In iedere regio in ons land zijn diverse families actief waarin criminaliteit van generatie op generatie overgaat. De gangbare strafrechtelijke aanpak gericht op individuen is op langere termijn onvoldoende effectief om die criminaliteit bestendig aan te pakken en de intergenerationele overdracht ervan tegen te gaan. In dit artikel schetsen we de aanleiding en achtergrond van experimentele aanpakken daarvan in Amsterdam en de regio Rotterdam. Verder gaan we in op de methodiek en ‘lessons learned’ om criminele families aan te pakken. Waar mogelijk beschrijven we ook een aantal resultaten van de aanpak.
In Nederland zijn al jaren diverse families actief waar criminaliteit van generatie op generatie overgaat. Binnen deze gesloten familiesystemen is onder andere sprake van het plegen van ernstige (gewelddadige) vormen van ondermijnende criminaliteit. Ook is er zorg over de opgroeiende kinderen. Huiselijk geweld en de aanwezigheid van criminele familieleden leiden er vaak toe dat kinderen het verkeerde pad op gaan.
Het Dalton-effect
Genetische en omgevingsfactoren (en de interactie tussen beiden) kunnen aan de intergenerationele overdracht van criminaliteit bijdragen (Farrington et al., 2001; Ferwerda et al., 2013; Van Vliet, 2010; Van de Rakt et al.,2006; Van de Weijer, 2014). Een populaire term om naar dit fenomeen te verwijzen, is het ‘Dalton-effect’ – naar de criminele broers Joe, Jack, William en Averell Dalton uit de strip Lucky Luke (Nanninga, 2006; Ferwerda, 2016). De zorgen dat de in criminele families opgroeiende kinderen in de criminaliteit terechtkomen, lijken gerechtvaardigd. Zo laat Van Dijk (2015) zien dat bijna alle zonen (91 procent) van beroepscriminelen uit Amsterdam minimaal een antecedent hebben. De helft van alle zonen heeft bovendien al in detentie gezeten en is bekend vanwege het plegen van geweldsmisdrijven of verboden wapenbezit. Een ander onderzoek dat eenzelfde patroon van intergenerationele overdracht laat zien, is een historische analyse van criminele families in Brabant. Binnen deze families is sprake van een sterke en gesloten subcultuur, waarbinnen een betrouwbaar netwerk een voortdurende betrokkenheid in de georganiseerde criminaliteit faciliteert (Moors & Spapens, 2017).
Kans op Dalton-effect
De kans dat een Dalton-effect zich voordoet, is groter naarmate het aantal in de directe leefomgeving van het kind aanwezige risicofactoren toeneemt tot vier of meer (Van den Broek et al., 2012). Een criminele vader heeft daarbij meer invloed op het gedrag van diens zonen, terwijl dit bij criminele moeders voor de dochters geldt (Farrington et al., 2001). Een van de redenen voor het Dalton-effect is het op jonge leeftijd internaliseren van crimineel gedrag. In gezinnen waarin een of beide ouders zich schuldig maken aan criminaliteit, zullen de kinderen dit steeds normaler gaan vinden als beide ouders dat veelvuldig en voor het kind merkbaar (denk aan detentie) doen (Farrington et al., 2001; Van de Rakt et al., 2006). Dit is mede terug te zien bij het plegen van geweld. Kinderen die opgroeien in een gewelddadige (gezins)omgeving – bijvoorbeeld door getuige of slachtoffer te zijn van huiselijk geweld – hebben een grotere kans om op latere leeftijd zelf ook gewelddadig of agressief gedrag te vertonen (Besjes & Van Gaalen, 2008; Weijer et al., 2011). Oudere broers kunnen, met name binnen grote gezinnen, het gedrag van jongere broertjes beïnvloeden, onder andere door hen te betrekken bij het plegen van misdrijven (Reiss & Farrington, 1991; Rowe & Farrington, 1997; Van der Swaan, 2012). Hierbij is ook een relatie met zogenoemd sociaal kapitaal: criminele kennis en kunde kunnen in gezins- en familieverband gemakkelijk en veilig worden uitgewisseld (Ferwerda, 2016).
Het belang van een systeemaanpak
Het voorgaande levert verschillende indicaties op voor het belang van een systeemaanpak van de criminele familie. Kenmerkend voor de individuele aanpak zoals deze tot op heden veelal gestalte krijgt, is dat zowel repressie als zorg veelal gericht is op het individu, incidentgericht en vanuit ‘instantiegebonden’ perspectief. Daarbij ontbreekt een breder beeld van de problematiek en het gedrag van de familie als geheel. Verder is in wijken waar criminele families zich profileren vaak sprake van wantrouwen jegens de overheid, wat de meldingsbereidheid van burgers negatief beïnvloedt (Ferwerda et al., 2016). Ook kunnen criminele families door (het dreigen met) geweld bewerkstelligen dat de omgeving geen aangifte doet (Matser, 2014; Pearson et al., 2008; Tops & Van der Torre, 2014). Een gevolg is dat maatregelen op het gebied van criminele families veelal geen of onvoldoende effect hebben. Hulpverleners blijken vaak niet of zeer moeizaam in staat om de gesloten cultuur van dergelijke families te doorbreken en ook handhaving en repressie vanuit politie en justitie slagen hier niet in. Met name dit laatste punt wordt door street level professionals bevestigd. Ze krijgen over een langere periode – ondanks de aanpak – keer op keer te maken met familieleden uit verschillende generaties als het gaat om plegen van ernstige strafbare feiten.
Twee praktijkpilots
Zowel in Amsterdam als in de regio Rotterdam zijn de inzichten uit de wetenschap, de ervaringen van professionals en het ontbreken van een aanpak de aanleiding geweest om een pilot ‘aanpak criminele families’ te starten. In Amsterdam is de pilot ondergebracht bij het Actiecentrum Veiligheid en Zorg, (waar onder meer ook de aanpak Top600 en Treiteraanpak zijn ondergebracht). In de regio Rotterdam is de pilot gestart vanuit het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC). Op beide plekken wordt een criminele familie geselecteerd met als doel op basis van integrale informatieverzameling en analyse een integrale aanpak van het familiesysteem te vinden. In de aanpak staan het tegengaan van ernstige vormen van criminaliteit en het voorkomen dat kinderen ook in de criminaliteit terechtkomen centraal. Om de methodiek en lessen uit de aanpak van de criminele families op te tekenen, zijn vanaf het begin van de pilots onderzoekers toegevoegd aan de pilot. De activiteiten van de onderzoekers laten zich samenvatten met de term ‘actieonderzoek’. Ze denken mee over de aanpak, nemen interviews af voor zowel de aanpak als het in kaart brengen van de lessen, brengen wetenschappelijke kennis en inzichten in en volgen bijeenkomsten van de project- en uitvoeringsoverleggen. Voor het uitvoeren van het onderzoek – en inzage in politie- en justitie-informatie – is toestemming verleend door het College van procureurs-generaal.
Wat wordt verstaan onder een criminele familie?
We hanteren binnen de pilots de volgende kenmerken (werkdefinitie c.q. instroomcriteria) voor een criminele familie.
- De familie bestaat uit ten minste drie generaties (het oorspronkelijke basisgezin, de kinderen met eventuele partners en de kleinkinderen van het oorspronkelijke basisgezin), waarbij het leeuwendeel van de gezinnen in de betreffende gemeente woont.
- Binnen de verschillende gezinnen van de familie is sprake van ten minste twee kinderen tussen de 0 en 18 jaar.
- Ten minste twee meerderjarige leden van de familie maken zich (vermoedelijk) schuldig aan ernstige strafbare feiten. Denk hierbij aan vormen van criminaliteit met een mate van georganiseerdheid, een geweldscomponent of een ondermijnend karakter.
- Gezien het criminele en gewelddadige gedrag van de volwassen leden van de familie zijn er zorgen over het opgroeien van de kinderen en hun toekomstperspectief (zorgmeldingen, huiselijk geweld).
Ingrediënten van de aanpak
Op basis van de ervaringen binnen de twee pilots zijn zes belangrijke ingrediënten van de aanpak aan te geven. We zullen die kort bespreken en verwijzen voor uitgebreidere beschrijvingen naar de rapportages over de pilots (Ferwerda, 2017; Van Ham en Ferwerda, 2017).
Selecteren en notificeren
De aanpak van een criminele familie is een systeemaanpak, waarbij de drie generaties binnen de familie als geheel onder de loep worden genomen. Bij de selectie van een familie moet er zekerheid komen dat het om een criminele familie gaat en niet om een familie met criminelen. Onderzoek van Analyse & Onderzoek van de Politie Amsterdam laat zien dat het in dit kader van belang is om op basis van nader (dossier)onderzoek te kijken of binnen de familie sprake is van 1) onderlinge beïnvloeding, samenhang en samenplegen en 2) specifieke familietakken waarin de criminaliteit gepleegd wordt (Dienst Regionale Informatie Organisatie, 2017). Na de selectie worden de gezinnen binnen de familie genotificeerd: zij krijgen een brief waarin staat dat ze in de aanpak zijn opgenomen. Dit is van belang omdat organisaties voor hulp en zorg anders niet kunnen interveniëren én om de familie uit de anonimiteit te halen. Notificeren blijkt in de pilots de eerste interventie te zijn, want diverse gezinsleden binnen de familie nemen daarna contact op met de gemeente om in gesprek te gaan of om aan te geven – via een advocaat – dat ze het niet eens zijn met het feit dat ze in de aanpak zijn opgenomen.
Integraal informatie verzamelen en analyseren
De basis van de aanpak ligt in het verzamelen en analyseren van integrale informatie over de familie (straat- en systeeminformatie) in een klein integraal team. Dit team handelt als een pressure cooker op basis van beschikbare informatie (doelgericht). Om de continuïteit van de informatiestromen en de actualiteit van de informatiepositie te waarborgen, is het essentieel dat ook de interne informatie-infrastructuur goed georganiseerd wordt. Voor de politie betekent dat bijvoorbeeld het wegzetten van de aandachtsvestigingen en notificaties in de verschillende systemen (zoals BVH en Amazone) en het abonneren in BlueView. Een positief neveneffect hiervan is het verkleinen van de verschillen tussen praktische werkelijkheid (streetview) en de systeeminformatie (Saadat, 2018).
Formulering aanpak
Voor de familie en de gezinnen worden doelstellingen geformuleerd en telkens wordt gekeken wie of welke organisatie de beste kaarten heeft voor (onderdelen van) de aanpak. In algemene termen gelden de volgende uitgangspunten in de aanpak: 1) niemand overtreedt de wet, 2) de aanpak wordt ingezet op de veiligheid van de kinderen, 3) de familie wordt uit de anonimiteit gehaald en 4) de overheid vormt één front.
Straf en zorg
Een aanpak bestaat idealiter uit een combinatie van straf en zorg: straf voor hen die deze verdienen en zorg voor de familieleden die deze nodig hebben (dat kunnen zowel de slachtoffers als de daders zijn). Waar nodig wordt het strafrecht als breekijzer ingezet tegen criminele familieleden om zorg behoevende familieleden te kunnen bereiken.
Opstellen scenario’s
Bij de aanpak gaat speciale aandacht uit naar de onderlinge samenhang en de wisselwerking met de omgeving, in het bijzonder de bij de familie betrokken overheidsinstanties. Op basis van de analyse moeten vervolgens scenario’s worden opgesteld. Voor ingrijpende gebeurtenissen – zoals geboorte, detentie, vrijkomen uit detentie, aanhouding, huwelijk, overlijden – worden scenario’s per gezin en voor de familie in kaart gebracht. Op basis van de pilots weten we dat geld en bezit én moeders belangrijke ingangen voor de aanpak zijn, zowel repressief als in de vorm van positieve manipulatie. Verder hebben we gemerkt dat opsporingsactiviteiten (ook op geringere strafbare feiten) als breekijzer kunnen dienen en dat een Titel V-onderzoek kansen biedt. Dit houdt in dat een rechercheteam onder leiding van de officier van justitie een onderzoek uitvoert naar het beramen of plegen van ernstige misdrijven in georganiseerd verband. Het gaat hierbij om een complex van feiten en personen, waarbij nog geen sprake hoeft te zijn van een verdenking van een concreet strafbaar feit door concrete verdachten als bedoeld in artikel 27 Sv. Criminele families zijn gesloten systemen, waardoor veel informatie over de familie niet bekend is en wordt. Dit hangt samen met angst, wegkijken of de ogenschijnlijk hoge drempel voor burgers en professionals om te melden. De gerichte inzet van Meld Misdaad Anoniem kan helpen om deze informatie wel boven tafel te krijgen.
Regie
De samenwerkende partners leveren één of meerdere regisseurs die zorgdragen voor het naadloos op elkaar aansluiten van interventies door de samenwerkende partijen en het volgen van de afgesproken scenario’s. Zij stellen in samenwerking met de projectorganisatie plannen van aanpak (en in de ideale situatie ook bejegeningsprofielen en gespreks- of verhoorplannen) op voor de gezinnen en individuele leden van een criminele familie en houden in een journaal de voortgang van de aanpak bij. Samenvattend zijn focus, systeemaanpak, samenwerking straf en zorg, regie, één overheid en timing de kernbestanddelen van de aanpak.
Randvoorwaarden
Op basis van de pilots komt er een aantal randvoorwaarden in beeld.
Actueel actieve criminele familie Allereerst is het om effect te kunnen sorteren van belang om voor een actueel actieve criminele familie te kiezen. Voor de omvang van het team dat de familie gaat aanpakken, geldt less is more en zijn benaderbare organisaties in de tweede ring een must. Eén of twee regisseurs maken samen met een projectleider voorstellen voor de aanpak en bespreken en regisseren acties in de tweede ring van professionals. Het is van belang om naast politie, gemeente en Openbaar Ministerie zowel het Veiligheidshuis (VH) als de Belastingdienst in de aanpak te betrekken.
Beeldvorming
Tijdens de pilots is gebleken dat in de samenwerking tussen verschillende overheidsinstanties ten eerste het rechttrekken van eenzijdige beeldvorming bij betrokken professionals en ten tweede het vertrekken vanuit een gedeeld beeld van de familie essentiële stappen zijn bij de realisatie van een integrale systeembenadering (Saadat, 2018). Voor een gezamenlijke start is een training dan ook een tweede randvoorwaarde. In een dergelijke training dienen de volgende vragen aan de orde te komen: 1) Wat is een systeemaanpak? 2) Hoe werkt scenariodenken (zoeken naar kansen) en wat zijn in algemene termen bruikbare scenario’s voor een familieaanpak? 3) Wat zijn ingrijpende gebeurtenissen c.q. life events en wat betekenen ze voor een systeemaanpak? 4) Hoe kunnen doelstellingen op familie, gezins- en persoonsniveau worden geformuleerd? 5) Wat verwachten opsporing en zorg van elkaar, wat kunnen ze voor elkaar betekenen en hoe kan de regisseur opsporing en zorg bij elkaar brengen?
Ervaring PGA en gezinsaanpak
Ten derde moet er binnen het team ervaring zijn met de PGA en gezinsaanpak (integraal denken). Het is van belang om vanuit het kernteam – zowel intern (tweede ring van organisaties) als extern (de familie en anderen) – te vertellen wat je doet en waarom. Zorg daarnaast voor brede bestuurlijke dekking, vastgelegd in een breed convenant om informatie uit te wisselen (VH en RIEC). Afwezigheid van een dergelijk convenant zorgt er namelijk voor dat scenario’s niet of niet volledig kunnen worden uitgewerkt. Het verdient daarnaast sterk aanbeveling om een bestuurlijk boegbeeld te hebben, dat wil zeggen een convenantspartner die zich naar binnen en buiten toe zichtbaar opstelt als eerstverantwoordelijke voor de aanpak. Vooral burgemeesters kunnen deze rol – als verantwoordelijke voor veiligheid en als burgervader – goed vervullen.
Uitstroom
Denk tot slot ook na over de uitstroom (wanneer stopt de aanpak van de betreffende criminele familie) en heb oog voor de nevenopbrengst van de aanpak: dit zijn systeemfouten zoals 1) onrechtmatig verkregen inkomen door familieleden 2) het ten onrechte te veel afstand houden tot gezinnen door professionals waardoor te veel gehandeld wordt vanuit (oude) registraties of 3) het probleem dat het lastig blijkt om zicht te krijgen op geld en bezit van de familie in het buitenland. Deze systeemfouten dienen niet alleen benoemd, maar ook geadresseerd en opgelost te worden.
Opbrengsten
Naast de methodiek en lessen is op sommige punten geduld nodig om zicht te krijgen op de resultaten van de aanpak van criminele families. Dit moet met de nodige voorzichtigheid gebeuren, omdat de aanpak zich heeft ontwikkeld langs het pad c.q. de aanpak van actueel criminele families. Het is op dit moment nog niet vast te stellen of familiesystemen worden ontregeld en of het lukt om barrières op te werpen waardoor kinderen uit de derde generatie niet of minder een leven in de criminaliteit opbouwen. De Amsterdamse pilot laat wel een aantal kortetermijnresultaten zien. Zo zitten meerdere volwassen mannen van de tweede generatie een vrijheidsstraf uit, zijn in bewaring gesteld of in afwachting van een strafproces. Verder zijn er uitkeringen ingetrokken en worden berekeningen voor terugvorderingen opgesteld. Tijdens de pilot is de aanvraag voor een uitkering meermaals tegengehouden. Een mannelijk familielid heeft zich laten opnemen in een ontwenningskliniek en het gedrag van de jongste zus wordt gemonitord door Veilig Thuis, zodat getracht kan worden zorg te bieden zodra zij daarvoor openstaat. Eén vrouw en een kind verblijven in een blijf-vanmijn- lijfhuis. Naar een permanente oplossing (woonruimte en begeleiding) wordt gezocht. Een andere vrouw en haar drie kinderen zitten in een zorgtraject van Veilig Thuis.
Hoe nu verder?
Zowel in Amsterdam als in Rotterdam blijft het niet bij pilots. Rotterdam koppelt de aanpak in eerste instantie aan overvalcriminaliteit, en het veiligheidshuis en het RIEC gaan samenwerken. Ook wordt in Rotterdam op korte termijn een ‘inrichtingsplan’ voor de uitvoeringspraktijk opgesteld. Hierin staat beschreven wat er procesmatig en inhoudelijk nodig is om tot de aanpak van een criminele familie te komen. In Amsterdam wordt de aanpak criminele families als systeemaanpak onderdeel van de methodieken binnen het Actiecentrum Veiligheid en Zorg. De aanpak zal waarschijnlijk vooral ingezet worden op criminele families waarbinnen ook meerdere Top600-subjecten voorkomen.
Literatuur
Besjes, G. & R. van Gaalen (2008). Jong geleerd, fout gedaan? Bevolkingstrends CBS, 56(2), 23-31.
Broek, A. van den, E. Kleijnen & S. Bot (2012). Kwetsbare gezinnen in Nederland. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. Ontzorgen en normaliseren. Naar een sterke eerstelijns jeugd- en gezinszorg. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.
Dienst Regionale Informatie Organisatie (2017). Criminele families in beeld. Een onderzoek naar methodiekontwikkeling en inventarisatie van criminele families in Amsterdam. Amsterdam: Onderzoek & Statistiek, Politie.
Dijk, M. van (2015). Kinderen van beroepscriminelen. Valt de appel ver van de boom? Een exploratief onderzoek naar de mate van, de mechanismen achter en de mechanismen ter voorkoming van intergenerationele criminaliteit binnen de georganiseerde misdaad. Amsterdam: VU Amsterdam.
Farrington, D., D. Jolliffe, R. Loeber, M. Stouthamer-Loeber & L. Kalb (2001). The concentration of offenders in families, and family criminality in the prediction of boy’s delinquency. Journal of Adolescence, 24(5), 579-596.
Ferwerda, H., B. Beke & E. Bervoets (2013). Jeugdgroepen van toen. Een casusonderzoek naar deleden van drie criminele jeugdgroepen uit het einde van de vorige eeuw. Apeldoorn: Politie & Wetenschap.
Ferwerda, H. (2016). Criminele jeugdgroepen als kraamkamer voor de onderwereld. Het Parool, 4 januari. Ferwerda, H. (2017). Aanpak criminele families in Amsterdam. Lessen voor de aanpak op basis van een pilot. Arnhem: Bureau Beke.
Ham, T. van & H. Ferwerda (2017). Aanpak van criminele families. Opbrengsten van casuïstiek en voorstel voor een methodiek van aanpak. Arnhem: Bureau Beke.
Matser, I. (2014). Ondernemen in familiebedrijven. Zwolle: Christelijke Hogeschool Windesheim.
Moors, H. & T. Spapens (2017). Criminele families in Noord-Brabant. Een verkenning van generatie-effecten in de georganiseerde misdaad. Apeldoorn: Politie & Wetenschap.
Nanninga, M. (2006). Prediagnostiek (afstudeerscriptie Leergang Recherchekunde, Amsterdam).
Pearson, A., J. Carr & J. Shaw (2008). Toward a theory of familiness. A social capital perspective. Entrepreneurship: Theory and Practice, 32(6), 949-969.
Rakt, M. van de, P. Nieuwbeerta & N. de Graaf (2006). Zo vader, zo zoon? De intergenerationele overdracht van crimineel gedrag. Tijdschrift voor Criminologie, 48(4), 345-360. Reiss, A. & D. Farrington (1991). Advancing knowledge about co-offending. Results from a prospective longitudinal survey of London males. Journal of Criminal Law and Criminology, 82(2): 360-395.
Rowe, C. & D. Farrington (1997). The familial transmission of criminal convictions. Criminology, 35(1): 177-201. Saadat, N. (2018). De systeembenadering in de aanpak en opsporing van criminele families. Amsterdam: Nationale Politie Eenheid Amsterdam.
Swaan, B. van der (2012). Verpest in het nest. Een casestudie van een criminele familie. Tijdschrift over Cultuur & Criminaliteit, 2(3), 53-68.
Tops, P.W. & E. van der Torre (2014). Wijkenaanpak en ondermijnende criminaliteit. Den Haag: Boom juridisch. Vliet, M. van, (2010). Intergenerationele overdracht van delinquentie binnen gezinnen in Amsterdam-West. Amsterdam: Politie Amsterdam- Amstelland.
Weijer, S. van de (2014). The intergenerational transmission of violent offending. Alblasserdam: Haveka.
Weijer, S. van de, C. Bijleveld & A. Blokland. (2011). De overdracht van gewelddadige delinquentie tussen drie generaties mannen. Tijdschrift voor de Criminologie, 53(3): 244-259.
Geef een reactie