In de pilot Teenage Crime Fighters heeft de Eenheid Noord-Nederland gebruikgemaakt van de digitale knowhow van jongeren. De pilot liep van januari 2017 tot en met juni 2017. Dit artikel beschrijft de werking en de waarde van het betrekken van jongeren bij de uitvoering van politietaken.
Op internet staat veel waardevolle informatie voor de politie. Informatie die kan worden gebruikt voor handhavingsdoeleinden, zoals signalen van supportersrellen bij voetbalwedstrijden. Of informatie die bijdraagt aan opsporingsonderzoek, zoals over een misdrijf en de daarbij betrokken personen. De politie maakt zo veel mogelijk gebruik van deze online informatie, maar tegelijkertijd zorgt een gebrek aan kennis en capaciteit dat veel ervan onbenut blijft. Het is voor de politie namelijk ondoenlijk om zelf alle relevante informatie op internet te vergaren. Daarvoor is er simpelweg te veel te vinden. De medewerking van burgers voor effectief politiewerk is daarom ook van cruciaal belang als het gaat om online informatievergaring. Tegen deze achtergrond zoekt de politie naar nieuwe manieren om burgers te betrekken bij digitaal politiewerk.
Teenage Crime Fighters
Digitale ontwikkelingen gaan razendsnel en de manier waarop burgers gebruikmaken van nieuwe media is continu aan verandering onderhevig. Voor een verantwoorde online inzet van de politie is kennis van digitale ontwikkelingen onmisbaar. Het zijn de digitaal vaardige jongeren die weten waar en hoe snel online informatie kan worden gevonden, welke ‘digitale hangplekken’ er zijn, wat de nieuwste trends zijn en hoe jongeren worden geronseld voor criminele activiteiten. Het is logisch om juist deze groep jongeren te betrekken bij politiewerk. Daarom is er in januari 2017 gestart met de pilot Teenage Crime Fighters, kortweg TCF. In de TCF-pilot zijn veertig digitaal vaardige jongeren binnen een besloten online community aan de slag gegaan met door de politie aangeleverde casussen. De gemiddelde leeftijd van de jongeren was 18 jaar; de jongste was 15 jaar en de oudste was 25 jaar. De online community was toegankelijk via een app. Het notificatiesysteem van de app zorgde ervoor dat jongeren via hun mobiel een pushbericht ontvingen wanneer de politie een nieuwe casus uploadde of wanneer jongeren nieuwe informatie over een casus postten. Daarnaast konden jongeren met elkaar en met de politie chatten.
Het doel van de TCF-pilot was inzicht te krijgen in de werking en waarde van het betrekken van jongeren bij de uitvoering van digitale politietaken. Het lectoraat Cybersafety van NHL Hogeschool en Politieacademie was verantwoordelijk voor de uitvoering en evaluatie van de pilot.
Bijdragen van TCF’ers:
- Adviseren: algemene vragen beantwoorden over (illegaal) internetgebruik en internettoepassingen;
- Signaleren: online (live) informatie verzamelen over mogelijke verstoringen van de openbare orde tijdens evenementen;
- Assisteren: online informatie verzamelen over (verdachte) personen of gestolen goederen.
Opzet en organisatie
De TCF-pilot vond plaats in Noord-Nederland. Om jongeren te werven, zijn scholen benaderd. Alle scholen waren direct bereid om mee te werken: ze vonden de pilot maatschappelijk relevant en een mooie ontwikkelkans voor hun leerlingen. Geïnteresseerde jongeren hebben een aanmeldformulier ingevuld waarop ze ook hun digitale vaardigheden konden opschrijven. De ouders van minderjarige jongeren moesten expliciet toestemming geven voor de deelname van hun kind.
Alle geselecteerde TCF’ers zijn online actief via WhatsApp, YouTube, Facebook en Instagram en nagenoeg alle TCF’ers weten hoe ze toegang krijgen tot het dark web, het deel van internet dat niet rechtstreeks vindbaar is voor zoekmachines. Iets meer dan de helft van de TCF’ers kan programmeren. Kortom, aan het project namen digitaal vaardige jongeren deel.
Onmisbaar voor de TCF-pilot zijn natuurlijk de casussen: vragen en opdrachten die zijn ontleend aan de politiepraktijk. Politiemensen uit verschillende teams hebben casussen aangeleverd. In totaal zijn 26 casussen geüpload in de online community: van een casus waarin jongeren is gevraagd om ongeregeldheden te signaleren tijdens The Passion in Leeuwarden tot casuïstiek waarin is gevraagd om bij te dragen aan cold cases. In de online community is een mappenstructuur aangebracht. Iedere casus kreeg een eigen map, bijvoorbeeld #casusovervaller. Als een casus geen nieuwe informatie meer opleverde, werd deze afgesloten en daarna gearchiveerd.
Om de betrokkenheid van jongeren bij de TCF-pilot te vergroten, zijn ook drie zogenoemde hackathons georganiseerd. Het woord hackathon is een samenstelling van de woorden ‘hacken’ en ‘marathon’. Ook tijdens de hackathons gingen de TCF’ers aan de slag met casussen. Ze werkten in teams en presenteerden de resultaten na afloop aan elkaar en aan de politie.
In kaart brengen
Na het uploaden van #casushooligan hebben TCF’ers binnen een halfuur informatie gepost over de identiteit van een hooligan die mogelijk betrokken was bij de mishandeling van een steward. Voor #casusdarkwebhandel zijn lijsten gepost met websites waarop illegale goederen worden verhandeld. De #casuspyromaan heeft informatie opgeleverd over een internetgebruiker die vermoedelijk meer weet over een serie brandstichtingen in Friesland. Dit zijn enkele concrete opbrengsten van de TCF-pilot, maar voor een gedegen evaluatie van de pilot is meer nodig. Dit ‘meer’ is vertaald in een draagvlakmeting onder politiemensen van de Eenheid Noord-Nederland, interviews met jongeren en politiemensen binnen de TCF-pilot, interviews met juridisch experts en een statistische en inhoudelijke analyse van de online activiteiten.
Quote politiemedewerker
“Jongeren leven in een eigen wereld. Het is goed om bij te blijven. Tegenwoordig gaat zo veel via social media en het internet. De politie moet weten wat daar gebeurt om goed te kunnen anticiperen. Ik sta soms tijdens gesprekken versteld hoe snel jongeren overspringen van het ene naar het andere sociale netwerk en wat ze dan allemaal aan handelingen doen als ik ze vraag te laten zien om wat voor sextingmateriaal het precies gaat. Ze vliegen van de ene naar de andere account en halen overal informatie weg. Als wij jongeren gaan inzetten, moet het uiteraard wel veilig gebeuren, zodat we zelf geen nieuwe aflevering opstarten van Wie is de mol?.”
De mensen
Uniek aan de TCF-pilot zijn de dynamiek en de wederkerigheid in de communicatie tussen jongeren en politiemensen. De opbrengst per casus is simpelweg afhankelijk van de volgende formule: meer online interactie = meer informatie. Uit de evaluatie blijkt dat de positieve feedback van politiemensen, virtuele beloningen en structurele terugkoppeling over de aangedragen informatie ervoor zorgen dat jongeren zich actiever opstellen. Het idee van de virtuele beloning is overgenomen van de gamingindustrie: virtuele beloningen zijn extrinsieke motivators. In de TCF-pilot hebben jongeren en politiemensen virtuele taco’s uitgedeeld. Structurele terugkoppeling betreft (korte) mededelingen over wat er met de informatie van jongeren is gedaan en of dit tot een doorbraak of ontknoping heeft geleid. Terugkoppeling werkt positief op de intrinsieke motivatie van jongeren om de politie te helpen.
Het draagvlak onder politiemensen en de bereidheid om zelf actief bij te dragen zijn cruciaal voor de TCF-pilot. Uit de draagvlakmeting komt naar voren dat een meerderheid van de politiemensen (zeer) positief is over het betrekken van jongeren bij politiewerk (84 procent). Politiemensen verwachten dat hierdoor de digitale slagvaardigheid van de politie wordt vergroot. Zij schatten hun eigen digitale vaardigheden laag in en die van jongeren vrij hoog. Het merendeel verwacht dat de informatie van jongeren betrouwbaar en nuttig zal zijn, maar er bestaat enige twijfel over de vraag of de informatie rechtmatig zal worden verkregen. Uit de draagvlakmeting blijkt ook dat het merendeel van de politiemensen in een online community actief wil samenwerken met jongeren. Bij drie belangrijke aspecten – meekijken in de online community, informatie gebruiken en feedback geven – geeft ongeveer 90 procent aan hiertoe bereid te zijn (Tabel 1).
Uit de praktijk blijkt echter dat de TCF-pilot heeft gedraaid op basis van de inzet van enkele enthousiaste politiemensen, die hiervoor zelf extra tijd hebben vrijgemaakt. Als wordt besloten om het TCF-project te continueren, dan moeten politiemensen voldoende tijd en middelen krijgen om deel te nemen. Het aanleveren van casussen, het geven van feedback en terugkoppeling vraagt immers om tijd, capaciteit en inbedding in werkprocessen.
De regels
De TCF-pilot is een unieke vorm van samenwerking tussen jongeren en de politie. In de Verenigde Staten en in Groot- Brittannië zijn er wel initiatieven om jongeren te laten kennismaken met politiewerk, maar jongeren online betrekken bij politiewerk, en ook nog als digitale experts, gebeurt (nog) nergens. Dit betekent dat er een duidelijk kader moet komen waarin de betrokkenheid en de verantwoordelijkheid van zowel jongeren als politiemensen duidelijk worden afgebakend. De politie mag online soms meer en soms minder dan jongeren: wat de politie wel en niet mag, is onder andere vastgelegd in de Politiewet 2012, de Wet politiegegevens, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en de Aanwijzing Opsporingsberichtgeving. In situaties waarin de politie minder mag dan jongeren is het uiteraard niet de bedoeling dat de politie welbewust jongeren aanstuurt om belastende informatie te verzamelen. Dit zou de integriteit van de politie aantasten.
Als hoofdregel voor de samenwerking geldt dat de politie aan jongeren niet meer mag vragen dan ethische of wettelijk toelaatbaar is en dat de politie onrechtmatig, risicovol of strafbaar gedrag van jongeren actief moet voorkomen. De politie werkt immers samen met jongeren in een besloten groep en dan geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht geldt nog eens extra als een jongere minderjarig is. Dit betekent dat de politie jongeren actief moet begeleiden en voorlichten over wat wel en wat niet mag. Het moet bijvoorbeeld duidelijk zijn dat schendingen van de privacy niet zijn toegestaan.
Verder is de activiteit die jongeren verrichten van belang. Wet- en regelgeving speelt bijvoorbeeld minder een rol wanneer jongeren de politie adviseren dan wanneer jongeren de politie assisteren bij de opsporing. Zo mogen in de TCF-pilot geen politiegegevens wordt verstrekt aan jongeren, tenzij deze gegevens al eerder openbaar gemaakt zijn in een programma als Opsporing verzocht. De jongeren hebben ten tijde van de pilot ook geen toegang gekregen in de politiesystemen.
Tot slot geldt dat politiemensen zorgvuldig moeten omgaan met alle verkregen informatie. Dit betekent dat vragen als ‘Weet een verdachte van de betrokkenheid van jongeren?’, ‘Is het beeldmateriaal gemanipuleerd?’ en ‘is de privacy van de verdachte geschonden?’ moeten worden beantwoord. Dat is niet alleen belangrijk in verband met de veiligheid van jongeren en de rechten van verdachten, maar ook vanwege de bruikbaarheid van informatie in een rechtszaak. Als sprake is van een schending van de privacy, kan een rechter namelijk bewijs uitsluiten of een lagere straf opleggen.
De resultaten
Na afloop van de TCF-pilot zijn alle berichten in de online community inhoudelijk geanalyseerd. De centrale vraag voor de inhoudelijke analyse was: in welke mate hebben de TCF’ers bijgedragen aan het beantwoorden van politievragen en wat is de waarde daarvan voor de politie in termen van bruikbaarheid en betrouwbaarheid? Uit de inhoudsanalyse komt naar voren dat de TCF’ers op vrijwel alle adviesvragen (twaalf casussen) bruikbare antwoorden hebben gegeven. Zo hebben zij bij #casussextortion tips gegeven over hoe jongeren kunnen worden voorgelicht om afpersing met seksuele foto’s of filmpjes te voorkomen.
Ook hebben TCF’ers substantieel bijgedragen aan het signaleren van mogelijke verstoringen van de openbare orde (drie casussen). Het assisteren bij de opsporing heeft niet geleid tot concrete verblijfsinformatie van verdachte of (langdurig) vermiste personen. Wel hebben TCF’ers uitgewerkte scenario’s aangedragen op basis van gevonden informatie op internet in combinatie met eigen ervaring en digitale knowhow. Deze scenario’s kunnen dienen als een instrument om de blik op (oude) opsporingszaken te verruimen. Ook hebben de TCF’ers op basis van een foto in zeer korte tijd de identiteit achterhaald van een verdachte van een mishandeling. Daarnaast hebben zij geprobeerd de identiteit te achterhalen van gebruikers van specifieke social media accounts. Kortom, de inhoudelijke bijdrage van TCF’ers bestaat uit concrete adviezen en informatie, een oog- en oorfunctie bij de handhaving van de openbare orde en alternatieve scenario’s bij opsporingszaken.
Wanneer TCF’ers adviseren, signaleren of assisteren bij de opsporing wordt er niet of nauwelijks informatie gegeven over gehanteerde zoekstrategieën. Dit betekent dat het voor politiemensen lastig is om na te gaan of de informatie juist of volledig is. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor onrechtmatige of strafbare handelingen door TCF’ers. Meer aandacht voor zoekstrategieën is dus van belang: informatie van jongeren moet immers gelijkstaan aan relevante informatie voor de politie.
Quote politiemedewerker
“Als rechercheur ben ik dagelijks bezig met feiten die al zijn gebeurd. Jongeren kijken anders en zijn sneller op de hoogte van nieuwe feiten en omstandigheden en kunnen hier ook sneller op inspelen. Ook preventief. Andere denkwijze, nieuwe zienswijze, neutrale partij. Daar kun je verder mee komen.”
Wordt vervolgd
De TCF-pilot heeft geleerd dat het nuttig is om digitaal vaardige jongeren bij politiewerk te blijven betrekken. Dit levert niet alleen nieuwe inzichten op voor online opsporing, maar kan ook dienen als kweekvijver voor nieuw (politie)talent. Binnen de Eenheid Noord-Nederland wordt overwogen om digitaal vaardige jongeren onder te brengen bij het team OSINT. De aanbevelingen uit de evaluatie van de pilot zullen daarbij worden meegenomen. Over een landelijke uitrol van de pilot wordt nog overlegd.
Geef een reactie