‘Je moet er zijn op de momenten die ertoe doen’, zei Ivo Opstelten ooit in een terugblik op zijn Rotterdamse periode. Hij was het boegbeeld in een roerige tijd, op het moment dat de stad tot in de haarvaten was geraakt door de moord op Pim Fortuyn. Opstelten wist de rust in de stad te bewaken en liep voorop in een stille tocht, terwijl op het Binnenhof de spanning steeds verder opliep na de gebeurtenissen van 6 mei 2002.
De quote van Opstelten zat in mijn achterhoofd toen ik eind december 2019 aan de Universiteit van Tilburg promoveerde op het onderwerp ‘Burgemeesters en crises’. Omdat het de kern van het vak beschrijft die het antwoord op een reeks van vragen bevat. Hoe ga je om met emotionele situaties? Hoe zorg je dat je proportioneel blijft? Hoe voorkom je dat je snikkend op Hart van Nederland komt, terwijl het dorp een moord gelaten over zich heen laat komen? Hoe voorkom je dat je een situatie juist onderschat? Hoe vind je met andere woorden de juiste toonhoogte die ervoor zorgt dat je betekenisvol kunt zijn in je functie als burgemeester?
Een belangrijk deel van het onderzoek onder burgemeesters ging over hun rol richting getrofenen en nabestaanden. Zij bleken het zonder uitzondering enorm op prijs te stellen wanneer een burgemeester na een ingrijpend incident van zich liet horen. Thuis op de bank, de tijd nemend om hun verhaal te horen, zijn of haar netwerk te activeren en praktische ondersteuning te bieden waar het nodig was. Bekend zijn de voorbeelden van dit soort thuisbezoeken in de nasleep van MH17, maar ze komen breder voor.
Sterker nog, burgemeesters geven aan dat ze eigenlijk altijd wel contact zoeken bij een niet-natuurlijk overlijden. Die gesprekken hebben een belangrijke functie. Ze bieden troost en erkenning, maar geven ook de mogelijkheid om af te tasten wat er van de lokale gemeenschap wordt verwacht. Om te voorkomen dat het dorp een stille tocht organiseert, terwijl de familie dat niet wil. Want de voorbeelden zijn bekend waarin de direct nabestaanden met het gevoel bleven zitten dat het dorp er met hun rouw vandoor was gegaan. Pas later besefte ik de parallellen met de politie. ‘Waakzaam en dienstbaar’, met Fingerspitzengefühl op ‘de momenten die ertoe doen’. Weten wanneer je een stap naar voren moet zetten, wanneer het tijd is om troost te bieden of juist hard op te treden. Eigenlijk zijn politie en burgemeester juist de partners in crime die je nodig hebt om samen het hoofd te bieden aan bijzondere situaties.
Voor de politieman of -vrouw die nauw met burgemeesters optrekt, is het goed om te weten dat de rol richting de nabestaanden als een dierbaar onderdeel van het ambt wordt gezien. Ook daar geldt dat de burgemeester daarbij soms steun kan gebruiken. Omdat bleek dat crisis-gerelateerde dilemma’s best complex kunnen zijn en burgemeesters daar graag met vertrouwelingen over sparren. Ongeacht de grootte van de gemeente of de bestuurlijke ervaring van een burgemeester, zo bleek.
Besef dus ook als adviseur namens de politie dat het burgemeestersambt vaak een eenzame post is. Zeker op die momenten dat iedereen naar de burgemeester kijkt, moet de waarde van een advies niet worden onderschat. De gezagsrelatie wordt dan veel meer een relatie van gelijkwaardigen, waarin expertise en advies worden gewaardeerd. Vanuit de vakinhoudelijke expertise zou ik de politie dan ook adviseren om vaker als burgemeestersfluisteraar op te treden. Wees daar niet terughoudend in. Scheid het kaf van het koren en duid wanneer er sprake is van emoties en onrust en wanneer een crisis vooral als overlast wordt ervaren. Want de politie heeft zeker bij crises misschien wel de beste papieren om de couleur locale te duiden.
Help die burgemeester om de balans aan te brengen tussen de impact in de lokale samenleving enerzijds en die bij de nabestaanden anderzijds. Dat is niet alleen waakzaam en dienstbaar naar het gezag, maar zeker ook naar getroffenen die ongevraagd worden geconfronteerd met een crisis of een ramp.
Geef een reactie