De kwetsbaarheid van een verdachte die lijdt aan een psychische stoornis moet in een zo’n vroeg mogelijk stadium adequaat herkend en erkend worden. Dat gebeurt onvoldoende, laat Eline Gremmen in haar proefschrift zien. Ook eventuele compensatie van deze categorie verdachten, als ze eenmaal stafrechtelijk worden vervolgd, zou beter kunnen.
Een adequate herkenning en erkenning dat een verdachte mogelijk lijdt aan een psychische stoornis is essentieel. Zonder herkenning van de psychische stoornis en compensatie ervan, liggen namelijk al in de eerste fase van het strafrechtelijke onderzoek gevaren voor een deugdelijk strafproces en de waarheidsvinding op de loer. Zo blijkt uit de literatuur dat een aantal eigenschappen van de verdachte, zoals een beïnvloedbare of volgzame persoonlijkheid, zorgt voor een verhoogd risico op valse verklaringen en bekentenissen, en kwetsbare psychisch gestoorde verdachten lopen meer dan gemiddeld de kans cognitieve en emotionele schade te ondervinden door beïnvloeding van buitenaf.
Als de psychische stoornis al bij aanhouding wordt opgemerkt (dat is niet altijd het geval), kan aan de kwetsbaarheid van de verdachte direct tegemoetgekomen worden door afdoening via de civielrechtelijke weg van – thans nog – de Wet Bopz. Er wordt dan een (zorg)traject opgestart en de verdachte wordt niet verder vervolgd via het strafrecht. De officier van justitie kan echter ook beslissen dat deze verdachte strafrechtelijk vervolgd wordt voor het begane feit en dat afdoening uitsluitend via de civielrechtelijke weg niet in de rede ligt. Er zijn voldoende instrumenten, maar die worden te weinig gebruikt.
Gedurende het verdere verloop van het strafproces, kan er door de toepassing van verschillende regelingen tegemoet worden gekomen aan de door zijn psychische stoornis (extra) kwetsbare verdachte. Deze regelingen betreffen onder andere artikel 16 Wetboek van Strafvordering (Sv), de artikelen 509a-d Sv, de raadsman bij het politieverhoor, de auditieve of audiovisuele registratie van verhoren, overplaatsing tijdens de voorlopige hechtenis en het sluiten van de deuren tijdens de terechtzitting.
Mijn promotieonderzoek richtte zich in dit verband op de volgende vragen: voldoen deze regelingen en de daarbij horende toepassingen aan de eisen van de Europese standaarden en de praktijk en wordt de kwetsbaarheid van de verdachte door toepassing van deze regelingen voldoende gecompenseerd? Enkele bevindingen uit het onderzoek worden hieronder besproken.
Bevindingen
Herkenning en erkenning van de vermoedelijke kwetsbaarheid
Bij de aanhouding hoeft het niet direct duidelijk te zijn dat er sprake is van een kwetsbare verdachte die lijdt aan een psychische stoornis. Het is echter als gesteld essentieel dat opsporingsambtenaren herkennen dat daar mogelijk sprake van is. Als de herkenning van de kwetsbaarheid niet of niet tijdig gebeurt, zal de verdachte ‘normaal’ behandeld worden en zal er niet worden gecompenseerd.
De niet-bindende EU-aanbeveling betreffende procedurele waarborgen voor kwetsbare personen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure, stelt als minimumvoorwaarde in overweging en artikel 17 dat voor personen die te maken kunnen krijgen met een kwetsbare verdachten een opleiding noodzakelijk is, om bewust te worden van de specifieke behoeften van deze kwetsbare verdachte.
Uit het empirisch onderzoek blijkt dat er in de onderzochte 257 zaken altijd voor vervolging via het strafrecht is gekozen en geen enkele keer voor afdoening via – thans nog – de Wet Bopz is gekozen. Ook in zaken waar de verdachte al bekend was bij een (zorg)instelling of daar verbleef, werd er gekozen voor vervolging door middel van het strafrecht. Tevens komt in het onderzoek naar voren dat de officier van justitie in de afweging tussen strafrechtelijke vervolging of afdoening via de Wet Bopz niet de zorgbehoefte van de verdachte, maar de ernst/zwaarte van het delict als belangrijkste factor meeweegt.
Auditieve/audiovisuele registratie van verhoren
Veel mogelijk kwetsbare verdachten worden dus strafrechtelijk vervolgd en zullen worden verhoord. Auditieve of audio-visuele registratie van het verhoor, wat momenteel is geregeld in de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten is van belang. Daarmee kan bij twijfel over de betrouwbaarheid van de verklaringen en de beïnvloeding van de verdachte, het verhoor op een later moment teruggeluisterd en nagekeken worden en eventueel op zitting worden afgespeeld.
Ook in de eerder genoemde niet-bindende EU-aanbeveling wordt waarde gehecht aan de registratie van het verhoor bij kwetsbare verdachten. In overweging en artikel 13 is bepaald dat bij alle verhoren tijdens het vooronderzoek audiovisuele opnamen gemaakt moeten worden. De reden hiervoor is dat kwetsbare personen niet altijd in staat zijn om de inhoud te begrijpen van de politieverhoren waaraan zij worden onderworpen. De kwetsbare verdachte dient beschermd te worden.
Uit het onderzoek komt naar voren dat momenteel niet alle verhoren auditief en audiovisueel geregistreerd worden van verdachten die (vermoedelijk) lijden aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Tevens bestaat de mogelijkheid dat een psychische gestoorde verdachte verhoord wordt door opsporingsambtenaren zonder dat daar een raadsman bij aanwezig is.
Compensatie Sv
Nu blijkt dat kwetsbare psychisch gestoorde verdachten strafrechtelijk vervolgd worden, heb ik gekeken naar de procesbekwaamheid van de verdachten en de maatregelen om de mogelijke (gedeeltelijke) procesonbekwaamheid te compenseren. Mijn conclusie is dat de wettelijke regeling uit de artikelen 16 en 509a-d Sv nauwelijks worden toegepast. In de 257 zaken uit het empirisch onderzoek is slechts één keer de mogelijkheid overwogen dat de verdachte procesonbekwaam zou kunnen zijn, en in geen enkele zaak is de vervolging geschorst (artikel 16 Sv). De artikelen 509a-d Sv zijn in de 257 zaken geen enkele keer toegepast.
Dat artikel 16 Sv niet vaak overwogen wordt, is in lijn met de jurisprudentie en ook logisch gezien de strenge eis van het artikel. Maar gelet op het recht op een eerlijk proces, is het opmerkelijk dat er vervolgens niet frequenter gebruik gemaakt wordt van de artikelen 509a-d Sv om toch in de compensatie van de kwetsbaarheid te voorzien die het gevolg is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de verdachte. Die artikelen kunnen namelijk als een vangnet gezien worden als er niet voldaan wordt aan het strenge criterium van artikel 16 Sv. Het niet frequent toepassen van de artikelen 509a-d Sv kan afbreuk doen aan de adequaatheid van de waarborgen van die artikelen. Dat de artikelen 16 en 509a-d Sv nauwelijks worden gebruikt, staat op gespannen voet met onder meer het recht van de verdachte op effectieve participatie. Effectieve participatie brengt met zich mee dat de verdachte actief moet kunnen deelnemen in het strafproces, hetgeen onder meer inhoudt dat de verdachte met zijn raadsman kan overleggen, de rol van zijn raadsman begrijpt, een adequate verklaring kan afleggen, de algemene teneur van de procedure begrijpt en moet kunnen begrijpen welke straf hem eventueel boven het hoofd hangt. Een verdachte die lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, is mogelijk niet in staat om effectief te participeren in het strafproces.
Vanaf het moment dat de kwetsbaarheid is herkend en erkend, moet er gedurende het gehele strafproces meer alertheid zijn op de positie van de verdachte. De gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens kan overigens fluctueren en relatief meer of minder ernstig zijn, ook tijdens het strafproces. Er moet in elke fase opnieuw bekeken worden in welke mate de verdachte hinder ondervindt van zijn gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, zodat er adequaat gereageerd kan worden.
Conclusie
De overkoepelende conclusie uit mijn onderzoek is dat er op verschillende momenten in het strafproces tegemoetgekomen kan worden aan de kwetsbaarheid van een verdachte die lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De Nederlandse regelingen worden echter niet te allen tijde adequaat toegepast en in het licht van de Europese standaarden zouden bepaalde Nederlandse regelingen op verschillende punten verbeterd kunnen worden. Er zitten voldoende instrumenten in de gereedschapskist, maar deze instrumenten moeten wel gebruikt worden. Bovendien dienen er duidelijke handvatten te komen wanneer deze instrumenten gebruikt moeten worden.
Aanbevelingen
Naar aanleiding van het onderzoek doe ik 20 aanbevelingen. Ik zal kort ingaan wat aansluit bij bovenstaande bevindingen.
- Geef opsporingsambtenaren een training/scholing zodat de vermoedelijke kwetsbaarheid van een verdachte die mogelijk lijdt aan een psychische stoornis op adequate wijze vastgesteld, herkend en erkend wordt.
- Ik stel de inzet van een beperkt screeningsinstrument voor, om de vermoedelijke kwetsbaarheid van een verdachte op een adequate manier voor het eerste verhoor vast te stellen. Een screeningsinstrument zoals bijvoorbeeld de mini-mental state examination geeft in een korte tijd een indruk van cognitieve functies van een verdachte. Vanzelfsprekend zal op een later moment in het strafproces aan gedragsdeskundigen gevraagd worden om een rapportage over de geestesgesteldheid van de verdachte op te maken. Het is niet de bedoeling dat een opsporingsambtenaar of een beperkt screeningsinstrument een psychische stoornis bij de verdachte vaststelt. Het gaat er enkel om de vermoedelijke kwetsbaarheid
van de verdachte vast te stellen, zodat daarna de verhoren van een verdachte die vermoedelijk kwetsbaar is door zijn gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis auditief of audiovisueel opgenomen kunnen worden. - Ik stel voor om alle verhoren bij verdachten die als vermoedelijk kwetsbaar worden aangemerkt, te allen tijde auditief en audiovisueel te registreren.
- Ik stel een nieuw artikel voor wat ziet op de vervolging en de berechting van procesonbekwame verdachten. Hiermee zouden de huidige artikelen 16 en 509a-d Sv komen te vervallen, waar blijkens dit onderzoek nauwelijks gebruik van wordt gemaakt. In dit nieuwe artikel wordt benadrukt dat er gedurende de strafprocedure zorgvuldig omgegaan dient te worden met de kwetsbaarheid van de verdachte en dat de mate van kwetsbaarheid van de verdachte in de verschillende fases steeds opnieuw bekeken en heroverwogen moet worden. De rechter heeft dan meer mogelijkheden om maatregelen te bevelen die het soms fluctuerende gebrek aan procesbekwaamheid van de verdachte compenseren.
De auteur is op 15 maart 2018 gepromoveerd, als buitenpromovenda, aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op het proefschrift De kwetsbare psychisch gestoorde verdachte in het strafproces. Het gehele proefschrift is te lezen op: https://repub.eur.nl/pub/104821
Geef een reactie