Er is geen organisatie die niet wendbaar wil zijn. De wereld verandert razendsnel en om de aansluiting te kunnen houden moet je beweeglijk zijn; niemand wil de boot missen. Die oproep zelf is overigens minder beweeglijk. Je hoort het toch al gauw een jaar of twintig. De wet van Ashby ‘variety beats variety’ is zelfs van de jaren 50 van de vorige eeuw. En lees voor de aardigheid nog eens de werkgeversvisie van de politie uit 2005. De roep om meer wendbaarheid is niet van gisteren maar wel weer helemaal ‘hot’.
Vorig jaar werd ik uitgenodigd om mee te doen aan een programma voor bestuurders van grote organisaties. Het thema was ‘anders organiseren’. De initiatiefnemers hadden met succes allerlei bestuurders uitgenodigd om te spreken over anders organiseren. Iedereen wilde flexibeler, sneller, platter, netwerkeriger en niet te vergeten meer ‘agile’ zijn of worden. Dat gold voor scholen, schoenenfabrikanten, zorginstellingen, brandweer, verzekering, banken etc. Ze zouden allemaal zo het strategisch kompas van de politie hebben omarmd. De neiging om op elkaar te willen lijken is klaarblijkelijk groot.
Natuurlijk is er niets mis met het bevorderen van soepelheid in organiseren. Grote organisaties hebben de neiging te verstarren, meer naar binnen dan naar buiten te kijken, hebben moeite met vernieuwing. In dat licht kan het streven naar wendbaarheid begrijpelijk zijn, hard nodig zelfs. Maar wendbaarheid op zich is waardeloos. Voor je het weet, neem je de ING als voorbeeld; kampioen agile…en gaat de vormgeving met de zingeving op de loop.
Het ritselt inmiddels van ambassadeurs, aanjagers en portefeuillehouders
Ook binnen de politie gaat het sneller over vormgeving dan over zingeving. Steeds worden nieuwe programma’s, projecten en projectjes opgetuigd. Een nieuwe vraag, een nieuw project. De bureaucratie flexibiliseert door te fragmenteren en elk fragment heeft de neiging zich ‘dik’ te maken, de hiërarchie in te zetten. Het ritselt inmiddels van ambassadeurs, aanjagers, portefeuillehouders etc. En iedereen wil wat van de ander. Why? Dat iets vernieuwend, wendbaar is, wil niet zeggen het waardevol is: dat het deugt en deugd doet.
Voor wie of wat wil je van betekenis zijn en blijven? Hoe weet je of dat het geval is? Die vragen laten zich niet in algemeen zin beantwoorden. Ze vergen precisie. Om antwoorden in verbinding met concrete praktijken en in concrete relaties. Wat ontwikkelt zich hier, wat is hier – in de ogen van wie – goed politiewerk? Wie mag daarover meepraten; wie moeten daaraan mee werken? Hoe organiseren we dat?
Het zijn vragen naar de betekenis van politiewerk in deze ingewikkelde gespannen samenleving. In de praktijk kan dan ook blijken dat niet geringe wendbaarheid maar gebrekkige vasthoudendheid of zwakke continuïteit een probleem is. De politie toont zich vaak een improviserende incident-gedreven organisatie, we rennen van het ene brandje naar het andere. Als er ergens echte ellende is, gaat alles uit de kast, maar een volgehouden inzet in bijvoorbeeld onrustige wijken, op of het vlak van ondermijnende criminaliteit of ‘jeugdwerk’ is lastig.
Als na een incident de rust terug is, verslapt de aandacht. Ook intern is een heldere ontwikkelingslijn niet makkelijk te ontwaren. Improviserend zoekt de politie zijn weg met bijvoorbeeld zij-instromers en hoger opgeleiden.
We zijn eerder een hoppende dan een lerende organisatie. Het lijkt mij daarom dat de politie iets nieuws moet leren. Iets minder wendbaar worden en de alledaagse praktijk – ook de praktijk van het organiseren – stevig en doordacht richten op de bedoeling van politiewerk. En als die bedoeling niet helder is, moet je niet gaan rennen … maar daarbij stil staan, liefst met anderen. Zoals we ‘ooit’ schreven in de visie op leiderschap: ‘Af en toe even stilstaan kan al een hele stap vooruit zijn’. En inderdaad, ook dat is oud nieuws.
Geef een reactie