Afgelopen maand werd Nederland weer eens opgeschrikt door een noodkreet, van de Nederlandse Politiebond en over onze recherche. Het rapport was gebaseerd op persoonlijke ontmoetingen van de vakbondsvoorzitter met een kleine 400 rechercheurs. Steeds noteerde hij de indringendste quotes en die vormen de rode draad van het rapport. Zonder bronvermelding, want de rechercheurs wensten nadrukkelijk anoniem te blijven. Het rapport vond gretige weerklank in de pers. ‘Narcostaat’ Nederland groeit bijna ongehinderd was een kop in NRC. De term narcostaat is rechtstreeks uit een van de quotes geciteerd. Naast veel instemming klonken kritische noten. Het Tweede Kamerlid Chris van Dam schrijft op LinkedIn: ‘Waar ik meer van moest bijkomen is dat heel Nederland aanloopt achter een rapport met de diepgang van een bierviltje. Hervonden herinneringen van een vakbondsman, verwoord in tegeltjeswijsheden. Gebaseerd op 400 keer koffiedrinken met een rechercheur. Zo lust ik er ook nog wel één.’ Ook een interessante invalshoek; voor een verdieping hierop verwijs ik graag naar Teun Meurs en Auke van Dijk over vormen van politieonderzoek in dit Tijdschrift.
Waar zijn ze bang voor?
Zoals bekend neem ik onze politiemensen altijd heel serieus. Ook de rechercheurs zijn trotse professionals, die heel toegewijd de samenleving dienen. Die overtuiging stoelt op het feit dat deze mensen indringende aangiften opnemen, cruciaal PD-onderzoek doen en de zwaarste verdachten oppakken en verhoren. Zij ‘maken’ het politiewerk. Ook het artikel in dit Tijdschrift over anders protocolleren gaat hiervan uit. Ik beschouw kritische opmerkingen daarom als uitingen van grote gedrevenheid. Als politiemensen kritisch zijn, moeten we luisteren. Bovendien horen we het niet voor het eerst. Te weinig rechercheurs, te weinig bijscholing, ICT loopt achter, er wordt onvoldoende samengewerkt met externe partners en te veel bureaucratie. En, aldus de vakbondsleider, er heerst een afrekencultuur. Op veel zaken ga ik hier niet in. De leiding van het korps toonde erkenning voor de grote druk op de recherche. Te veel werk en te veel bureaucratie. Te vaak uitermate pijnlijke keuzes. Terwijl er ondertussen nog heel veel goed recherchewerk wordt gedaan. Eén ding laat de korpsleiding echter onbesproken, namelijk de afrekencultuur. Dat onderwerp intrigeert mij. We spreken over volwassen, professionele politiemensen. Zij zijn vakmensen en ze hebben de moed om de grootste criminelen aan te pakken. Zouden zij niet durven zeggen wat ze vinden? Waar zijn ze bang voor? Hoe ziet dat afrekenen er uit? Hoeveel slachtoffers zijn er al gevallen? En waarom zijn het altijd bondsvoorzitters die de afrekencultuur te sprake brengen? Biedt de profeet Nathan, waarover Guus Meershoek schrijft, hiervoor de verklaring? Mijn meest urgente conclusie uit het rapport van de NPB is dat het nu de allerhoogste tijd is om af te rekenen met de afrekencultuur. Daarom stel ik voor om binnen het korps een afrekentribunaal op te richten. Achter de groene tafel een bondsbaas, een politiebaas en een ombudsman-achtig iemand. Je wordt voor het tribunaal gedaagd als je een politiemens die een oprechte professionele opvatting bezigt, afrekent. Als blijkt dat je dat inderdaad hebt gedaan, wordt niet die politiemens maar jij, als baas, afgerekend. En dat mdoen we dan kei- en keihard. Zo hard dat niemand ooit nog durft af te rekenen.
Zelfbewust en volwassen
Ik hoop dat dat bijdraagt aan mijn grote droom, over volwassen mcollega’s die gewoon vrijmoedig spreken. Het is de missie van dit Tijdschrift om vrijmoedig spreken te stimuleren. Het zorgt voor een open en professionele cultuur waarin politiemensen samen op zoek zijn naar beter werken. Soms zie je het die kant opgaan. Onlangs was ik bij een uitleg over de stelselherziening geweldsaanwending, iets wat op gang gebracht is door onze oud-korpschef Gerard Bouman. Die nieuwe benadering gaat ervan uit dat geweldstoepassing hoort bij het werk en uiting hoort te zijn van goed politiewerk. Niettemin is geweldstoepassing een uitzonderlijke bevoegdheid, daarom moet de politieman of -vrouw dit altijd verantwoorden bij een chef. Samen hebben zij daarover een professioneel gesprek en daarin stelt de chef vast of het geweld professioneel en binnen de kaders van de ambtsinstructie is toegepast. Als hij dat zo vindt, is het goed; voor die gevallen waarin hij twijfelt, kan hij nader onderzoek vragen.
Ik vind deze nieuwe regeling een erkenning van politiemensen, omdat recht gedaan wordt aan de complexe vakmatige uitdagingen. Daarnaast wordt de chef op waarde gestart. Wat mij het meest aanspreekt is het open en professionele gesprek over wat zich tijdens het incident heeft afgespeeld, waarin het vakmanschap van het handelen wordt besproken. Deze volwassen aanpassing van regelgeving helpt om af te rekenen met de afrekencultuur en stimuleert het goede gesprek.
Ik wens te spreken over zelfbewuste en volwassen politiemensen, die leidinggevenden zien als collega’s die hen willen faciliteren en coachen en ondersteunen om goed werk te doen in plaats van hen af te rekenen. Ook verwachten zij van vakbonden dat die zorgen voor een goede rechtspositie in plaats van dat ze zich profileren als reddende macht die het voor onmondige en bedreigde leden opneemt. Politiemensen staan op eigen benen, denken na over hun werk, spreken vrijuit en zijn er trots op als hun naam daarbij genoemd wordt – ere wie ere toekomt – en zo ontstaat een sfeer van samen verantwoordelijkheid nemen voor de doorontwikkeling van politiewerk. Gelukkig zijn er al heel veel politiemensen die doen wat goed is en gewoon zeggen wat ze vinden. Ik tref ze met grote regelmaat, en ook die verhalen zijn volop op te halen. Daar wordt iedereen beter van.
Geef een reactie