Met uitzondering van internationale informatie-uitwisseling, beperkt onze politiewet zich tot het uitoefenen van onze taak in het binnenland. Over die taak is de wet glashelder: wij handhaven de rechtsorde én verlenen hulp aan iedereen die dat nodig heeft. Voor inzet in het buitenland ontbreekt een solide rechtsbasis in de politiewet. Mede daardoor is de politie in de wereld wel waakzaam maar onvoldoende dienstbaar.
De rechtstaat waarvoor ons korps staat, vindt zijn fundament in de grondwet. Onze constitutie beschrijft een groot aantal rechten. Natuurlijk is de politie ook in Nederland niet belast met de bescherming van al deze rechten. Maar onze taak hier reikt wel veel verder dan uitsluitend de bestrijding van criminele fenomenen. Voor onze inzet in het buitenland lijkt alleen dat laatste nog leidend te zijn. En dat schuurt. Het schuurt met onze missie om ook in het buitenland waakzaam én dienstbaar te kunnen zijn aan de waarden van de rechtsstaat. En met onze toetsstenen van de menselijke maat en zorg voor elkaar als we ons daadwerkelijk verbonden willen voelen met wijk én wereld.
Zelfs waar je dit het minst verwacht, lijkt het vermeende ‘operationeel belang voor de binnenlandse veiligheid’ doorslaggevend geworden: in de keuzen voor onze inzet in vredesmissies. De rechtsbasis van deze inzet is artikel 90 van de grondwet over de ontwikkeling van de internationale rechtsorde. Volgens de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens beschermt die rechtsorde álle burgerlijke, politieke, economische, sociale en culturele rechten. Het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie benadrukt daarbij de menselijke waardigheid en solidariteit.
In Brussel en Den Haag zie ik een steeds engere taakopvatting in missie-mandaten
Onze collega’s doen fantastisch werk in missiegebieden. Ze tonen zich integer, betrouwbaar en moedig in hun werk op het gebied van de Security Sector Reform. Maar in Brussel en Den Haag zie ik een steeds engere taakopvatting in missie-mandaten. In 2000 noemde de Europese Raad nog vier prioriteiten voor civiele missies, afgelopen jaar viel burgerbescherming echter plots van die lijst. Bezwaren van ons korps en niet-gouvernementele organisaties ten spijt, die vinden dat missies zich te veel gaan richten op uitsluitend bescherming van Europese veiligheid. En te weinig op de noden van de lokale bevolking, zoals sociale- en milieubescherming.
De financiering van politie-inzet in missiegebieden wordt honderd procent opgevoerd als officiële ontwikkelingssamenwerking. Volgens de OVSE-norm moet het hoofddoel dan het bevorderen van economische ontwikkeling en welvaart in ontwikkelingslanden zelf zijn. De Europese Raad benadrukt echter dat civiele missies een extern instrument zijn om uitdagingen voor de interne veiligheid van de EU aan te pakken, waaronder terrorisme en georganiseerde criminaliteit. Zelfs irreguliere migratie wordt daarbij niet als humanitair maar als veiligheidsprobleem genoemd.
Het is tijd voor duidelijkheid. Nederland heeft alle recht om in het buitenland haar eigen veiligheid aan de bron tegen dreigingen te beschermen, zeker in de instabiele ring rond Europa. Het Budget Internationale Veiligheid (BIV) biedt sinds kort ruimte voor buitenlandse inzet van politie rond rechtsstaatontwikkeling en migratie, Ontwikkelingsgelden kunnen dan gebruikt worden voor het uitvoeren van onze morele plicht én taakstelling om waar ook ter wereld hulp te verlenen aan wie deze het hardst nodig heeft. In missieverband maar ook bij de inzet van andere instrumenten voor internationale politiesamenwerking.
Het korps moet hierin eigen politie-professionele beleidskeuzes kunnen maken en hieraan sturing geven. De politiewet heeft daarom een directe rechtsbasis nodig voor internationale inzet die artikel 3 van toepassing verklaart in binnen- en buitenland. Alleen dan kunnen we even dienstbaar als waakzaam zijn in de wereld.
Geef een reactie