel dit van de politie, of eigenlijk van politiemensen, vraagt. Al lezend kreeg ik de overtuiging dat politiemensen dit zelf niet beseffen. Des te meer kun je respect voelen voor de wijze waarop zij dat doen.
Toch blijft de vraag welke rol de politie speelt in de aanvaarding van deze regels. Het is niet de politie die deze nieuwe moraliteit van goed en fout creëert. Intrigerend is dat de minister-president zelf keer op keer de regels aankondigt, nadat deze overigens steeds zorgvuldig vooraf waren gelekt. Toen de persconferenties ophielden, leek het met het draagvlak voor de regels snel gedaan. Daarom werden bij de tweede golf de persconferenties spoorslags hervat.
En niet alleen dat, sterker dan eerst werd georkestreerd dat ook deskundigen, zegsmensen van ziekenhuizen en ic’s en regio-burgemeesters de normen onderschreven. Wanneer te veel mensen naar het strand of naar de winkelstraat gingen, spraken zij in koor hun afschuw uit en om woorden kracht bij te zetten sloten zij toegangswegen en winkelstraten. Dat alles met een beroep op de cijfers over het verloop van het virus.
Het neerzetten van de norm is één ding, het handhaven een tweede. Is dat dan de rol van de politie? De politie stelt zich op het standpunt dat sectoren hier eerst zelf verantwoordelijk voor zijn. Pas in geval van excessen zou de politie er zijn. Natuurlijk wordt dat ingegeven door schaarste, maar bijkomend is het beeld dat handhaving niet alleen afgedwongen wordt door de overheid en haar politie. Winkelketens, vervoersbedrijven, musea, sportclubs et cetera, er was brede inzet om mensen volgens de normen te laten handelen.
Als het om het handhaven van normen gaat, leert deze ‘case’ ons dat de bal daarom vooral elders ligt. De politie doet wat ze altijd doet. Natuurlijk, het risico op een bekeuring is er, de politie laat zien dat de regel geldt. Maar, zoals beloofd, ze grijpt in als het écht mis gaat. Als feesten te groot zijn, stranden en winkelstraten te druk en jongeren aan het rellen slaan. Dus als de nieuwe orde zichtbaar wordt verstoord, dan is de politie er sowieso. Daar mag men op rekenen. Zo werkt het. Nu, maar misschien altijd.
1 Jan Terpstra en Renze Salet, Politie in tijden van corona, over haar maatschappelijke opdracht in buitengewone omstandigheden, uitgave van de Politie, 2020
Geef een reactie