We zitten in de tijd van de grote doorbraak van big data. Onlangs hoorde ik van iemand uit de wereld van ruimtelijke ordening, die bezig was met recreatiegebieden. Hij wilde weten wie natuurgebieden bezochten. Via het gericht opvangen van locatieservices van apps op hun telefoon stelde men vast wie in het gebied kwamen. Via sociale media werd een profiel van deze mensen vastgesteld. Zo ontstond een beeld van bezoekers. Vervolgens ontvingen zij een gepersonaliseerde advertentie met een vragenlijstje, waarop 70% aanvullende informatie gaf. De meerderheid vond het kennelijk niet gek dat op deze manier was ‘gespot’ waar zij hun vrije tijd doorbrachten; men werkte mee om nog meer informatie te verschaffen.
Ongekende mogelijkheden
De mogelijkheden van data lijken ongekend. Uiteraard is daar ook in de opsporing en de aanpak van ondermijning veel belangstelling voor. In het land zijn veel mooie experimenten gaande. Soms gaat het daarbij om open bronnen. Door tal van criteria te bedenken en daar info op te verzamelen, ontstaan letterlijke beelden over plaatsen waar de kans op criminele activiteiten groot is. Dat kan aanleiding geven tot gerichte controles, soms mooi handhavingsacties genoemd en soms, iets actiever, veegweken. Ook de informatie die bij de politie aanwezig is en die steeds beter met elkaar in verband wordt gebracht, biedt grote kansen. Daar tellen we info van de andere overheidsdiensten bij op. Dat geheel dan combineren en we weten bijna alles. Het ultieme ideaal is dat data in hoog tempo worden ververst, zodat een nagenoeg real-time beeld ontstaat van waar we naar kijken.
Control room
Wie betrokken is bij de aanpak van ondermijning of, zoals sommigen voorstellen het te noemen, bij de strijd voor een rechtvaardige samenleving, ontstaat nieuwe hoop. Immers, ondermijningsproblematiek kent een grote hardnekkigheid. Ze speelt zich voor een groot deel af in de onderwereld en dus buiten het gezichtsveld. Niettemin krijgen we steeds beter zicht op de enorme financiële verdiensten. Steeds meer begrijpen we dat er een heuse industrie bestaat. Crimineel, dat wel, maar met een vorm van organisatie, met productie, met logistiek, met leveranciers en afzetmarkten en met grote geldstromen. De strategie van de één-overheid is het verstoren van deze industrie, het verzwakken van het criminele netwerk en het oppakken van zich onaantastbaar wanende kopstukken. De huidige tussenstand is echter, ondanks mooie successen, dat we veel nog niet weten. Zo hebben we bijvoorbeeld nog heel weinig zicht op het verloop van de geldstromen. Dat irriteert en frustreert. Daarom is de ontwikkeling van het ontsluiten van big data hoopgevend. Het roept de verwachting op dat we straks, wellicht al binnenkort, vanuit een soort control-room nauwgezet criminelen in hun handelen kunnen volgen. De inzichten die dat oplevert, bieden kansen voor snelle en rake interventies.
Getemperde verwachtingen
Ik deel in die hoop. Ook mij is er, als rechtgeaarde boevenvanger, veel aan gelegen om gewetenloze criminelen, die de samenleving corrumperen en hun giftige afval over akkers weggooien, voor de rechter te krijgen. Hoe effectiever, hoe beter. Toch zijn een paar waarschuwingen op zijn plaats. Hoe mooi de ontwikkeling ook is, het is een vaststaand feit dat de criminele wereld zich voortdurend aanpast, en vaak in hoger tempo dan wij. Denken wij, net als bij schaken, wel voldoende vooruit over hun volgende zet? Nog een punt van aandacht. Stel dat politie, fiscus, gemeenten en wellicht anderen veel effectiever worden, wat doet dat verder in de keten? Er zullen meer verdachten zijn, die strafrechtelijk, bestuursrechtelijk of zelfs fiscaalrechtelijk hun verhaal willen halen. Is het openbaar ministerie en de rechtbank hierop voorbereid? Zo niet, dan organiseren we met het succes ook onze teleurstelling.
Rechtvaardige samenleving
Daarnaast stel ik de vraag of we onszelf ook niet moeten begrenzen in de ontwikkeling. Volgens de optimisten zijn de mogelijkheden van big data ongekend en de strijd voor een rechtvaardige samenleving lijkt dat te rechtvaardigen. Maar is dat juist, is er niet een morele grens? Velen stellen dat informatieverzameling via open bronnen altijd legaal is en het voorbeeld van de natuurgebieden laat zien dat veel mensen dat oké vinden. De vraag is echter toch of het dan altijd moreel verantwoord is. Als open bronnen zo systematisch worden bevraagd dat van willekeurige mensen hun leven volledig in beeld wordt gebracht, deugt dat dan? Als slim verzonnen criteria een pand aanwijzen als potentieel crimineel, rechtvaardigt dat dan altijd een veegactie? In oude tijden keerde Van Traa in de IRT-affaire het schip. Ook daar gebeurde weinig wat niet expliciet verboden was, maar dat bleek niet genoeg. Wetsgrenzen en morele grenzen lopen niet altijd gelijk. Het gevolg was dat het systeem omdraaide: er mocht alleen nog maar gedaan worden wat toegestaan was. Daar is de opsporing niet slagvaardiger door geworden. Is deze ervaring niet een reden om op te letten dat de geschiedenis zich kan herhalen? Het lijkt mij wijs ook zelf de ethische invalshoek in te brengen en onszelf in de ontwikkeling te begrenzen. Maar gebeurt dit al? Ik wil de euforie niet drukken, maar enig moralisme, ook daar houd ik van omdat dat aan het wezen van politie verbonden is. We voeren tenslotte strijd voor een rechtvaardige samenleving.
Geef een reactie