Politiewerk is ingewikkelder dan ooit tevoren, en de politieorganisatie staat onder grote druk. We zitten in de nasleep van een megafusie tussen 26 korpsen; een herstructurering die zijn weerga niet kent. We ondervinden de ingrijpende gevolgen van drastische bezuinigingen ten gevolge van de bankencrisis. De samenleving was nooit eerder zo hectisch, grenzeloos en complex. Veel politiemedewerkers zijn recent van functie gewisseld, en niet tot ieders tevredenheid. De werkdruk is hoog, het ziekteverzuim navenant. De organisatie is vergrijsd. Het gemiddelde opleidingsniveau blijft ver achter bij de samenleving als geheel. Er bestaat twijfel aan het presterend vermogen van politie en OM, en hardnekkige integriteitskwesties ondermijnen het onontbeerlijke onderling vertrouwen. Aan uitdagingen dus geen gebrek. Wie weet hoe het moet, mag het zeggen.
De politieleiding laat zich bij het nemen van lastige strategische beslissingen adviseren door adviesbureaus, en een enkele keer door een universiteit. Opmerkelijk afwezig echter zijn de hoogleraren Politiestudies. Hier is iets merkwaardigs aan de hand.
Kennis
Ik durf de stelling aan dat Nederland wereldwijd per capita de hoogste kennisproductie heeft op het gebied van veiligheid, criminaliteit en strafrechtelijke handhaving. Sommige criminologen behoren tot de wereldtop, en de innige samenwerking tussen onderzoekers werkzaam bij de politie en universitaire deskundigen is ongeëvenaard. De toegankelijkheid van primaire data uit het politiedomein is uniek, waardoor Nederlandse onderzoeken naar bijvoorbeeld aspecten van politiewerk en over zware georganiseerde criminaliteit gretig aftrek vinden. Ook de Engelse vertaling van het Nationaal Dreigingsbeeld bijvoorbeeld krijgt veel belangstelling in het buitenland. Hoe komt het dan dat Nederland geen gezaghebbende politiehoogleraren kent?
Deze bewering behoeft nuance; we hebben enige buitengewoon hoogleraren Politiestudies met een beperkte aanstelling, en professor Wouter Stol bijvoorbeeld verricht verdienstelijk werk aan de Open Universiteit. Die laatste beperkt zich echter tot cybersafety. Ook Otto Adang en Jaap Timmer richten zich op specifieke aspecten van het politiewerk. Bob Hoogenboom profileert zich als hoogleraar Forensic Business Studies aan Nyenrode en bijzonder hoogleraar Politiestudies en veiligheidsvraagstukken aan de Vrije Universiteit nog het meest als allround politiedeskundige.
Waar zijn echter de politiehoogleraren die zich in den brede op de maatschappelijke politiefunctie richten? Waarom hebben we geen vakgroepen waar je in politiestudies kunt afstuderen, zoals in België en Groot-Brittannië? Waarom leveren onze universiteiten geen nieuwe generatie breed georiënteerde politieleiders af, nu daaraan zo’n grote behoefte bestaat? Waarom bestaat er geen effectief openbaar platform voor de exploitatie en uitwisseling van politiedeskundigheid? Waar zijn de opvolgers van de legendarische Cyrille Fijnaut, Jan Naeyé, Kees van der Vijver en Piet van Reenen?
Ontsluiting en samenhang
Hoe is het ontbreken van inspirerende boegbeelden van de politiewetenschap in Nederland te verklaren? Dankzij instellingen als Politie en Wetenschap, het WODC en het NSCR, maar ook door een groot aantal onderzoeksbureaus en productieve éénpitters is de productie van politiekennis groot. Wat ontbreekt is de ontsluiting, het aanbrengen van samenhang en duiding van al die kennis.
De vertaling van opgedane inzichten naar beroepsbeoefenaars, beleidsmakers en naar de samenleving als geheel gebeurt onvoldoende, waardoor de investering in kennisproductie te weinig rendeert. De maatschappelijke doorwerking en valorisatie blijven uit. Geen deskundige lijkt nog in staat om, na korte voorbereiding of zelfs voor de vuist weg, gezaghebbende uitspraken te doen over een verscheidenheid aan aan de politie gerelateerde kwesties. Wie bellen journalisten als er behoefte is aan duiding van een incident, een onderzoeksrapport of een beleidsvraagstuk? Dan verschijnen er gepensioneerde politiewoordvoerders, vakbondsbestuurders of misdaadjournalisten voor de microfoon die niet altijd met kennis van zaken en belangeloos commentaar geven. Dit maakt een vacuüm aan onafhankelijke deskundigheid zichtbaar.
Het inrichten van een wetenschappelijk politie-instituut met deskundigen die kunnen bogen op actuele kennis, een goede bronnentoegang, gevoel voor bestuurlijke verhoudingen en kritisch oordeelsvermogen, kan zorgen voor een multipliereffect. Overzichtsstudies en infographics kunnen het omvangrijke kennisreservoir gaan ontsluiten. Nederlandse politiekennis kan dan een succesvol exportproduct worden, met bijvoorbeeld stageplaatsen voor buitenlands politiekader in opleiding. Wat dat voor een waardevol netwerk oplevert kunnen de Amerikanen je vertellen.
Beleidsambtenaren kunnen participeren in kennisnetwerken, waardoor ze een veel betere aansluiting op het politieveld krijgen. Het politievak kan volwassen worden op academisch niveau, en het publieke debat wordt op een hoger plan getild. Politieonderzoek kan dan kritisch op zijn conceptuele en methodologische merites worden beproefd. Niet in de laatste plaats kan het politiebeleid meer fact-based worden dan nu vaak het geval is. En hopelijk laat het onderzoeksprogramma ruimte voor lastige vraagstukken rond governance en politieleiderschap, organisatiecultuur, verandervermogen en de versnippering van de politiefunctie.
Zit ik te dagdromen? Misschien. Maar er is toch niets mis met een beetje verbeeldingskracht; je proberen voor te stellen hoe het zou kunnen zijn als alles lukte? Daarom hier mijn vermetele voorspelling: de Leidse universiteit met zijn campus in Den Haag heeft de beste papieren voor een spraakmakende vakgroep Politiestudies. Ik hoop op een uitnodiging om gastcolleges te geven!
Geef een reactie