Technologische ontwikkelingen bieden onnoemelijk veel mogelijkheden, ook voor de politie. Daarom wordt steeds meer gestructureerd aandacht besteed aan innovatie en inmiddels zijn er prachtige innovaties gaande. Dit Tijdschrift geeft daar een inkijk in. Als relatieve leek ben ik onder de indruk van de dingen die gebeuren. Goed dat de politie hier actief in is.
Toch stel ik de vraag of alles wat kan ook gewenst is. Daar is op drie manieren iets over te zeggen. Allereerst geldt de vraag of de politie alles moet willen. De sterke informatiepositie kan oneindig worden uitgebreid door data te verzamelen uit allerhande bronnen, zoals van partnerdorganisaties, vanuit sensing-apparatuur en via social media. Wat doe je met deze informatie? Wil je informatieknooppunt zijn voor andere organisaties of gaat dat te ver? En, wat te denken van risicotaxatie-instrumenten op basis van artifi cial intelligence. Wat als zaken misgaan en de politie wist het of – op z’n minst – had het kunnen weten?
Een tweede vraag is of de politie alles mag. Over de morele begrenzing van toepassing van big data of artifi cial intelligence wordt binnen en buiten de politie discussie gevoerd. Het zijn serieuze vragen, want op basis van deze technologieën kunnen ingrijpende beslissingen over mensen genomen worden. De toeslagenaff aire van de Belastingdienst is daar een verdrietig voorbeeld van.
In een debat dat ik enige tijd geleden mocht leiden, werd opgemerkt dat de politie werkt in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels. Een conclusie was echter dat de ontwikkelingen zo snel gaan dat het bevoegd gezag niet goed genoeg begrijpt wat er gebeurt en dat de wetgever te laat is. De politie is dus in deze ethische afwegingen op zichzelf aangewezen. De suggestie klonk daarom om binnen of voor de politie een moreel beraad in te voeren. De derde vraag is of de voortgaande ontwikkelingen niet afl eiden van wat wezenlijk is voor politiewerk. Er wordt geëxperimenteerd met chatboxen, zoals Wout, een voorziening die automatisch antwoordt op vragen van burgers. Ongetwijfeld kansrijk, maar mij schiet het verhaal in gedachte van een aspirant die vertelde van een oude man die aan de balie kwam klagen over jeugd in het portiek.
Omdat de aspirant voelde dat er iets bijzonders was, ging hij even apart zitten met de man. Deze vertelde hem uitvoerig hoe zijn leven na de dood van zijn vrouw een wending genomen had en wat hij allemaal moeilijk vond. Toen de aspirant na geruime tijd naar de jeugd in het portiek vroeg, zei de man: ‘Nee laat maar. Ik wil u danken, want ik heb het laatste hal. aar niet meer zo’n fi jn gesprek gehad als net met u. Het is goed zo’. Je kunt je natuurlijk afvragen of de politie hiervoor is, maar de oude man vond van wel en de aspirant ook. Ik steun hen. Deze vorm van ‘er zijn’ voor mensen moeten we niet zomaar inwisselen voor welke innovatie dan ook.
Geef een reactie