Meningen genoeg over (falend) toezicht op veroordeelden. Toch is er weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het fenomeen toezicht. Het begrip blijkt niet makkelijk te definiƫren. In haar oratie bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar Criminologie en Vergelijkende Penologie aan de Universiteit Leiden richt Boone zich op toezicht als opgelegde sanctie naar aanleiding van een strafbaar feit. Zelfs binnen dit kader blijkt er nog een veelheid aan vormen van toezicht te zijn die op verschillende momenten in het strafproces kunnen worden opgelegd: als voorwaarde bij de schorsing van de voorlopige hechtenis, als zelfstandige straf, als voorwaarde bij een voorwaardelijke sanctie of als voorwaarde bij de voorwaardelijke invrijheidstelling. Daarnaast is er toezicht als sanctie in een bestuurlijk kader zoals het tijdelijk huisverbod en het gebiedsverbod.
Boone onderscheidt verschillende paradoxen bij de uitoefening van toezicht binnen de samenleving. Toezicht wordt vaak beschouwd als alternatief voor vrijheidsbeneming terwijl in praktijk toezicht vaak samen gaat met vrijheidsbeneming. De tweede paradox is dat toezicht het imago heeft van een gunst, als plaatsvervanger van straf, maar door direct betrokkenen ingrijpender wordt ervaren dan het passief uitzitten van detentie.
De vrijheidsbeneming neemt door het toezicht in werkelijkheid juist toe. De derde paradox is dat het draagvlak voor toezicht lijkt af te nemen in de samenleving, terwijl veel burgers meewerken aan de uitvoering van enige vorm van toezicht. Een voorbeeld van dit laatste is COSA bij teruggekeerde zedendelinquenten. Zo geeft Boone beter zicht op het containerbegrip toezicht.
Geef een reactie