Zowel na de moord op de 16-jarige Hümeyra als na de tramaanslag in Utrecht was het commentaar dat betere ketensamen werking deze drama’s wellicht had kunnen voorkomen. Maar wat zijn ketens precies en welke condities kunnen samenwerking bevorderen? Ronald van Steden dook in de bestuurskundige literatuur.
1 Ketensamenwerking
Vanaf de jaren negentig zijn binnen het brede beleidsveld van politie, veiligheid en openbare orde de termen ‘integrale samenwerking’ en ‘ketensamenwerking’ in zwang geraakt. De gemene teler achter deze termen is dat de politie en haar partners organisatorische verbindingen aangaan bij het voorkomen, oplossen of verminderen van maatschappelijke problemen. Bekende ketens zijn gericht op ‘jeugd’ (jongeren die risicogedrag vertonen), ‘zorg’ (personen met verward gedrag) en ‘ondermijning’ (de aanpak van allerlei vormen van georganiseerde criminaliteit). De politie vormt ketens met andere partijen, omdat alleen repressie een te beperkte insteek blijkt. Vaak zijn er ook preventieve maatregelen nodig of is er sprake van kwetsbare personen die hulp en ondersteuning behoeven. Daarnaast gaat het in ketens om actie, niet om beleidsnota’s. Professionals willen met elkaar tot stappen komen in een organisatorisch domein dat zich enerzijds kenmerkt door fragmentatie: er kunnen zich tientallen spelers binnen een keten bevinden. Anderzijds zijn partijen wederzijds van elkaar afhankelijk, want zonder ketensamenwerking lukt het niet om problemen aan te pakken. Ambities en doelen die een keten vaak gemeenschappelijk wil bereiken zijn multiproblematiek aanpakken, de doorlooptijd van een zaak verkorten en adequaat informatie uitwisselen. Overigens is een ‘keten’ als metafoor enigszins misleidend, omdat samenwerking meestal niet in opeenvolgende stappen verloopt, maar het (moeizame) resultaat is van duwen, trekken en onderhandeling. Het beeld van een complex ‘netwerk’ past eigenlijk beter op de werkelijkheid.
2 Drive
Om effectief te kunnen werken hebben vitale ketens of netwerken een zeker enthousiasme, een drive, nodig. Professionals moeten geëngageerd zijn en goede wil betonen om er samen tegenaan te gaan. Die bevlogenheid zit hopelijk in de professionals zelf, maar ook de maatschappelijke en bestuurlijk-politieke context kunnen van invloed zijn. Als er plots veel media-aandacht is voor personen die verward gedrag vertonen en ernstige overlast veroorzaken, stijgt de externe druk om gezamenlijk aan de slag te gaan. Zeker als de politie aangeeft dit probleem niet zelf te kunnen en willen oplossen. Met andere woorden: er is binnen ketens een gedeeld gevoel van urgentie nodig om tot handelen te komen.
3 Vertrouwen
Naast het opstellen van convenanten helpt het als partners vertrouwen in de onderlinge samenwerking uitspreken. Wanneer zij elkaar langer kennen, elkaar geregeld tijdens overleggen ontmoeten, en gezamenlijke activiteiten een voorspelbaar karakter krijgen, draagt dat bij aan hun vertrouwen. In minimale vorm vertrouwen partijen elkaar op grond van berekening: men peilt wederzijds eigenbelang. Idealiter tonen professionals ook begrip voor verschillende (soms botsende) posities en leven zij zich in de ander in. Er ontstaat een band waardoor professionals bereid zijn om collectief te zoeken naar de beste aanpak van een probleem. Zij moeten elkaar, letterlijk en figuurlijk, kunnen vinden. Tegelijk is het wenselijk dat deelnemers in een netwerk blijven waken voor geslotenheid en tunnelvisie.
4 Mandaat en afstemming
Netwerken kunnen alleen floreren als alle betrokken professionals over een legitiem, door hun leidinggevenden gedekt, mandaat beschikken. Zij moeten gemachtigd zijn om genomen besluiten in de praktijk door te voeren. Hierbij is het nodig dat er een juiste balans bestaat tussen de uiteenlopende doelen, belangen, strategieën en middelen waarover organisaties in een netwerk beschikken. Het gaat dan om de vraag of alle partijen vanuit hun eigen positie tot afstemming kunnen komen en gezamenlijke interventies gaan uitvoeren. Anders gezegd: lukt het professionals om verschillen in motieven, opvattingen en werkwijzen met elkaar te verzoenen? Cruciaal in dit proces is dat er een orkestratie van samenwerking, inclusief het maken van (schriftelijke) afspraken, plaatsvindt. De politie en sociale sector zijn bijvoorbeeld veelal gescheiden werelden met heel eigen logica’s, culturen en belangen, wat samenwerking in de weg kan staan.
5 Coördinatie
Dit brengt ons tot de laatste conditie: doelgerichte netwerken bestaan vanwege inhoudelijke consensus en strategische richting, waarbij zelfsturing over het algemeen een te vrijblijvend mechanisme is. Daarom zijn er regisseurs – of zwakker uitgedrukt: coördinatoren – nodig. Omdat netwerken grotendeels uit horizontale verhoudingen bestaan, is het niet mogelijk en wenselijk dat iemand alle touwtjes strak in handen heeft. Samenwerking werkt juist vanwege licht leiderschap van een coördinator die partijen aanzet tot team play – dat wil zeggen: doen wat nodig is, doelen realiseren, relevante gegevens uitwisselen en resultaten verantwoorden. Dit werk veronderstelt vakmanschap en Fingerspitzengefühl. Een coördinator is empathisch als het kan, streng als het moet, heeft oog voor politiek-bestuurlijke verhoudingen en kent de juridische kaders rondom informatie-uitwisseling (zie kader). Coördinatie vergt, kortom, lef, improvisatievermogen en overtuigingskracht als partijen onverhoopt dwarsliggen of bepaalde routines doorbroken moeten worden om tot samenwerking te komen.
Dr. Ronald van Steden is universitair hoofddocent Bestuurskunde aan de VU. Hoe zit het juridisch? Kijk op de website voor een uitgebreide versie van dit artikel.
Geef een reactie