Is de politie te veel bezig met risico-uitsluiting? Als er een incident is, krijgen we er van langs van politiek, media en maatschappij. Wij zijn opgeschoven van voorspelbaar naar voorstelbaar en spelen altijd op safe. Een korte scan in de media laat een algemene tendens zien: om gedoe en incidenten te voorkomen, wordt gepleit voor het afschaffen van onbewaakte overgangen en het verbieden van demonstraties bij de Sinterklaasintocht. Oud en Nieuw wordt vergeleken met een risicowedstrijd in de eredivisie. En ja, voor risicowedstrijden in het voetbal zet de politie ieder jaar weer massaal personeel in. Wordt die inzet nu bepaald door een actueel incident of door een gewogen afweging van concrete informatie?
Beatrice de Graaf pleitte vorig jaar in de Volkskrant voor enige risico-acceptatie. Risico’s horen erbij, totale risico-uitsluiting leidt tot een totalitaire staat. We kunnen niet alles voorkomen. Mensen kunnen dat niet van ons verwachten en wij moeten die verwachting niet scheppen. Maar Tjibbe Joustra zegt op zijn beurt bij elk onderzoek dat dit “nooit meer mag gebeuren”, hij pleit juist voor risico-uitsluiting.
Joustra’s Onderzoeksraad voor de Veiligheid onderzocht honderden ongevallen en rampen. Hoogst zelden was de conclusie dat het ongeval onvermijdelijk was. Die zeldzame gevallen betroffen dan altijd bescheiden routine kwesties buiten het blikveld van de media. Grote, spraakmakend incidenten hadden blijkbaar altijd voorkomen kunnen worden. Het is een paradoxale situatie: we weten dat honderd procent veiligheid niet bestaat, maar bij elk concreet incident moeten we garanderen dat het nooit meer gebeurt. Die paradox kennen we ook uit de wetenschap. Neem Hans Boutellier ’s Veiligheidsutopie (2005) en de Risicosamenleving van Ulrich Beck (1986, 2008). De Veiligheidsutopie betreft de paradox van de huidige roep om maximale vrijheid én maximale veiligheid. Dit is een onmogelijke combinatie, want absolute veiligheid betekent minimale vrijheid. Maar bij een democratische rechtsorde horen fundamentele vrijheden. In een risicosamenleving veroorzaken technologisering, globalisering en individualisering een permanente onzekerheid, een permanent ervaren van risico’s en een permanente behoefte aan herstel van zekerheid. Risico’s zijn onaanvaardbaar geworden en we eisen van de overheid dat zij alles wat in de toekomst mis zou kunnen gaan nu al voorkomt. Niemand wil meer verantwoordelijkheid nemen, de ander is altijd schuldig. Angst en emotie drijven de besluiten en niet langer de ratio en daarvan maken media, politiek en de beveiligingsindustrie gretig gebruik. Zijn we doorgeslagen? De politie kan risico’s heel goed rationeel benaderen door al dan niet maatregelen te nemen op grond van een goed onderbouwde en afgewogen beslissing op basis van objectieve informatie over de kans op incidenten en de mogelijke gevolgen. De maatschappij verwacht van de overheid dat bijna alle risico’s uitgesloten worden. De politiek wakkert deze verwachtingen aan. De politie probeert uitvoering te geven aan deze verwachtingen en kan daarin alleen maar falen. Dit leidt tot verspilling van schaarse capaciteit vanwege extra inzet en extra protocollen. De verwachting wordt gecreëerd dat de politie eigenaar is van al die potentiële risico’s en altijd maar weer alles moet kunnen voorkomen. Het is daarom tijd voor herbezinning en het wegblijven van inzet op basis van emotie. Dit vraagt om een terugkeer naar ratio-gedreven risico-inschatting en wegblijven van emotie-gedreven risicomanagement. Is minder op safe spelen dan niet veel veiliger?
De auteur werkte deze opinie uit in het kader de leergang politiek- bestuurlijk adviseren bij de NSOB. Ze deed dit samen met Arjan Hurenkamp, Bram Kampschreur, Annemieke Peters, Marieke Stuart en Ben Wijnen voor een jury bestaande uit Paul Frissen, Geert-Jan van den Hoek, Wim Saris en Henk van Essen.
Geef een reactie