Frontlijnwerker of thuisblijver: in wezen verschillen ze niet zoveel van elkaar. Hoewel de eerste tijdens de coronacrisis kwetsbaarder lijkt dan de tweede, is dat niet per definitie het geval. Weerbaarheid wordt namelijk grotendeels bepaald door iets wat onderbelicht blijft in de circulerende fysiek-mentale adviezen. Wat ontbreekt, is een perspectief op zingeving: het morele domein. Ten onrechte, want juist morele aspecten van weerbaarheid zijn cruciaal om gevolgen van deze crisis te begrijpen én zoveel mogelijk in goede banen te leiden.
Begrijpen
De meeste mensen willen iets betekenen voor een ander. Ze willen iets goeds doen, voor familie en vrienden, voor de wijk, de gemeenschap, voor de maatschappij. Dit geldt niet alleen voor mensen die in de zorg, het onderwijs of bij de politie werken; het geldt ook voor de meeste thuisblijvers. Zeker in tijden van crisis, in dit geval corona, willen mensen helpen, zelf bijdragen. En niet machteloos toezien.
De meerwaarde van IC-medewerkers of meldkamercentralisten ligt voor de hand; die van thuisblijvers vraagt wat meer creativiteit. Mensen die oprecht ervaren dat ze bijdragen door desnoods op de bank te hangen, kunnen ook wel even vooruit. Anderen ontwikkelen initiatieven, die al dan niet behulpzaam zijn.
Mensen die in hun beleving betekenisvol bijdragen in moeilijke tijden, blijven het langst goed functioneren. Een overbelaste IC-medewerker die onvoldoende hulp kan bieden aan stervende mensen, bevindt zich in een kwetsbare situatie. Maar ook een machteloze thuisblijver loopt risico, of degene van wie het goed bedoelde initiatief onderuit gehaald wordt door evenzo goed bedoelende experts die op onvoorziene risico’s wijzen.
Ogenschijnlijk gaat een goedbedoeld initiatief om wat iemand doet, maar vaak betreft het wie en waartoe iemand is. Dat ligt vele malen gevoeliger dan gedrag. Kwetsbaarheid ontstaat waar het pad naar zingeving wordt afgesneden. Daar waar onmacht groeit, of waarden onderling in conflict komen: bijvoorbeeld als mensen afwegen of ze hun eigen familie bloot willen stellen aan risico’s door de samenleving te blijven dienen.
In goede banen leiden
Uiteindelijk is het van belang dat een pad naar zingeving begaanbaar blijft en niet hermetisch wordt afgesloten. Dat geldt ook en juist voor degene die besluit zijn of haar familie te beschermen en even niet de samenleving te dienen op de gebruikelijke manier. Zoeken naar werkbare alternatieven ligt hier voor de hand. Zo kan een leidinggevende met een worstelende medewerker verkennen welke werkzaamheden nog wel kunnen. Belangrijk is dat de morele logica onder (afwegingen in) het handelen begrepen wordt in de context.
Alternatieven en goedbedoelde initiatieven gaan steeds meer ontstaan, dat is logisch – het komt voort uit het morele wezen van de mens. Hoe langer de crisis duurt, des te groter de kans dat er een ‘wildgroei’[1] aan initiatieven gaat ontstaan, die onbedoelde en onvoorziene gevolgen kan hebben. Steeds meer mensen zullen een fase bereiken voorbij het ‘corona-vakantiegevoel’; en niet langer meer willen bankhangen.
Het zorgvuldig omgaan met die ‘wildgroei’ is misschien wel een even grote uitdaging als het managen van de crisis zelf. Zeker als men dezelfde beheersprincipes wil toepassen, als die men (verwoed) poogt toe te passen bij de crisis zelf.
Dan zou men een wildgroei gaan bestrijden, in plaats van zingevende initiatieven helpen ontwikkelen, en dat is risicovol. Bestrijden kan weerbaarheid aantasten, zowel van het individu als de samenleving. Afsnijden van het pad naar zingeving leidt tot machteloosheid in de acute situatie en dat frustreert weerbaar functioneren. Ook kan het aanleiding geven tot ‘aangeleerde’ machteloosheid achteraf: de overtuiging dat het in een crisis toch geen zin heeft om in actie te komen omdat men wordt teruggefloten. Deze vorm van machteloosheid leidt ertoe dat mensen minder snel geneigd zijn energie te steken in het helpen van anderen. Dit verminderd altruïsme tast het fundament aan waarop een weerbare samenleving is gebaseerd, want die valt of staat bij empathische verbinding.
Graadmeter voor weerbaarheid
Weerbaarheid kan niet simpel uitgedrukt worden in termen van belasting door bijvoorbeeld stress te meten. Zorgvuldigheid is hier geboden. De kunst is om motieven en intenties te begrijpen in hun context en, indien nodig, helpen vormgeven. Essentieel is om goed te luisteren naar wat mensen drijft en ook wat daarvan afleidt. En van daaruit verder: verbinden, aanvullen, ombuigen, etc. Of het nu gaat om (zorgen over) je eigen gezondheid of die van een ander: vernauw je blik niet tot de hoeveelheid werk en stress, maar verken de verbinding met ervaren zingeving binnen een groter geheel. Daarin vind je een graadmeter voor weerbaarheid, ons vermogen om te functioneren in kritische omstandigheden.
Annika Smit is lector ’Weerbaarheid’ aan de Politieacademie. Deze bijdrage werd ontwikkeld in samenwerking met het team politieleiderschap van de Politieacademie.
[1] Voor degenen die zich afvragen of goedbedoelde initiatieven niet een alledaags fenomeen zijn en wildgroei ook buiten coronatijd ontstaat: dat klopt. Vaak worden initiatieven (deels) moreel ingegeven en feitelijk vragen die om dezelfde zorgvuldige aanpak. Corona is niet anders (dan een aanleiding).
Geef een reactie