Bij de vermissing van Anne Faber kreeg de politie te maken met massale zoektochten en de actieve bijdrage van familie en vrienden aan de opsporing. Jerôme Lam, Nicolien Kop en Carlijn Plancken over wat we deze ervaring kunnen leren.
De vermissing van Anne Faber zal bij velen in het geheugen gegrift staan. In veel opzichten een indrukwekkende en bijzondere gebeurtenis die voor grote maatschappelijke verontwaardiging zorgde. Burgers mobiliseerden zich en journalisten volgden de initiatieven van burgers en politie op de voet. De politie werd geconfronteerd met massale zoektochten en de actieve bijdrage van familie en vrienden aan de opsporing. Hoewel de politie het belangrijk vindt dat burgers participeren, heeft burgerparticipatie in de praktijk de nodige haken en ogen. De opsporingsteams moesten op dat moment bepalen hoe zij met de betrokken burgers om wilden gaan en hoe de samenwerking invulling kon krijgen. Insteek was de participatie te omarmen, maar dat was (soms) makkelijker gezegd dan gedaan. Om maximaal lering te trekken uit de ervaringen die in deze zaak zijn opgedaan, is op verzoek van de Dienst Regionale Recherche door de Politieacademie een onderzoek verricht. De bevindingen hebben geleid tot de publicatie ‘Schouder aan schouder. Burger- en politieparticipatie tijdens de vermissing van Anne Faber’. De belangrijkste les onderschrijft dat de participatie van betrokken, emotioneel geroerde, deskundige, initiatiefrijke en georganiseerde burgers, waardevol is en dat de politie dit zou moeten omarmen. Hoewel dat misschien voor de hand lijkt te liggen, is het in de volle hectiek van een dergelijke zaak in combinatie met de complexe organisatiestructuur, (nog) geen vanzelfsprekendheid. De onderzoekers beschrijven de dilemma’s en benoemen het omgaan hiermee ‘participatie- judo’. Hoe dat eruit ziet wordt later in dit artikel besproken.
Tijdlijn vermissing
Om inzicht te geven in het verloop van de zaak wordt hierboven de tijdlijn van de vermissing geschetst, vervolgens wordt respectievelijk op de verhouding tussen burgers-politie ingegaan, de belangrijkste dilemma’s beschreven teneinde geleerde lessen te benoemen.
Een verschuivende verhouding tussen burgers en politie
Op vrijdagmiddag 29 september 2017 vertrekt Anne op de fiets vanuit Utrecht richting Baarn voor een fietstocht. In de loop van de avond reageert zij niet meer op Whatsapp-berichten van haar vriend. Dit is vreemd, daarom doet haar moeder vrijdagnacht melding van vermissing.
Zoektochten starten. In de eerste dagen is er nog geen sprake van samenwerking tussen de politie en de vrienden en familie bij het zoeken naar Anne. Door de politie wordt in de media aangegeven dat het zoeken naar Anne in de omgeving van Baarn geen politiezoeking is omdat er tot dan toe geen aanwijzingen zijn dat zij op dat moment in het betreffende gebied verblijft. Het zijn daarom vooral de vrienden en familie van Anne die deze eerste dagen naar haar aan het zoeken zijn. Wel wordt een districtelijke aanpak gestart om opsporing, zoeken en communicatie in goede banen te leiden. De politie is in uniform aanwezig bij de zoekacties die door de familie worden georganiseerd, maar faciliteert en stuurt deze niet; dit zorgt voor verwarring.
Vanaf dinsdag 3 oktober ontstaat er steeds meer sturing vanuit de politie op het zoeken en de samenwerking met vrienden en familie. De laatste locatie van Anne’s telefoon wordt de focus van het opsporingsonderzoek. Het opsporingsteam geeft op basis van deze informatie sturing aan de zoekacties. Geprioriteerde gebieden worden doorzocht met speurhonden en/of ME. Aan het einde van de middag wordt de jas van Anne gevonden door twee vrienden van Anne die zijn aangesloten bij de zoekteams van de familie. Op dat moment wordt het gebied een plaats delict. Het opsporingsonderzoek wordt kort daarna opgeschaald tot een Team Grootschalige Opsporing (TGO). Het omslagpunt in de samenwerking tussen burgers en politie vindt plaats op donderdag 5 oktober. De familie is van mening dat de politie het zoeken moet coördineren. Een gesprek vindt plaats tussen de plaatsvervangend districtschef en de familie. Er worden afspraken gemaakt over het informeren, de inzet van ME en een andere locatie om de zoektocht te coördineren voor de familie. Het De opsporing werd verrast door het ‘rechercheteam’ van de familie, dat de vorm aannam van een burger-SGBO Onderzocht gesprek leidt tot meer wederzijds vertrouwen en de politie neemt vervolgens meer de regie over het zoeken. Vanwege de omvang en complexiteit van het zoekproces wordt aan het einde van de week de districtelijke aanpak opgeschaald naar een Staf Grootschalig en Bijzonder optreden (SGBO). De samenwerking met burgers en familie wordt expliciet als doelstelling opgenomen. Als gevolg van deze ontwikkeling neemt de politie dan ook definitief de regierol op zich in de samenwerking bij het zoeken. Inmiddels zoeken naast politie, vrienden, familie, individuele vrijwilligers en partijen zoals defensie, brandweer en het Rode Kruis, zonder resultaat. In de tweede week wordt op basis van een verklaring van de inmiddels aangehouden verdachte het zoekgebied naar Zeewolde verplaatst. Hier wordt uiteindelijk het lichaam van Anne aangetroffen. De zoektocht heeft dan in totaal 13 dagen geduurd.
Dilemma’s bij burgerparticipatie
Op dilemma’s met betrekking tot de regie, de informatiedeling en mediadruk die speelden wordt nader ingegaan.
Regie. Burgers namen het voortouw, maar wie had de regie? Was dat de politie of de burger? In eerste instantie werd door de politie bepaald dat de regie over het zoeken bij de familie lag en dat de politie hierbij ondersteunde. De politie had op dat moment geen concrete aanwijzingen over de verblijfplaats van Anne, de familie nam het voortouw bij het zoeken en had zich sneller georganiseerd dan de politie. De opsporing werd dan ook verrast door het ‘rechercheteam’ van de familie, dat de vorm aannam van een burger-SGBO. Het omarmen van burgerparticipatie werd daarmee onontkoombaar en was zo gek nog niet; het betrof een actieve familie met een eigen netwerk, die zeer professioneel te werk ging en de druk op de politie hoog hield. De familie besefte in eerste in instantie niet dat zij de regie hadden. In een gesprek met de plaatsvervangend districtschef gaf de familie aan meer coördinatie in de zoektocht naar Anne vanuit de politie te verwachtten. Ook het opsporingsteam had in de eerste dagen last van een gebrek aan regie en overzicht omdat onduidelijk was door wie en waar in het gebied werd gezocht. Pas na oprichting van een TGO en SGBO, ontstond er meer structuur en overzicht.
Informatiedeling. Een van de grootste, klassieke, dilemma’s die door betrokkenen bij de vermissing van Anne werd ervaren, betrof het delen van informatie. Er zijn meer meerdere redenen voor de politie om terughoudend te zijn met het delen van informatie met de familie of een breder publiek. Allereerst moest worden uitgesloten dat bij een misdrijf de eventuele dader niet uit de familie of directe omgeving van het slachtoffer kwam. Ook moest rekening worden gehouden met daderwetenschap: zaken die alleen de dader wist mochten niet naar buiten komen. En, tot slot, moest worden voorkomen dat relevante zoekgebieden werden overspoeld door burgers en pers met als mogelijk gevolg dat sporen of bewijsmateriaal werden vernietigd. Ondanks de dilemma’s die speelden rond het delen van informatie, waren de meeste betrokkenen het er echter wel over eens dat, om burgerparticipatie echt te kunnen omarmen, de politie zelf ook meer informatie met burgers moest delen. Zo gebeurde het dat er meer informatie werd gedeeld met de familie dan gebruikelijk is in soortgelijke zaken. Voor een groot deel had dit te maken met het wederzijds vertrouwen dat er tussen beide partijen ontstond.
Constante druk door de (sociale) media. Informatie vindt tegenwoordig razendsnel zijn weg naar buiten, waardoor de politie wordt gedwongen om steeds sneller en actiever te communiceren om de informatiestroom in de buitenwereld voor te zijn. Door de media-aandacht werd de politie soms gedwongen om heimelijk te opereren. Toen na de verklaring van Michael P. het zoekgebied in Zeewolde werd verplaatst, zag de politie zich genoodzaakt om dit op onopvallende wijze te doen, om te voorkomen dat de pers hiervan lucht kreeg. Er bestond het risico dat er sporen vernietigd zouden worden, maar ook dat de nieuwe locatie al in de media werd genoemd voordat de familie op de hoogte was gesteld. De druk van de media bleef overigens niet beperkt tot de politie, journalisten richtten zich ook rechtstreeks op de familie en benaderde hen actief om informatie los te krijgen. Een familie die hierop niet goed is voorbereid, kan gebruikt of misbruikt worden door de media, met mogelijk schade voor henzelf of het onderzoek tot gevolg. Dat was in deze zaak gelukkig niet het geval.
Adviezen
De vermissing van Anne Faber geeft niet alleen inzicht in de dilemma’s bij burgerparticipatie, maar ook handvatten hoe om te gaan met burgerparticipatie in dergelijke zaken.
1. Omarmen maakt beheersbaar Eén van de belangrijkste lessen uit zowel de zaak Anne Faber als de voorgaande zaken is dat juist door dat omarmen de burgerinitiatieven ook beheersbaar gemaakt kunnen worden. Door het gevoel dat er samen wordt opgetrokken kunnen initiatieven eventueel bijgestuurd worden zodat men er als politie geen last, maar juist baat bij heeft. Het optreden van de politie tijdens de vermissing van Anne Faber is voor Midden Nederland niet los te zien van voorgaande zaken zoals de verdwijningen van Sybine Jansons, (1999), Ruben en Julian (2013) en Savannah Dekker (2017).
Deze zaken hebben geleid tot een omslag in het denken bij de politie; in vergelijking met voorgaande zaken heeft de politie zich bij Anne Faber veel meer opengesteld voor burgerinitiatieven. Vanuit de overtuiging dat het tot beter resultaat leidt, maar ook vanuit het besef dat in deze tijd de politie het überhaupt niet kan tegenhouden, al zou men dat willen. Deze open houding was onder ander zichtbaar bij het SGBO, dat mede als doelstelling had om de familie te ondersteunen en burgerinitiatieven te coördineren. Het gevolg was dat burgers en politie steeds meer echt samen aan het zoeken waren naar Anne en dat alle initiatieven redelijk in goede banen geleid konden worden.
2. Benut de extra ogen en oren
Het zijn de familie en vrienden van Anne die zorgen voor een doorbraak. Ten eerste doordat de jas door een zoekteam van de familie werd gevonden op een plek die op dat moment voor de politie nog geen prioriteit had. Ten tweede doordat het zoekteam dermate zorgvuldig met de jas is omgegaan, dat het DNA-spoor dat daarop zat, gematcht kon worden met de verdachte. Vooral in de eerst fase van een onderzoek waarbij de politie nog geen daderkennis heeft, kunnen burgers worden ingezet bij zoekacties. Het afbreukrisico is dan relatief laag, behalve als burgers door sporen heen lopen. Wanneer na verloop van tijd er minder zoekgebieden over blijven, wordt de betrokkenheid en participatie van burgers lastiger. Niet iedere zaak leent zich daarom op deze manier voor de inzet van burgers, maar in dit geval vormden burgers extra ogen en oren van onschatbare waarde.
3. Maak gebruik van (aanvullende) kennis
Eén van de aspecten die de zaak Anne Faber uniek maakte, was de wijze waarop de familie te werk ging. Zij hadden de beschikking over hele specifieke kennis, expertise en vaardigheden, versterkt door een professioneel netwerk. Waar in het begin het zoeken vooral provisorisch was, ontstond er al snel een soort commandostructuur vanuit de familie waarbij ‘coördinatoren’ zich op specifieke thema’s richtte. Er was bijvoorbeeld een coördinator die de mensen aanstuurde die in de omgeving gingen zoeken en een coördinator die de Whatsapp-groepen bijhield.
Daarbij werd ook gebruikt gemaakt van specialistische kennis in het eigen netwerk. Zo kon een helikopterpiloot bij de Landmacht snel beschikken over stafkaarten van het gebied en bleek kennis over beeldbewerking en Google- maps waardevol bij het bepalen van de mogelijke locatie. De oom van Anne gaf later aan dat hij het raar vond dat de familie deze kennis ter beschikking had en de politie er geen gebruik van maakte.
Burgerparticipatie in breder perspectief
Burgerparticipatie is niet meer weg te denken uit de moderne samenleving, het ‘tegenhouden’ ervan is een volstrekt achterhaald perspectief. Dit vraagt echter wel om een cultuuromslag waarin beseft wordt dat burgerparticipatie een onderdeel van het politiewerk is. Dit betekent niet dat de politie alle burgerinitiatieven klakkeloos moet goedkeuren. Sommige burgeracties zijn waardevol, andere juist onwenselijk vanuit ethisch en/of juridisch perspectief of omdat ze een bedreiging vormen voor het opsporingsonderzoek.
De belangrijkste les is: beoordeel en reflecteer voorafgaand en tijdens het onderzoek welke vormen van burgerinitiatief ontstaan, hoe en waar deze burgerparticipatie versterkt, bijgestuurd of begrensd moeten worden. Wanneer er sprake is van een SGBO-structuur zou er een goede liaison ingezet kunnen worden vanuit één van de knoppen, bijvoorbeeld Handhaven Netwerken. Bij een grootschalig opsporingsonderzoek is het belangrijk om een liaison met opsporingservaring ter plaatse te hebben. Niet alleen voor het contact, maar ook om inhoudelijk vanuit opsporingsperspectief mee te kijken. De essentie is om niet tegen burgerinitiatieven te ‘vechten’, maar deze juist te omarmen en samen de juiste kant op te bewegen en leiden waar nodig. Participatie-judo. In de praktijk ziet dat er als volgt uit (zie kader).
Tot slot: schouder aan schouder
De wijze waarop door familie, vrienden en vrijwilligers samen met de politie naar Anne werd gezocht was ongekend. Door veel betrokkenen wordt gesproken over een unieke gebeurtenis. Deels terecht, maar ook een risico. Uniek betekent immers ‘enig in zijn soort’. En daarmee wordt de kracht van burgerparticipatie tekort gedaan. Het is juister om de zaak van Anne Faber te zien als een kantelpunt. Burgers worden steeds mondiger, krachtiger en vaardiger. Zij doen op dit moment zelf al onderzoek naar gebeurtenissen variërend van winkeldiefstal tot oorlogsmisdaden. Tegenhouden van deze ontwikkeling is een illusie en bovendien onwenselijk. In de zaak van Anne Faber blijkt wat er mogelijk is als burgers en politie de handen ineen slaan. Het is nu tijd voor de politie om deze kracht te omarmen en participatie-judo in de praktijk te brengen.
Geef een reactie